ESP MAZDA MODEL 6 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 495 of 991

¾Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)
¾Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)
¾Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
¾Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)
¾Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
xIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
xDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
xU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
xDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
xIJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
xVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
xBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
xDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
xEr bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
xBij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
xIn- of uitrijden van een tunnel.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 497 of 991

xWaarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) (oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van hoge
temperaturen, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera
(FSC) tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een defect. Laat het gedeelte rondom de vooruitrijcamera (FSC) afkoelen
door bijvoorbeeld het inschakelen van de airconditioning.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xWaarschuwingsindicatie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC
met Stop & Go-functie)
xWaarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) (oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is, worden de
systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk stopgezet en
gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xWaarschuwingsindicatie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC
met Stop & Go-functie)
xWaarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) (oranje)
xAls er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een officiële Mazda reparateur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 498 of 991

x(Met geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS))
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
xDe lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.
xContouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:
xEr lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.
xEen voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.
xEen voetganger is gehurkt, zit of ligt.
xEen voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.
xEen voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
xEen voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk te
onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de kleur van
de achtergrond.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 500 of 991

¾Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij
het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de radarsensor
(voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
¾De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een officiële Mazda reparateur.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
xDe radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door
een canvaszeil is afgedekt, voertuigen
met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
xVoorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
xHet uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
xWanneer de kofferruimte/
bagageruimte beladen is met zware
voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
xIJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
xTijdens slechte
weersomstandigheden, zoals regen,
sneeuw of zandstormen.
xBij het rijden in de buurt van
faciliteiten of objecten die krachtige
radiogolven uitzenden.
xOnder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
xHet begin en het einde van een bocht.
xContinu bochtige wegen.
xWegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
xHet voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
xHet voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
xWegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
xRijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
xDe afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
xEen voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 501 of 991

xGebruik om onjuiste werking van het
systeem te voorkomen banden van
dezelfde voorgeschreven maat,
fabrikant, merk en profiel op alle
4 wielen. Bovendien geen banden met
duidelijk zichtbaar verschillende
slijtagepatronen of bandenspanningen
op dezelfde auto gebruiken (inclusief
het noodreservewiel).
xAls de accucapaciteit zwak is, bestaat
de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
xBij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
radarsensor (voor) om te bespeuren,
bestaat de kans dat “Radar voor
geblokkeerd” tijdelijk wordt getoond.
Dit duidt echter niet op een probleem.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan
de betreffende radiogolfbepalingen van
het land waarin met de auto wordt
gereden. Als de auto in het buitenland
wordt gebruikt, is er mogelijk
goedkeuring vereist van het land
waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 503 of 991

xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
xStilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen, fietsen,
voetgangers, dieren en winkelwagens.
xVoertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
xBij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren (achter)
naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren als de richting
van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
xRaadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor
reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
xSchakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals
een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 513 of 991

23*(/(7
¾Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand
gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt
aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van het
bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen in
het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het vervangen
of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het TPMS systeem
juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat na het vervangen of
verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel leegloopt
of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJFRQWUROHV\VWHHP


Page 537 of 991

xAfhankelijk van de soort hindernis en de omgevingsomstandigheden kan het
detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de
hindernissen niet kunnen opsporen.
xHet is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt:
xWanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht (wanneer
dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
xWanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het systeem
weer normaal).
xWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.
xWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.
xWanneer de auto buitengewoon scheef staat.
xOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.
xWanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met gras
bedekte wegen wordt gereden.
xAlles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van een
andere auto, het motorgeluid van een motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
xWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
xWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
xWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.
xWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.
xHindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Obstakels die lager zijn
dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel gedetecteerd maar
worden naarmate de auto deze dichter nadert niet meer gedetecteerd.
xHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet worden gedetecteerd:
xDunne voorwerpen zoals kabel of touw
xMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw
xHoekvormige voorwerpen
xBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde
xKleine, korte voorwerpen
xLaat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.
x(Met voorste sensor en voorste hoeksensor)
Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon niet werkt of als het
indicatielampje niet brandt wanneer de parkeerhulpsensorsschakelaar wordt
ingeschakeld. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP


Page 554 of 991

$&VFKDNHODDU
'RRUKHWLQGUXNNHQYDQGH$&VFKDNHODDU
WHUZLMOGH$872VFKDNHODDULV
LQJHVFKDNHOGZRUGWGHDLUFRQGLWLRQLQJ
XLWJHVFKDNHOG NRHOLQJ
RQWYRFKWLJLQJVIXQFWLHV 
'HDDQXLWYDQGHDLUFRQGLWLRQLQJZLVVHOW
WHONHQVZDQQHHUGH$&VFKDNHODDUZRUGW
LQJHGUXNW
9HUDQGHUWDOVYROJWWHONHQVZDQQHHUGH
$&VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW
$&:$&(&2:6WRS
OPMERKING
xDe airconditioning werkt wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt, ook als
de airco uit is.
xDe A/C ECO functie is bedoeld voor een
energiebesparend gebruik van het
klimaatregelsysteem. “A/C ECO” wordt
getoond om aan te geven dat het
klimaatregelsysteem optimaal is
ingesteld.
xWanneer de buitentemperatuur in de
nabijheid komt van 0 °C, het
airconditioningsysteem niet gebruiken.
/XFKWLQODDWNHX]HVFKDNHODDU
'HVWDQGHQYRRUDDQYRHUYDQEXLWHQOXFKW
RIUHFLUFXOHUHQGHOXFKWNXQQHQZRUGHQ
JHNR]HQ'UXNRSGHVFKDNHODDUYRRUKHW
NLH]HQYDQGHVWDQGYRRUDDQYRHUYDQ
EXLWHQOXFKWRIUHFLUFXOHUHQGHOXFKW
6WDQGYRRUJHUHFLUFXOHHUGHOXFKW
LQGLFDWLHODPSMHJDDWEUDQGHQ
'HDDQYRHUYDQEXLWHQOXFKWLVDIJHVORWHQ
*HEUXLNGH]HVWDQGELMKHWULMGHQGRRU
WXQQHOVELMKHWULMGHQLQGUXNYHUNHHU
SODDWVHQPHWKRJHFRQFHQWUDWLHVYDQ
XLWODDWJDVVHQ RIZDQQHHUVQHOOHNRHOLQJ
JHZHQVWLV
6WDQGYRRUDDQYRHUYDQEXLWHQOXFKW
LQGLFDWLHODPSMHJDDWXLW
%XLWHQOXFKWZRUGWKHWLQWHULHXU
ELQQHQJHODWHQ*HEUXLNGH]HVWDQGYRRU
YHQWLODWLHRIRQWGRRLHQYDQGHYRRUUXLW
:$$56&+8:,1*
Laat de lucht niet in het interieur
recirculeren bij koud of regenachtig weer:
Recirculeren van lucht in het interieur bij
koud of regenachtig weer is gevaarlijk
aangezien dit het beslaan van de ruiten
veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk
tot gevolg kan hebben.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
.OLPDDWUHJHOV\VWHHP


Page 580 of 991

 'UXNYRRUKHWDQQXOHUHQYDQGH
ZHHUJDYHLQZLOOHNHXULJHYROJRUGHQD
VHFRQGHQQRJPDDOVRSGHWRHWV
$OEXPZLOOHNHXULJ
 'UXNRSGHZLOOHNHXULJHZHHUJDYHWRHWV
 WLMGHQVZHHUJDYHHQGUXN
YHUYROJHQVELQQHQVHFRQGHQ
QRJPDDOVRSGHWRHWVRPGHQXPPHUV
RSGHL3RGLQZLOOHNHXULJHYROJRUGH
ZHHUWHJHYHQ³$/%805'0´ZRUGW
JHWRRQG
ZRUGWJHWRRQGQDDVW5'0
DDQGHRQGHUNDQWYDQKHW
GLVSOD\JHGHHOWH 
 'UXNQRJPDDOVRSGHWRHWVRPGH
ZHHUJDYHLQZLOOHNHXULJHYROJRUGHXLW
WHVFKDNHOHQ
OPMERKING
Het spoornummer dat willekeurig wordt
afgespeeld is in de volgorde van de iPod
shuffletabel.
▼2YHUVFKDNHOHQYDQGHGLVSOD\
7HONHQVZDQQHHUWLMGHQVZHHUJDYHRSGH
WHNVWWRHWV  ZRUGWJHGUXNWYHUDQGHUWGH
LQIRUPDWLHGLHRSGHDXGLRGLVSOD\ZRUGW
JHWRRQGDOVYROJW
7R H W V,QIRUPDWLHGLHRSGH
DXGLRGLVSOD\ZRUGWJH(
WRRQG
%HVWDQGVQXPPHU
9HUVWUHNHQWLMG
%HVWDQGVQXPPHU
&DWHJRULHQDDP
$UWLHVWQDDP
$OEXPQDDP
0X]LHNVWXNQDDP
OPMERKING
xDe informatie (artiestnaam,
muzieknaam) wordt enkel getoond
wanneer de iPod informatie bevat die
getoond kan worden.
xBepaalde tekens kunnen op deze eenheid
niet getoond worden. Niet-toonbare
tekens worden aangegeven door een
sterretje (
).
'LVSOD\VFUROOHQ
OHWWHUWHNHQVNXQQHQJHOLMNWLMGLJZRUGHQ
JHWRRQG+RXGYRRUKHWWRQHQYDQGHUHVW
YDQGHOHWWHUWHNHQVYDQHHQODQJHWLWHOGH
WHNVWWRHWV  LQJHGUXNW'HGLVSOD\WRRQW
GHYROJHQGHOHWWHUWHNHQV+RXGGH
WHNVWWRHWV  QRJPDDOVLQJHGUXNWQDGDWGH
ODDWVWHOHWWHUWHNHQVJHWRRQG]LMQRP
WHUXJWHNHUHQQDDUKHWEHJLQYDQGHWLWHO
OPMERKING
Het aantal tekens dat getoond kan worden
is beperkt.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
$XGLRVHW>7\SH$ QLHWDDQUDDNVFKHUP @


Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 next >