ECO mode MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 33 of 842

2–10
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
Rijpositiegeheugen *
De gewenste rijpositie kan na het
programmeren van de positie opgeroepen
worden.
De volgende rijposities kunnen
geprogrammeerd worden.
 


 Bestuurdersstoelpositie
(zittingverstelling, hoogteafstelling,
voorste uiteinde van zitkussen,
rugleuningverstelling)
  Zie Gebruik van de zittingen op pagina
2-6 .
 


 Active Driving Display (displaypositie,
helderheidsniveau, displayinformatie)
  Zie Active Driving Display op pagina
4-50 .

OPGELET
Plaats geen vingers of handen rondom
de onderzijde van de zitting terwijl de
zittinggeheugenfunctie in werking is.
De zitting beweegt automatisch terwijl
de zittinggeheugenfunctie in werking
is waardoor vingers of handen beklemd
kunnen raken en letsel kan ontstaan.

SET toets

De rijpositie kan geprogrammeerd of
bediend worden met behulp van de toetsen
aan de zijkant van de stoel of de sleutel.
OPMERKING
  Afzonderlijke zittingposities
kunnen geprogrammeerd worden
onder de twee beschikbare
programmeertoetsen aan de
zijde van de bestuurdersstoel,
plus één zittingpositie voor elke
geregistreerde sleutel.
  Als de auto in onderhoud is
geweest en de accukabels
werden losgekoppeld, zullen de
geprogrammeerde zittingposities
gewist zijn. Herprogrammeer de
zittingposities.
Programmering
1. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
2. (Automatische transmissie)
Controleer dat de keuzehendel in de
stand P staat.
3. Start de motor.
4. Stel de stoel en de Active Driving
Display af in de gewenste rijpositie.
5. Druk op de SET toets op de zitting
totdat u eenmaal een pieptoon hoort.
6. Maak binnen 5 seconden na het
voltooien van stap 5 hierboven een van
de volgende instellingen:
 

 
 Programmeren met behulp van een
toets aan de zijkant van de stoel

 Druk op de toets die u wilt
programmeren, toets 1 of 2, totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.
 

 
 Programmeren met behulp van de
sleutel

 Druk op de sleutel toets totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.



Page 48 of 842

2–25
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
*Bepaalde modellen.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet is
vastgemaakt, wordt de inzittende door een
waarschuwingslampje of een zoemtoon
gewaarschuwd.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-50 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel op pagina 7-58 .

Veiligheidsgordelindicatielampje
(achterzitting) (groen)
*


Het lampje gaat branden wanneer het
contact op ON wordt gezet en een
veiligheidsgordel van de achterzitting
is vastgemaakt en gaat vervolgens na
ongeveer 30 seconden uit.
Systeem van voorspanners
van veiligheidsgordels
van voorzitting en
begrenzingsysteem
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel
en de voorpassagierszitting uitgerust met
voorspanner- en begrenzingsystemen.
Om deze beide systemen correct te
kunnen laten functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.

Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-63 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-54 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-57 .


Page 51 of 842

2–28
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje
Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor
kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken.
Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de
UNECE
*1 44 bepaling. Neem contact op met een of¿ ciële Mazda dealer in het geval u een
origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Controleer uw plaatselijke, landelijke of provinciale wetgeving voor speci¿ eke bepalingen
betreffende de veiligheid van kinderen die in uw auto meerijden.

*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United
Nations Economic Commission for Europe).


Houd bij het selecteren van een kinderzitje rekening met de leeftijd en de grootte van het
kind en let erop dat het kinderzitje voldoet aan de geldende bepalingen. Volg de bij het
kinderzitje behorende instructies.

Een kind dat te groot is voor kinderzitjes dient op de achterzitting plaats te nemen en
gebruik te maken van de veiligheidsgordels.

Het kinderzitje dient op de achterzitting geïnstalleerd te worden.
Statistieken bevestigen dat de achterzitting de beste plaats is voor alle kinderen tot een
leeftijd van 12 jaar. Dit geldt des te meer wanneer de auto uitgerust is met een aanvullend
beveiligingssysteem (airbags).

Een achterwaarts gericht kinderzitje mag NOOIT op de voorpassagierszitting worden
gebruikt wanneer het airbagsysteem ingeschakeld is. De voorpassagierszitting komt ook
voor andere soorten kinderzitjes het minst in aanmerking.

Bij sommige modellen is er een deactiveringsschakelaar aangebracht die de activering
van de voorpassagiersairbag uitschakelt. Schakel de voorpassagiersairbag niet uit zonder
“Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag” te lezen (pagina 2-55 ).


Page 95 of 842

3–6
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
OPMERKING
  (Europees model)  De koplampen worden in-/
uitgeschakeld door bediening van
de zender. Zie Vertrekverlichting op
pagina 4-86 .
  (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 De waarschuwingsknipperlichten
knipperen wanneer het anti-
diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht of
uitgeschakeld wordt.
 Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Met inbraaksensor) op pagina
3-59 .
 Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Zonder inbraaksensor) op pagina
3-64 .
  (Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie
(Europese modellen))
 De instelling kan zodanig veranderd
worden dat een pieptoon hoorbaar
wordt voor bevestiging wanneer
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel met behulp van de sleutel
vergrendeld/ontgrendeld worden.
 (Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie
(Behalve Europese modellen))
 Er kan een pieptoon klinken voor
bevestiging wanneer de portieren
en de achterklep/het kofferdeksel
vergrendeld/ontgrendeld worden
met behulp van de sleutel. Indien
gewenst, kan de zoemtoon worden
uitgeschakeld.
 Het volume van de zoemtoon kan
eveneens veranderd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
OPMERKING
 Verander de instelling aan de hand
van de volgende procedure.
1. Schakel het contact uit en sluit
alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Houd binnen 30 seconden na het
openen van het bestuurdersportier
de LOCK toets op de sleutel
gedurende tenminste 5 seconden
ingedrukt.
Alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel worden vergrendeld
en de pieptoon klinkt met het
huidige ingestelde volume. De
instelling verandert telkens
wanneer de LOCK toets op de
sleutel wordt ingedrukt en de
pieptoon klinkt met het ingestelde
volume. (Als pieptoon-uit de
actieve instelling is, zal de
pieptoon niet klinken.)
4. Voer een van onderstaande
handelingen uit om de verandering
van de instelling te voltooien:




 Wanneer het contact op ACC of
ON wordt gezet.
 


 Sluiten van het
bestuurdersportier.
 


 Openen van de achterklep/het
kofferdeksel.
 


 Wanneer de sleutel gedurende
10 seconden niet wordt gebruikt.
 


 Indrukken van een willekeurige
toets behalve de LOCK toets op
de sleutel.
 


 Indrukken van een
verzoekschakelaar.

Wanneer de toetsen worden ingedrukt,
gaat het bedrijfsindicatielampje knipperen.


Page 96 of 842

3–7
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
Vergrendeltoets
Druk voor het vergrendelen van
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel op de vergrendeltoets en
de waarschuwingsknipperlichten zullen
eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie (Behalve
Europese modellen))
Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven.


OPMERKING
  De portieren en de achterklep/het
kofferdeksel kunnen niet vergrendeld
worden door het indrukken van
de vergrendeltoets terwijl een
ander portier open staat. De
waarschuwingsknipperlichten zullen
eveneens niet knipperen.
  Wanneer de sleutel uit de auto
wordt verwijderd, alle portieren
gesloten worden en de LOCK
toets op de sleutel wordt ingedrukt
terwijl de i-stop functie in werking
is (motor is stopgezet), zal het
contact uitgeschakeld worden en
zullen alle portieren vergrendeld
worden (stuurwiel wordt eveneens
vergrendeld).
 Zie i-stop op pagina 4-15 .   Controleer of na het indrukken van de
toets alle portieren en de achterklep/
het kofferdeksel vergrendeld zijn.
  (Met dubbel
portiervergrendelingssysteem)
 Door de vergrendeltoets
binnen 3 seconden tweemaal
in te drukken wordt het dubbel
portiervergrendelingssysteem
geactiveerd.
 Zie Dubbel
portiervergrendelingssysteem op
pagina 3-16 .

 (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de sleutel terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten eenmaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem in staat van paraatheid is.


Page 97 of 842

3–8
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
Ontgrendeltoets
Druk voor het ontgrendelen van
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel op de ontgrendeltoets en
de waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie (Behalve
Europese modellen))
Er wordt tweemaal een pieptoon gegeven.


OPMERKING
  (Automatische
hervergrendelfunctie)
 Na het ontgrendelen met behulp
van de sleutel, zullen alle portieren
en de achterklep/het kofferdeksel
automatisch vergrendeld worden als
een van de volgende handelingen
niet binnen ongeveer 30 seconden
wordt uitgevoerd. Als uw auto
uitgerust is met een anti-diefstal
beveiligingssysteem, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
knipperen bij wijze van bevestiging.
 De tijd die nodig is om de portieren
automatisch te vergrendelen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
 


 Een portier of de achterklep/het
kofferdeksel wordt geopend.
 


 Het contact in een andere stand dan
uit wordt gezet.
 
 (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de sleutel terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
tweemaal knipperen om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.


Page 98 of 842

3–9
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
*Bepaalde modellen.
Kofferdekseltoets (Sedan)
Houd voor het openen van het kofferdeksel
de kofferdekseltoets ingedrukt totdat het
kofferdeksel geopend wordt.

Type A Type B

Annuleertoets van inbraaksensor
*
Druk voor het annuleren van de
inbraaksensor (onderdeel van het anti-
diefstal beveiligingssysteem) binnen
20 seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets op de annuleertoets van de
inbraaksensor en de waarschuwingslichten
zullen driemaal knipperen.
Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem op
pagina 3-59 .


Werkingsbereik
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Starten van de motor
OPMERKING
  De kans bestaat dat de motor gestart
kan worden als de sleutel zich buiten
de auto bevindt en buitengewoon
dichtbij een portier of raam wordt
gehouden, echter de motor altijd
vanaf de bestuurdersstoel starten.
 Als de auto gestart wordt en de
sleutel bevindt zich niet in de auto,
zal de auto niet opnieuw starten
nadat deze is stopgezet en wordt het
contact op uit gezet.
  De bagageruimte/kofferruimte
valt buiten het verzekerde
werkingsbereik, echter als bediening
van de sleutel (zender) mogelijk is
kan de motor gestart worden.


Page 104 of 842

3–15
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  Zet de motor altijd stop en sluit
de portieren. Laat bovendien ter
voorkoming van diefstal nooit
waardevolle voorwerpen in het
interieur achter.
  Als de sleutel op de volgende plaatsen
is achtergelaten en u de auto verlaat,
bestaat de kans dat de portieren
afhankelijk van de condities van de
radiogolven vergrendeld worden, ook
als de sleutel in de auto is achtergelaten.
 


 Rondom het instrumentenpaneel



 In een opbergvak zoals de
handschoenenkast of de
middenconsole
 


 Op de hoedenplank (sedan)



 Vlakbij communicatieapparatuur
zoals een mobiele telefoon

 De buitensluitingpreventiefunctie
voorkomt dat u uwzelf uit de auto
kunt buitensluiten.
 (Europees model)  Alle portieren en de achterklep/
het kofferdeksel zullen automatisch
ontgrendeld worden als deze
vergrendeld worden met behulp van
de centrale portiervergrendeling
wanneer een van de portieren
geopend is.
 Als alle portieren gesloten zijn
zullen alle portieren vergrendeld
worden, alhoewel de achterklep/het
kofferdeksel open staat.
 (Behalve Europese modellen)  Alle portieren en de achterklep/
het kofferdeksel zullen automatisch
ontgrendeld worden als deze
vergrendeld worden met behulp van
de centrale portiervergrendeling
wanneer een van de portieren of de
achterklep geopend is.
OPMERKING
 

 (Portierontgrendel(regel)systeem
met collisiedetectie) *  Dit systeem ontgrendelt automatisch
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel in het geval de auto
bij een ongeluk is betrokken om
de passagiers in staat te stellen het
voertuig onmiddellijk te verlaten
en te voorkomen dat zij binnenin
opgesloten raken. In het geval
de auto een botsing te verwerken
krijgt die krachtig genoeg is om
de airbags op te blazen en het
contact is ingeschakeld, worden
ongeveer 6 seconden na het tijdstip
van het ongeval alle portieren en
de achterklep/het kofferdeksel
automatisch ontgrendeld.
 Het is mogelijk dat de portieren
en de achterklep/het kofferdeksel
niet ontgrendelen afhankelijk van
hoe de botsing wordt opgevangen,
de kracht van de botsing en andere
omstandigheden die zich bij het
ongeval voordoen.
 Als systemen die verband houden
met de portieren of de accu defect
zijn geraakt, zullen de portieren en
de achterklep/het kofferdeksel niet
ontgrendelen.


Page 106 of 842

3–17
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
*Bepaalde modellen.
Activeren van het systeem
1. Sluit alle ramen en het schuifdak
* .
2. Zet het contact op uit en neem de
sleutel met u mee.
3. Sluit alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel.
4. Steek de hulpsleutel in het
bestuurdersportier, draai de
hulpsleutel naar de vergrendelstand
en draai deze naar de middenpositie
terug. Vervolgens de sleutel binnen
3 seconden nogmaals naar de
vergrendelstand draaien.


Vergrendelstand
Middenpositie

OPMERKING
  U kunt het systeem ook activeren
door de vergrendeltoets op de zender
binnen 3 seconden tweemaal in te
drukken.
  (Met geavanceerde
afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
 U kunt het systeem ook activeren
door de verzoekschakelaar binnen 3
seconden tweemaal in te drukken.
5. Het indicatielampje gaat gedurende
ongeveer 3 seconden branden om aan
te geven dat het systeem geactiveerd is.



OPMERKING
Het systeem kan niet worden
geactiveerd wanneer een van de
portieren of de achterklep open is.
Buiten werking stellen van het systeem
Ontgrendel het bestuurdersportier of zet
het contact op ON.
OPMERKING
Als de stroomvoorziening is
onderbroken (zekering is doorgesmolten
of de accu is losgekoppeld), kan het
systeem enkel buiten werking gesteld
worden door een van de portieren met
de hulpsleutel te ontgrendelen.


Page 108 of 842

3–19
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
OPMERKING
  Kijk of alle portieren en de
achterklep/het kofferdeksel goed
vergrendeld zijn.
 Beweeg de achterklep/het
kofferdeksel even op en neer zonder
de elektrisch bediende achterklep-/
kofferdekselopener in te drukken
om te controleren of de achterklep/
het kofferdeksel niet open is blijven
staan.
  Alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel kunnen niet vergrendeld
worden wanneer een van de portieren
geopend is.
  Na het indrukken van de
verzoekschakelaar kan het enkele
seconden duren voordat de portieren
ontgrendeld worden.
  (Europees model)  De instelling kan zodanig veranderd
worden dat een pieptoon hoorbaar
wordt voor bevestiging wanneer
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel met behulp van een
verzoekschakelaar vergrendeld/
ontgrendeld worden.
 (Behalve Europese modellen)  Er wordt een zoemtoon gegeven voor
bevestiging wanneer de portieren
en de achterklep/het kofferdeksel
vergrendeld/ontgrendeld worden met
behulp van de verzoekschakelaar.
Indien gewenst, kan de zoemtoon
worden uitgeschakeld.
 Het volume van de zoemtoon kan
eveneens veranderd worden. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
OPMERKING
  Verander de instelling aan de hand
van de volgende procedure.
1. Schakel het contact uit en sluit
alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Houd binnen 30 seconden na het
openen van het bestuurdersportier
de LOCK toets op de sleutel
gedurende tenminste 5 seconden
ingedrukt.
Alle portieren en de achterklep/het
kofferdeksel worden vergrendeld
en de pieptoon klinkt met het
huidige ingestelde volume. De
instelling verandert telkens
wanneer de LOCK toets op de
sleutel wordt ingedrukt en de
pieptoon klinkt met het ingestelde
volume. (Als pieptoon-uit de
actieve instelling is, zal de
pieptoon niet klinken.)
4. Voer een van onderstaande
handelingen uit om de verandering
van de instelling te voltooien:
 


 Wanneer het contact op ACC of
ON wordt gezet.
 


 Sluiten van het
bestuurdersportier.
 


 Openen van de achterklep/het
kofferdeksel.
 


 Wanneer de sleutel gedurende
10 seconden niet wordt
gebruikt.
 


 Indrukken van een willekeurige
toets behalve de LOCK toets op
de sleutel.
 


 Indrukken van een
verzoekschakelaar.


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 50 next >