display MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 10 of 819

1–4
Afbeeldingenindex
Overzicht van het interieur (Model met links stuur)
De uitrusting en de montagepositie is al naargelang het model verschillend
Interieuruitrusting (Aanzicht B)
SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-45

Active Driving Display ...................................................................................... pagina 4-43

Klimaatregelsysteem ............................................................................................ pagina 5-2

Achterruitverwarmingsschakelaar ..................................................................... pagina 4-90

Audio-installatie ................................................................................................. pagina 5-20

Handschoenenkast ............................................................................................ pagina 5-173

Versnellingshendel/Keuzehendel ..............................................................pagina 4-54 , 4-58

Commanderschakelaar ....................................................................................... pagina 5-53

Handrem ....................................................................................................pagina 4-95 , 4-96

Drive-keuzeschakelaar ..................................................................................... pagina 4-117

DVD/CD speler .................................................................................................. pagina 5-20

Zekeringenblok (Linkerzijde) ............................................................................ pagina 6-74


Page 14 of 819

1–8
Afbeeldingenindex
Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur)
De uitrusting en de montagepositie is al naargelang het model verschillend
Interieuruitrusting (Aanzicht B)
SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-45

Audio-installatie ................................................................................................. pagina 5-20

Klimaatregelsysteem ............................................................................................ pagina 5-2

Achterruitverwarmingsschakelaar ..................................................................... pagina 4-90

Active Driving Display ...................................................................................... pagina 4-43

Drive-keuzeschakelaar ..................................................................................... pagina 4-117

Handrem ....................................................................................................pagina 4-95 , 4-96

Commanderschakelaar ....................................................................................... pagina 5-53

Versnellingshendel/Keuzehendel ..............................................................pagina 4-54 , 4-58

DVD/CD speler .................................................................................................. pagina 5-20

Handschoenenkast ............................................................................................ pagina 5-173

Zekeringenblok (Linkerzijde) ............................................................................ pagina 6-74


Page 165 of 819

4–1*Bepaalde modellen.4–1
4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen.
Motor start/stop................................... 4-4
Contactschakelaar .......................... 4-4
Starten van de motor ...................... 4-6
Stopzetten van de motor ............... 4-14
i-stop
* ........................................... 4-15
Instrumentengroep en display ......... 4-27
Meters en tellers ........................... 4-27
Multi-informatiedisplay
* .............. 4-37
Active Driving Display * ............... 4-43
Waarschuwings/indicatielampjes ... 4-46
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak .................................. 4-54
Schakelpatroon van de
handgeschakelde
versnellingsbak ............................ 4-54
Automatische transmissie ................. 4-58
Bedieningsorganen van de
automatische transmissie ............. 4-58
Schakelblokkeersysteem .............. 4-59
Schakelstanden ............................. 4-60
Modus voor handbediende
overschakeling ............................. 4-62
Directe modus
* ............................. 4-70
Rijtips ........................................... 4-71 Schakelaars en regelaars .................. 4-72
Verlichtingsregelaar ..................... 4-72
Voormistlichten
* ........................... 4-79
Achtermistlicht *............................ 4-80
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering ....................... 4-82
Voorruitenwissers en
ruitensproeier ............................... 4-83
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
* .............................. 4-88
Koplampsproeier * ......................... 4-89
Achterruitverwarming .................. 4-90
Claxon .......................................... 4-92
Waarschuwingsknipperlichten ..... 4-92
Remmen ............................................. 4-94
Remsysteem ................................. 4-94
Noodstopsignaalsysteem ............ 4-100
Hellingwegrijsysteem (HLA)
* ... 4-100
ABS/TCS/DSC ................................. 4-102
Anti-blokkeer remsysteem
(ABS) ......................................... 4-102
Anti-wielspin regeling (TCS)
* ... 4-103
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC)
* ........................................ 4-104
i-ELOOP .......................................... 4-107
i-ELOOP
* ................................... 4-107
Brandstofverbruikmonitor ............. 4-110
Brandstofverbruikmonitor
* ........ 4-110


Page 185 of 819

4–21
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
De accupolen zijn losgekoppeld
Het is mogelijk dat vlak na het loskoppelen van de accupolen de motor niet meteen
wordt gestopt. Ook als de accu wordt vernieuwd moeten de i-stop functies gecontroleerd
worden. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur.
i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indicatielampje (Groen)
Voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto controleert het i-stop systeem
constant de handelingen van de bestuurder, de omgeving binnen en buiten de auto,
alsmede de bedrijfstoestand van de auto en informeert met behulp van het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indicatielampje (groen) de bestuurder over
diverse voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen.
OPMERKING
Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop
systeem getoond in de brandstofverbruikcontroledisplay.
Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-112 .
i-stop waarschuwingslampje (oranje)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de
motor gestart wordt.
 


 Het lampje gaat branden wanneer de i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het
systeem wordt uitgeschakeld.


Page 191 of 819

4–27
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Meters en tellers
Type A
Type B
Type C
Stuurwielschakelaar (Digitaal type snelheidsmeter)
(Analoog type snelheidsmeter
(Met toerenteller))
(Analoog type snelheidsmeter (Zonder toerenteller))
Bepaalde modellen.
Instrumentengroep
Snelheidsmeter ................................................................................................... pagina 4-28

Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ..................................... pagina 4-28

Toerenteller ........................................................................................................ pagina 4-30

Brandstofmeter ................................................................................................... pagina 4-31

Instrumentenpaneelverlichting ........................................................................... pagina 4-32

Buitentemperatuurdisplay .................................................................................. pagina 4-32

Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar .......................... pagina 4-33

Multi-informatiedisplay ..................................................................................... pagina 4-37

Actief rijden display ........................................................................................... pagina 4-43


Page 192 of 819

4–28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Boordcomputer en INFO schakelaar.................................................................. pagina 4-34

Snelheidseenheidkeuzeschakelaar ..................................................................... pagina 4-28
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
de auto aan.
Snelheidseenheidkeuzeschakelaar
(Type A instrumentengroep) *
In bepaalde landen kan het noodzakelijk
zijn de snelheidseenheden te veranderen
van km/h naar mph (mijlen per uur).
Houd de snelheidseenheidkeuzeschakelaar
gedurende 1,5 seconden of langer
ingedrukt.
De snelheidseenheden voor de
snelheidsmeter zullen veranderen van
km/h naar mph (mijlen per uur).
Snelheidsmeter
Snelheidseenheidkeuzeschakelaar
Kilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Door het indrukken van de
keuzeschakelaar kan de displayaanduiding
beurtelings veranderd worden van
kilometerteller naar dagteller A naar
dagteller B en vervolgens terug naar
kilometerteller wanneer een van deze
wordt getoond. De gekozen functie zal dan
op de display worden aangegeven.
Type A/Type B
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar
Druk op de
keuzeschakelaar Kilometerteller
Dagteller A
Dagteller BKeuzeschakelaar


Page 193 of 819

4–29
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Ty p e C
Keuzeschakelaar
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar
Druk op de
keuzeschakelaar
Kilometerteller
Dagteller A
Dagteller B
OPMERKING
Wanneer het contact op ACC of uit
gezet wordt, kunnen de kilometerteller
of dagtellers niet getoond worden,
echter in de volgende gevallen kunnen
gedurende een periode van ongeveer
10 minuten door het indrukken van de
keuzeschakelaar de dagtellers onbedoeld
overgeschakeld of op nul teruggesteld
worden:
 
 Nadat het contact vanuit ON op uit is
gezet.
  Nadat het bestuurdersportier geopend
is.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De dagteller registreert de totale afgelegde
afstand van twee ritten. De ene rit wordt
geregistreerd in dagteller A en de andere in
dagteller B.
Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.
Wanneer dagteller A wordt gekozen, zal
wanneer de keuzeschakelaar binnen één
seconde opnieuw wordt ingedrukt naar
dagteller B overgeschakeld worden.
Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.
De dagteller registreert de totale door
de auto afgelegde afstand, totdat de
meter weer op nul teruggesteld wordt.
Zet de meter terug op “0.0” door de
keuzeschakelaar één seconde of langer
ingedrukt te houden. Gebruik deze meter
voor het meten van reisafstanden en voor
het berekenen van het brandstofverbruik.


Page 194 of 819

4–30
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
 (Voertuigen met type C/type D
audio)
 Als de brandstofverbruikgegevens
worden teruggesteld met behulp
van de brandstofverbruikmonitor,
of dagteller A wordt teruggesteld
met behulp van de dagteller
wanneer de functie die de
brandstofverbruikmonitor
aan de dagteller koppelt is
ingeschakeld, worden de
brandstofverbruikgegevens en
dagteller A gelijktijdig teruggesteld.
 Zie Brandstofverbruikmonitor op
pagina 4-110 .
  Enkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
  De registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
 


 De stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
 


 De gereden afstand 9999,9 km
overschrijdt.
Toerenteller *
De toerenteller geeft het motortoerental
in duizenden omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van
de toerentalmeter in de RODE ZONE
draaien.
Dit kan ernstige motorschade tot gevolg
hebben.
Ty p e A
*1Het bereik varieert afhankelijk van het
type meter.*
1Gestreepte zone
*1Rode zone
Ty p e B
*1 Het bereik varieert afhankelijk van het
type meter.*1
Gestreepte zone
*1
Rode zone


Page 195 of 819

4–31
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller in
de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden alvorens
de naald in de RODE ZONE komt.
Brandstofmeter (Zonder multi-
informatiedisplay)
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende hoeveelheid
brandstof aan wanneer het contact op ON
wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank
voor meer dan 1/4 gevuld te houden.
Ty p e A
Vo l
1/4 Vol
Leeg
Ty p e C
Vo l
1/4 Vol
Leeg
Als het waarschuwingslampje voor
laag brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina
4-46.
OPMERKING
  Na het bijtanken van brandstof
kan het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of
in bochten de indicator afwijken
als gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
  De display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
  De richting van de pijl ( ) geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.


Page 196 of 819

4–32
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
(SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien
of afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
Instrumentenpaneelverlichting
Wanneer het contact op ON staat en de
positielampen worden ingeschakeld,
wordt de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting gedimd.
OPMERKING
Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-72 .
De helderheid van de instrumentengroep
en de instrumentenpaneelverlichtingen
kunnen afgesteld worden door het draaien
van de knop.
 


 Door de knop naar links te draaien,
neemt de helderheid af. Wanneer de
knop naar de maximale dimstand is
gedraaid, klinkt er een pieptoon.
 


 Door de knop naar rechts te draaien,
neemt de helderheid toe.
Gedimd
Helder
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Wanneer het contact op ON staat en de
instrumentengroep gedimd wordt, kan
de verlichtingsdimmer uitgeschakeld
worden door de knop van de
instrumentenpaneelverlichting naar rechts
te draaien totdat er een pieptoon klinkt. Als
de zichtbaarheid van de instrumentengroep
als gevolg van lichtinval van buiten
is verminderd, de verlichtingsdimmer
uitschakelen.
OPMERKING
  Wanneer de verlichtingsdimmer
is uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd
worden als de positielampen zijn
ingeschakeld.
  Wanneer de verlichtingsdimmer
wordt uitgeschakeld, schakelt het
scherm in de middendisplay over
naar de constante weergave van het
dagscherm.
Buitentemperatuurdisplay (Zonder
multi-informatiedisplay)*
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 180 next >