ESP MAZDA MODEL 6 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 190 of 841

Stopzetten van de motor
WAARSCHUWING
De motor niet tijdens het rijden
stopzetten:
Het tijdens het rijden stopzetten van de
motor om een andere reden dan in een
noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de
motor tijdens het rijden wordt
stopgezet heeft dit door het verlies van
de rembekrachtiging een vermindering
van remvermogen tot gevolg wat een
ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Schakel over naar de neutraalstand.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in de stand P.
3. Druk op de startdrukknop om de motor
stop te zetten. De contactstand is uit.
OPGELET
Zorg er voor dat wanneer u de auto
achterlaat de startdrukknop op uit gezet
is.
OPMERKING
l(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Het is mogelijk dat de koelventilator
in de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit ON
op OFF gezet is gaat draaien,
ongeacht of de airconditioning aan of
uit is, voor het snel koelen van de
motorruimte.
lAls het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact
van ON op ACC of OFF wordt
gezet, wordt het volgende
aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar
wordt.
Zie Vernieuwen van de sleutelbatterij
op pagina 6-43.
(Voertuig uitgerust met type A
*1
instrumentengroep)
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
*1 Zie Type A type op pagina 4-40.
(Voertuig uitgerust met type B
*2
instrumentengroep)
Het KEY indikatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
*2 Zie Type B type op pagina 4-46.
l(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl
de keuzehendel in een andere stand
dan P staat, zal het contact
overschakelen naar ACC.
4-12
Tijdens het rijden
Motor start/stop

Page 239 of 841

Voorpassagierszitting
Hetveiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt is (alleen wanneer de
voorpassagierszitting bezet is) en de
snelheid van de auto hoger is dan
ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
er een zoemtoon gegeven. Na een korte
tijd stopt het waarschuwingslampje met
knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel
niet aangegespt blijft, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd
geactiveerd.De zoemtoon stopt niet totdat de
veiligheidsgordel wordt aangegespt of een
bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de
rijsnelheid afneemt tot minder dan 20
km/h.
OPMERKING
lAls de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt wordt nadat de zoemtoon
gestopt is (waarschuwingslampje
blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en
wordt de zoemtoon opnieuw
geactiveerd.
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-61

Page 244 of 841

Waarschuwingslampje knippert
Als het bandenspanningcontrolesysteem
defect is, gaat het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het
contact op ON gezet wordt en vervolgens
continu branden. Laat uw auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur controleren.
qKEY waarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje (Rood)/
indikatielampje (Groen)
Type A
“Storing in Keyless systeem”wordt
getoond
Dit bericht wordt getoond als er een
probleem is met de geavanceerde
afstandbediende portiervergrendeling &
startdrukknopsysteem.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
OPGELET
Als bovenstaand bericht wordt
aangegeven of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, bestaat de kans dat de motor
niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met
behulp van de noodprocedure voor het
starten van de motor en de auto zo
spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur laten inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van
de motor op pagina 4-11.
“Zet contactslot op UIT”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend zonder
het contact uit te zetten.
“Sleutel niet gevonden”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lHet contact wordt aan gezet
lAlle portieren zijn gesloten zonder dat
het contact is uitgezet
4-66
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display

Page 245 of 841

“Houd sleutel tegen startknop”wordt
aangegeven
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lRempedaal wordt ingetrapt met het
contact uitgeschakeld
“Sleutelbatterij bijna leeg”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
resterende batterijvermogen van de sleutel
laag is en het contact van aan op uit gezet
wordt.
OPMERKING
Aangezien de sleutel gebruik maakt van
radiogolven van lage intensiteit, bestaat
de kans dat de Sleutel-uit-auto-
verwijderd waarschuwing geactiveerd
wordt als de sleutel samen met een
metalen voorwerp wordt meegedragen
of als deze op een plaats met slechte
signaalontvangst bewaard wordt.
Type B
Dit indikatielampje heeft twee kleuren.
KEY waarschuwingslampje (Rood)
Wanneer het lampje brandt
In het geval van een defect in het
afstandbediende
portiervergrendelingssysteem, gaat het
lampje continu branden.
OPGELET
Als het sleutelwaarschuwingslampje
brandt of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, bestaat de kans dat de motor
niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met
behulp van de noodprocedure voor het
starten van de motor en de auto zo
spoedig mogelijk door een officiële
Mazda reparateur inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van
de motor op pagina 4-11.
Wanneer het lampje knippert
lIn de volgende gevallen gaat het KEY
waarschuwingslampje (rood) knipperen
om de bestuurder op de hoogte te
stellen dat het contact niet vanuit uit
aangezet kan worden.
lDe sleutelbatterij is uitgeput.lDe sleutel bevindt zich buiten het
werkingsbereik.
lDe sleutel bevindt zich op plaatsen
waar het moeilijk is voor het
systeem het signaal te ontvangen
(pagina 3-9).
lEr bevindt zich een sleutel van een
andere fabrikant in het
werkingsbereik die op de sleutel
lijkt.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-67

Page 284 of 841

qDrie-knipperingen richtingaanwijzer
Duw voor het aangeven van een
rijbaanverandering de
richtingaanwijzerhendel een weinig
omhoog of omlaag en laat de hendel los.
Nadat de hendel is losgelaten knippert de
richtingaanwijzer driemaal.
De werking kan geannuleerd worden door
de hendel in de tegenovergestelde richting
waarin deze werd bediend te bewegen.
OPMERKING
De functie van de drie-knipperingen
richtingaanwijzer kan overgeschakeld
worden naar geactiveerd/niet-
geactiveerd met gebruik van de
gebruikersinstellingenfunctie.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Het contact moet op ON staan.
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het
reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in
plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend
ruitensproeiervloeistof gemengd met
anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van
ruitensproeiervloeistof zonder anti-
vries bescherming bij temperaturen
onder het vriespunt is gevaarlijk,
aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan
belemmeren waardoor een ongeluk
veroorzaakt kan worden.
Zorg er bovendien voor dat de voorruit
voldoende is opgewarmd met behulp
van de voorruitontwaseming alvorens
ruitensproeiervloeistof te sproeien.
4-106
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars

Page 286 of 841

OPMERKING
Naarmate de rijsnelheid toeneemt,
wordt de interval korter.
Met automatische ruitenwisserregeling
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Automatische regeling
Lage snelheid
Hoge snelheid
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit (uit―interval―lage
snelheid―hoge snelheid).De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
4-108
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars

Page 289 of 841

Achterruitenwisser en
ruitensproeier
í
Het contact moet op ON staan.
qAchterruitenwisser
Schakel de ruitenwisser in door het
draaien van de achterruitenwisser/
ruitensproeier schakelaar.
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Intervalwerking
Normaal
qAchterruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
achterruitenwisser/ruitensproeier
schakelaar naar de stand
draaien. Na
het loslaten van de schakelaar, zal de
ruitensproeier stoppen.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-34).
Is dit in orde en de ruitensproeier werkt
nog steeds niet, raadpleeg dan een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
Koplampsproeierí
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld
is, zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel herhaalde
malen tweemaal naar u toe totdat de
sproeiervloeistof naar buiten sproeit.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-111íBepaalde modellen.

Page 303 of 841

Dynamische
stabiliteitsregeling (DSC)
De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC)
regelt automatisch het remvermogen en
het motorkoppel in samenhang met
systemen zoals ABS en TCS voor de
regeling van de zijslip tijdens het rijden
op een glad wegdek of bij het maken van
plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor
een verbetering van de veiligheid.
Zie ABS (pagina 4-123) en TCS (pagina
4-124).
De DSC regeling functioneert bij
snelheden hoger dan 20 km/h.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
WAARSCHUWING
De Dynamische stabiliteitsregeling
mag niet beschouwd worden als
remedie voor onveilige rijtechnieken:
De Dynamische Stabiliteitsregeling
(DSC) biedt geen vrijwaring tegen
onveilig of roekeloos rijgedrag,
buitensporig hoge snelheden,
bumperkleven (het te dicht achter een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(tengevolge van een laag water op het
wegdek wordt de wrijvingskracht van
de banden verminderd). Ongelukken
blijven dan nog steeds mogelijk.
OPGELET
lWanneer de volgende punten niet in
acht worden genomen bestaat de
kans dat het DSC systeem niet
correct werkt:
lGebruik banden van de juiste
maat die voor uw Mazda zijn
gespecificeerd op alle vier wielen.
lGebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en profielpatroon
op alle vier wielen.
lNiet tezamen gebruiken met
versleten banden.
lHet is mogelijk dat het DSC systeem
niet correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt of
wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van
de band verandert.
qDSC OFF schakelaar
Druk op de DSC OFF schakelaar om het
TCS/DSC systeem uit te schakelen. Het
DSC OFF indikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden.
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC
4-125

Page 308 of 841

Brandstofverbruikmonitor
Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en
de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in
de display.
Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de
totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond.
1. Selecteer het
pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm.
2. Selecteer de“Brandstofverbruikmonitor”.
3. Bedien de commanderschakelaar of raak het scherm aan voor het tonen van het menu.
OPMERKING
Wanneer het menu wordt getoond door aanraking van het scherm, wordt de display
automatisch na 6 seconden verborgen.
4. Selecteer het pictogram in het menu en voer de bediening uit. Het gebruik van de
pictogrammen is als volgt:
Indikatie op display Bedrijfstoestand
Verbergt de menudisplay.
Keert terug naar het toepassingenscherm.
Schakelt de brandstofverbruikmonitor over in de
volgorde van bedrijfstoestand, brandstofverbruik en
energiezuinigheid
Stelt de brandstofverbruikgegevens terug.
Toont het volgende instelscherm.
lEinddisplay in-/uitschakelen
lIn-/uitschakelen van de functie die het terugstellen van
de brandstofverbruikgegevens koppelt aan de dagteller
(Dagteller A)
OPMERKING
Nadat het contact vanuit ON op OFF is gezet, verandert het
brandstofverbruikmonitorscherm naar het oorspronkelijke
brandstofverbruikmonitorscherm wanneer het contact de volgende keer op ON gezet
wordt.
4-130
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor

Page 312 of 841

qEnergiebesparingsdisplay
De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond.
Indikatie op display Bedrijfstoestand
Met i-ELOOP systeem
De bladgrafiek groeit al naargelang de hoeveelheid CO2uitstoot die door de werking van het systeem wordt
gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid bladgroei
wordt aangegeven in termen van het aantal boomgrafieken.
Toont de totale rijafstand die door de werking van de
i-stop functie verlengd kon worden.
Toont het percentage van tijd dat de auto door de
werking van de i-stop functie is stopgezet in vergelijking tot
de totale hoeveelheid tijd dat de auto is stopgezet.
Toont de hoeveelheid tijd dat de i-stop functie heeft
gefunctioneerd.
Toont de totale hoeveelheid tijd dat de auto is stopgezet.
qBrandstofverbruikdisplay
Informatie betreffende het brandstofverbruik wordt getoond.
Indikatie op display Bedrijfstoestand
Toont het brandstofverbruik gedurende de laatste 60
minuten.
lToont het brandstofverbruik elke minuut gedurende de
laatste 1 tot 10 minuten.
lToont het brandstofverbruik elke 10 minuten gedurende
de laatste 10 tot 60 minuten.
Toont het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste
5 terugstellingen en na de huidige terugstelling.
Berekent het gemiddelde brandstofverbruik elke minuut
na het begin van een rit en toont dit op de display.
OPMERKING
lDe brandstofverbruikgegevens kunnen worden teruggesteld aan de hand van de
volgende procedure:
lDruk op de terugstelschakelaar op het menuscherm.lWanneer de functie die de brandstofverbruikmonitor koppelt aan de dagteller is
ingeschakeld, dagteller A van de dagteller terugstellen.
lWis de informatie van het gemiddelde brandstofverbruik die wordt getoond in de
boordcomputer.
lNa het terugstellen van de brandstofverbruikgegevens wordt“–-”getoond terwijl het
gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend.
4-134
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 140 next >