MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 261 of 707

*Bepaalde modellen.4–107
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
i-ACTIVSENSE *
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings-
en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
Actieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunt de bestuurder bij het veiliger rijden
doordat deze helpt potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ..................................................................... 4-110
Koplampregelsysteem (HBC) ........................................................................................... 4-111
Vooruit/achteruit detectie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) ........................................................ 4-114
Dodehoekmonitorsysteem (BSM) .................................................................................... 4-120
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) .......................................................................... 4-127
Obstakeldetectie aan de achterzijde bij het wegrijden uit een parkeerplaats
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) .................................................................... 4-130
Bestuurdershulpsystemen
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ............................................................... 4-133
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......................................................................................... 4-143
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 262 of 707

4–10 8
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Anti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden
Stadsverkeer-remassistent (SCBS) ................................................................................... 4-148
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ................................................................... 4-154
Camera en Sensoren
Vooruitrijcamera (FSC)
De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het
rijden in het donker en herkent rijbanen. De volgende systemen maken ook gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC).
 


 Koplampregelsysteem (HBC)



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-157 .
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-160 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 263 of 707

4–109
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het refl ecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
 


 Stadsverkeer-remassistent (SCBS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-164 .
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-166 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 264 of 707

*Bepaalde modellen.4–110
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) *
Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen
automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat
de koplampen zijn ingeschakeld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-39 .
OPMERKING
De functie van het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) kan overgeschakeld worden
naar geactiveerd/niet-geactiveerd met gebruik van de gebruikersinstellingenfunctie.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 265 of 707

*Bepaalde modellen.4–111
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Koplampregelsysteem (HBC) *
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de
omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het
licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-39 .
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h, worden de koplampen op grootlicht
ingesteld wanneer er geen voorliggende voertuigen zijn of geen tegenliggers naderen.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen de koplampen over op dimlicht:
 


 Het systeem bespeurt een voertuig of de koplampen/lichten van een voertuig dat vanuit
tegenovergestelde richting nadert.
 


 Bij het rijden op wegen met straatverlichting of op wegen in goed verlichte steden en
dorpen.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer 20 km/h.
Vooruitrijcamera (FSC) De herkenningsafstand van de
vooruitrijcamera (FSC) varieert
afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-40 .
OPGELET
  De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera
niet verwijderen, anders zal het systeem niet normaal functioneren.
  Vertrouw niet uitsluitend en alleen op het koplampregelsysteem (HBC) en rijd met
voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig
over tussen grootlicht en dimlicht.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 266 of 707

4–112
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de
volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt,
handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de
verkeersomstandigheden.
 
 Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
  Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
  Wanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist. 
 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of in heuvelachtige gebied. 
 Wanneer de koplampen/achterlichten van voertuigen vóór u of op de tegenovergestelde
rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
  Wanneer het voldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering. 
 Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
  Wanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voertuig
vóór u op uw voorruit terechtkomt.
Gebruik van het systeem
Het koplampregelsysteem (HBC)
schakelt het licht van de koplampen
automatisch over tussen grootlicht en
dimlicht nadat het contact op ON is gezet
en de koplampschakelaar in de stand
AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd
gaat het koplampregelsysteem
(HBC) indikatielampje (groen) in de
instrumentengroep branden.
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt
dat het buiten donker is op basis van de
helderheid van de omgeving.
OPMERKING
  Bij een rijsnelheid van 30 km/h
of hoger, worden de koplampen
automatisch op grootlicht ingesteld
wanneer er geen voertuigen vóór u
rijden of geen tegenliggers naderen.
 Wanneer de rijsnelheid minder dan
ongeveer 20 km/h is, schakelt het
koplampregelsysteem (HBC) de
koplampen over op dimlicht.
  Het is mogelijk dat bij het maken
van een bocht het dimlicht niet naar
grootlicht overschakelt.
  De werking van het
koplampregelsysteem (HBC)
kan uitgeschakeld worden. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina 9-
14 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 267 of 707

4–113
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Handmatig overschakelen
Overschakelen naar dimlicht
Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Het indikatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit.
Overschakelen naar grootlicht
Draai de koplampschakelaar naar de stand
.
Het indikatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit en
het
gaat branden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 268 of 707

*Bepaalde modellen.4–114
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken, waarschuwt
het de bestuurder door middel van de Active Driving Display (voertuigen met Active
Driving Display), het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje en het activeren van
de LDWS waarschuwingszoemer.
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-157 .
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Vooruitrijcamera (FSC)
LDWS waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-40 .
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
 
 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. 
 Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 269 of 707

4–115
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de
directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
  Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
  Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte of gele strepen bespeurt.
  Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
  Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk
nadat de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
  Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 270 of 707

4–116
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
 


 Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
 


 Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
 


 Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.



 Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
 


 Wanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
 


 Wanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte of gele streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
 


 Wanneer de witte of gele strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
 


 Bij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
 


 Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of
gleuven met water.
 


 Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
 


 Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
 


 Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.



 Wanneer achterverlichting op het wegdek refl ecteert.



 Wanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.



 Wanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte of gele streep op de weg
valt.
 


 Wanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.



 Wanneer de weg buitengewoon oneffen is.



 Wanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.



 Wanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte of gele strepen zijn.



 Wanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 ... 710 next >