MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 211 of 707

*Bepaalde modellen.4–57
Tijdens het rijden
Transmissie
Gebruik van de keuzehendel
Voor terugschakelen naar een lagere
versnelling, de keuzehendel eenmaal licht
naar voren
duwen.
Gebruik van de
stuurversnellingschakelaar*
Voor het terugschakelen naar een lagere
versnelling met behulp van de
stuurversnellingschakelaars, de DOWN
schakelaar
eenmaal met uw vingers naar
u toe trekken.
DOWN schakelaar (-)
WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge snelheden
niet plotseling afremmen op de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Houd uw handen op de rand van het
stuurwiel wanneer u met uw vingers de
stuurversnellingschakelaars bedient:
Het plaatsen van uw handen binnen
de rand van het stuurwiel bij gebruik
van de stuurversnellingschakelaars is
gevaarlijk. Als de bestuurdersairbag bij
een botsing geactiveerd zou worden,
zou deze tegen uw handen kunnen
slaan en letsel veroorzaken.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 212 of 707

4–58
Tijdens het rijden
Transmissie
OPMERKING
  Tijdens het rijden met hoge
snelheden is het mogelijk dat
de versnelling niet automatisch
teruggeschakeld wordt.
  Tijdens afremmen op de motor is
het mogelijk dat de versnelling
automatisch teruggeschakeld wordt,
afhankelijk van de rijsnelheid.
  Wanneer het gaspedaal volledig
wordt ingedrukt, zal de transmissie
terugschakelen naar een lagere
versnelling, afhankelijk van de
rijsnelheid.
Blokkeermodus voor tweede versnelling
Wanneer bij een rijsnelheid van ongeveer
10 km/h of minder de keuzehendel naar
achteren wordt verplaatst
, wordt de
transmissie ingesteld in de blokkeermodus
voor de tweede versnelling. In deze stand
wordt de transmissie in de tweede
versnelling vergrendeld om het accelereren
vanuit stilstand en het rijden op gladde,
met sneeuw bedekte wegen te
vergemakkelijken.
Als in de blokkeermodus voor de tweede
versnelling de keuzehendel naar achteren
of naar voren wordt verplaatst, zal de
modus geannuleerd worden.
Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen)
In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt
ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet,
wordt de versnelling overgeschakeld.
Opschakelen
De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de
snelheidslimiet.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 213 of 707

*Bepaalde modellen.4–59
Tijdens het rijden
Transmissie
Terugschakelen
De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de
snelheidslimiet.
Als de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet en de versnelling niet terugschakelt,
knippert de schakelstandindikator 2 maal om de bestuurder te waarschuwen dat de
versnelling niet kan worden overgeschakeld.
Kickdown
Wanneer het gaspedaal tijdens het rijden volledig wordt ingetrapt, schakelt de versnelling
terug.
OPMERKING
In de blokkeermodus van de tweede versnelling wordt bij gebruik van de kickdown de
versnelling ook teruggeschakeld.
Automatisch terugschakelen
De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het
afremmen op de motor.
OPMERKING
Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de
versnelling in de tweede.
Directe modus *
De directe modus kan worden gebruikt
voor het tijdelijk overschakelen van de
versnellingen door bediening van de
stuurversnellingschakelaar tijdens het
rijden met de keuzehendel in het D bereik.
In de directe modus branden de D en M
indikaties en wordt de versnellingspositie
die in gebruik is verlicht aangegeven.
De directe modus wordt in de volgende
gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
 


 De UP schakelaar () wordt
gedurende een bepaalde tijd of langer
naar achteren getrokken.
 


 Er wordt gedurende een bepaalde
tijd of langer met de auto gereden
(tijd verschilt afhankelijk van de
rijomstandigheden tijdens het gebruik).
 


 De auto wordt stopgezet of bij het rijden
met lage snelheid.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 214 of 707

4–60
Tijdens het rijden
Transmissie
Type A
Versnellingspositie-indikatie
Directe modus indikatie
Type B
Versnellingspositie-indikatie
Directe modus indikatie
Type C
Indikatie voor handbediende overschakeling
Versnellingspositie-indikatie
OPMERKING
In de directe modus bestaat de kans
dat afhankelijk van de rijsnelheid
opschakelen en terugschakelen niet
mogelijk is. Aangezien de directe
modus wordt geannuleerd (ontgrendeld)
afhankelijk van de mate van acceleratie
of als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt gebruik van de modus
voor handbediende overschakeling
aanbevolen als u gedurende een langere
periode in een bepaalde versnelling
moet rijden.
Rijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet in een richting rijden
die tegenovergesteld is aan de richting
die met de keuzehendel is gekozen:
Laat de auto niet achteruit rijden met
de keuzehendel in een vooruitstand,
of laat de auto niet vooruit rijden met
de keuzehendel in de achteruitstand.
Anders zal de motor afslaan
wat tot verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk bestuurbaar
wordt en ongelukken veroorzaakt
kunnen worden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 215 of 707

4–61
Tijdens het rijden
Transmissie
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in.
De transmissie zal dan terugschakelen naar
een lagere versnelling, afhankelijk van de
rijsnelheid.
OPMERKING
(Bepaalde modellen)
Het gaspedaal voelt in het begin
mogelijk zwaar wanneer dit wordt
ingetrapt, maar wordt dan lichter
naarmate het verder wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht helpt
het motorstuursysteem te bepalen in
welke mate het gaspedaal is ingetrapt
voor het uitvoeren van kickdown en
dient om te regelen of kickdown al dan
niet uitgevoerd moet worden.
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 216 of 707

*Bepaalde modellen.4–62
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Lichtschakelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting
* Aan Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Aan Aan Aan Aan
*1
*1 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 217 of 707

*Bepaalde modellen.4–63
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF
Koplampen Uit Uit
Automatisch *1 Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting * Aan Uit Automatisch *1 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit
Automatisch *1 Aan *2 /
Uit*3 Aan Aan Aan Aan *4
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan ON
wordt gezet.
Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
*3 Wanneer het contact in een andere stand dan ON wordt gezet, gaat ook als de verlichtingsschakelaar op
wordt gezet, de verlichting niet branden.
*4 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 218 of 707

4–64
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast de
lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
  De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
  De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 219 of 707

4–65
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING
  De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij fi les in tunnels of in
parkeergarages.
 In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
  Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
  De instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting: Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-31 .
  De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een offi ciële
Mazda reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 220 of 707

4–66
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Koplampen grootlicht-dimlicht
De koplampen schakelen over tussen
grootlicht en dimlicht door de hendel naar
voren of naar achteren te verplaatsen.
Grootlicht
Dimlicht
Wanneer het grootlicht van de
koplampen is ingeschakeld, gaat
het grootlichtindikatielampje van de
koplampen branden.
Koplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met de
koplampen, de hendel volledig naar u toe
trekken (de koplampschakelaar hoeft niet
ingeschakeld te zijn).
UIT
Knippert
Het grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.
Thuiskomstverlichtingsysteem
Bij bediening van de hendel schakelt
het thuiskomstverlichtingsysteem de
koplampen (dimlicht) in.
Inschakelen van het systeem
Wanneer aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of OFF staat,
wordt het dimlicht van de koplampen
ingeschakeld.
Nadat de portieren zijn gesloten en er
een bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 710 next >