MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 201 of 719

4–45
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Signaal Indicatielampjes Pagina


* DSC OFF indicatielampje *1 4-95

(Rood)
* Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) indicatielampje *1 4-164 , 4-160


* Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) OFF indicatielampje *1 4-164 , 4-161

(Groen) * i-stop indicatielampje 4-20

(Groen) * i-ELOOP Indicatielampje 4-100

(Blauw) Indicatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-47


* Schakelstandindicatie 4-52

Grootlichtindicatielampje 4-70 , 4-70

Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten
indicatielampjes 4-76 , 4-86

Beveiligingssysteemindicatielampje *1 3-49

(Groen)
* Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem indicatielampje 4-145

(Oranje)
* Hoofdindicatielampje van kruissnelheidsregelaar 4-176

(Groen)
* Indicatielampje voor ingestelde kruissnelheid 4-176


Page 202 of 719

4–46
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Signaal Indicatielampjes Pagina

(Oranje)
* Hoofdindicatielampje van afstelbare snelheidsbegrenzer 4-153

(Groen)
* Indicatielampje van instelfunctie van afstelbare
snelheidsbegrenzer 4-153

* Keuzemodusindicatielampje 4-108

Verlichting-aan indicatielampje 4-65

* Indicatielampje voor mistvoorlicht 4-73

* Indicatielampje voor mistachterlicht 4-74
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele
seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto
door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur.

Moersleutelindicatielampje

Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het moersleutelindicatielampje
branden en vervolgens na enkele seconden
uit.

Het moersleutelindicatielampje
gaat branden wanneer het tijd is
voor een vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens
en voer het onderhoud uit.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-14 .
SKYACTIV-D 1.5
Het moersleutelindicatielampje gaat
branden wanneer de motorolie verouderd
is, onvoldoende is
* , nabij het X-merkteken
op de oliepeilstok staat of een positie
voorbij het X-merkteken bereikt.
Controleer de motorolie. Zie Controle van
het motoroliepeil op pagina 6-28 .
Vervang de motorolie als het
moersleutelindicatielampje niet uitgaat,
alhoewel het motoroliepeil in het normale
bereik is.


Page 203 of 719

4–47
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
  Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van
de auto is het mogelijk dat het
moersleutelindicatielampje om
een andere reden gaat branden
dan de vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt.
  Telkens wanneer de motorolie wordt
ververst, dient de motorstuureenheid
van de auto teruggesteld te worden.
 Uw of¿ ciële Mazda reparateur
kan de motorstuureenheid voor
u terugstellen of zie pagina
6-27 voor Terugstellen van de
motorstuureenheid.
Indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)

Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.
Voorgloei-indicatielampje
(SKYACTIV-D 1.5)

Dit indicatielampje kan gaan branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat uit wanneer de
gloeibougies warm zijn. Als u nadat de
gloeibougies zijn opgewarmd het contact
gedurende langere tijd in de stand ON
laat staan zonder dat de motor draait,
worden de gloeibougies mogelijk opnieuw
opgewarmd en gaat het voorgloei-
indicatielampje branden.


Page 204 of 719

4–48
Tijdens het rijden
Transmissie
Bediening van de
handgeschakelde
versnellingsbak
Schakelpatroon van de
handgeschakelde versnellingsbak

Neutraalstand

Het schakelpatroon van de versnellingsbak
is conventioneel, zoals h aangegeven.

Druk het koppelingspedaal tijdens het
overschakelen volledig in; laat het
vervolgens langzaam opkomen.

Uw auto is uitgerust met een inrichting
welke voorkomt dat per ongeluk naar R
(achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de
versnellingshendel omlaag en schakel over
naar R.



WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge snelheden
niet plotseling afremmen op de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.

Zet de keuzehendel altijd in de stand 1
of R en trek de handrem aan alvorens
de auto onbeheerd achter te laten:
De auto zou anders plotseling in
beweging kunnen komen en een
ongeluk veroorzaken.


Page 205 of 719

4–49
Tijdens het rijden
Transmissie
OPGELET
  Laat tijdens het rijden uw voet nooit
op het koppelingspedaal rusten.
Gebruik de koppeling niet om de
auto op een helling in stilstaande
positie te houden. Wanneer u uw
voet op het koppelingspedaal laat
rusten wordt onnodige slijtage
van de koppeling en beschadiging
veroorzaakt.
  Oefen geen onnodige zijdelingse
kracht uit op de versnellingshendel
bij het overschakelen van de 5de
naar de 4de versnelling. Dit kan er
toe leiden dat per ongeluk de 2de
versnelling wordt gekozen, wat
beschadiging van de transmissie kan
veroorzaken.
  Zorg er voor dat de auto volledig
tot stilstand is gebracht alvorens
naar stand R over te schakelen.
Overschakelen naar stand R terwijl
de auto nog in beweging is kan
beschadiging van de versnellingsbak
tot gevolg hebben.
OPMERKING
  (Bij voertuigen met een type B
instrumentengroep *1 )  Als het motortoerental op het punt
staat het toegestane motortoerental te
overschrijden, klinkt er een zoemer.
 Zie Waarschuwingszoemer
motortoerental op pagina 7-59 .

*1 Zie Meters en tellers op pagina
4-25 om te bepalen met welke
instrumentengroep uw Mazda is
uitgerust.
 
 Indien het moeilijk is in naar stand
R te schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
  (Met i-stop functie)  Als de motor als gevolg van afslaan
is gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in
te trappen binnen 3 seconden nadat
de motor is gestopt.
 De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt
niet opnieuw worden gestart:
 


 Het bestuurdersportier geopend is.



 De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
 


 Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
 


 Het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de motor niet
volledig is stopgezet.


Page 206 of 719

4–50
Tijdens het rijden
Transmissie
Schakelstand-indicatielampje
Het schakelstand-indicatielampje dient
als hulp voor vermindering van het
brandstofverbruik en het verkrijgen van
betere rijprestaties. Deze toont de gekozen
schakelstand in de instrumentengroep
en raadt tevens de bestuurder aan over
te schakelen naar de schakelstand
die het beste past bij de huidige
rijomstandigheden.


Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand

Aanduiding Conditie
Nummer De geselecteerde schakelstand
wordt getoond.

en nummer Opschakelen of terugschakelen
naar de aangegeven schakelstand
wordt aanbevolen.

OPGELET
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van
de indicaties. Het is mogelijk dat
bij werkelijke rijomstandigheden
anders geschakeld moet worden
dan de indicatielampjes aangeven.
Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder
alvorens te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
OPMERKING
Het schakelstand-indicatielampje wordt
op de volgende manieren uitgeschakeld.
 
 De auto wordt stopgezet. 
 De neutraalstand wordt ingeschakeld. 
 Bij achteruit rijden. 
 Wanneer bij het wegrijden vanuit
stilstand de koppeling niet volledig is
opgekomen.
  Het koppelingspedaal tijdens het
rijden gedurende 2 seconde of langer
ingetrapt blijft.


Page 207 of 719

4–51
Tijdens het rijden
Transmissie
Bedieningsorganen van de automatische transmissie

Ontgrendeltoets
Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden.
Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets
in
gedrukt moet houden.
Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en
de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan).
Diverse blokkeringen:

OPMERKING
De Sport AT heeft een optie die niet in de traditionele automatische transmissie is
opgenomen - aan de bestuurder de optie geven de versnellingen te kiezen in plaats van
het overschakelen van de versnellingen aan de transmissie over te laten. Als u de functies
van de automatische transmissie als een traditionele automaat wilt gebruiken, dient u zich
er ook van bewust te zijn dat u per ongeluk naar de handbediende overschakelfunctie
zou kunnen overschakelen en dat bij het toenemen van de rijsnelheid een verkeerde
versnelling aangehouden wordt. Als u bemerkt dat het motortoerental hoger wordt of
dat u hoort dat de motor gaat loeien, controleren of u niet per ongeluk de handbediende
overschakelfunctie heeft ingeschakeld (pagina 4-55 ).


Page 208 of 719

4–52
Tijdens het rijden
Transmissie
Schakelstandindicatie

De stand van de keuzehendel wordt
aangegeven wanneer het contact op ON
wordt gezet.
OPMERKING
Als een van de onderstaande
handelingen wordt uitgevoerd,
wordt de stand van de keuzehendel
gedurende 5 minuten getoond ook als de
contactschakelaar in een andere stand
dan ON staat.
 
 Het contact is op OFF gezet. 
 Het bestuurdersportier wordt
geopend.

Versnellingspositie-indicatie
In de handbediende overschakelfunctie
gaat de “M” van de schakelstandindicatie
branden en wordt het nummer van de
gekozen versnelling getoond.
Waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje gaat branden
als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina
4-42 .
Schakelstanden














 Het schakelstandindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden. Zie
Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-41 .
 


 Om de startmotor in te schakelen dient
de keuzehendel in de stand P of N te
staan.

P (parkeren)
In stand P is de transmissie geblokkeerd
waardoor wordt voorkomen dat de
voorwielen kunnen draaien.
WAARSCHUWING
Zet de keuzehendel altijd in stand P en
trek de handrem aan:
Het is gevaarlijk wanneer u enkel
de keuzehendel in stand P zet om de
auto geparkeerd te houden zonder de
handrem te gebruiken. Als stand P
ontgrendeld raakt, kan de auto gaan
rollen hetgeen tot ongelukken kan
leiden.
OPGELET
  De transmissie kan beschadigd raken
wanneer u de stand P (parkeren), N
(neutraal) of R (achteruit) inschakelt
terwijl de auto in beweging is.
  Overschakelen in een van de vooruit
versnellingen of in de achteruit
wanneer de motor sneller draait dan
stationair, kan beschadiging van de
transmissie tot gevolg hebben.


Page 209 of 719

4–53
Tijdens het rijden
Transmissie
R (achteruit)
In stand R kan er met de auto uitsluitend
achteruit gereden worden. Breng de auto
altijd eerst volledig tot stilstand, alvorens
naar of vanuit stand R (achteruit) over te
schakelen, behalve onder buitengewone
omstandigheden zoals beschreven onder
“Op eigen kracht lostrekken van de auto”
(pagina 3-59 ).
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn in deze
stand niet geblokkeerd. Als de handrem
of de voetrem niet wordt gebruikt, kan
de auto zelfs op een geringe helling
gemakkelijk gaan rollen.
WAARSCHUWING
Nooit vanuit N of P naar een van de
versnellingen overschakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
stationair:
Het overschakelen vanuit N of P naar
een van de versnellingen is gevaarlijk
wanneer het motortoerental hoger is
dan stationair. Indien dit gedaan wordt,
kan de auto plotseling in beweging
komen, hetgeen tot een ongeluk of
ernstig letsel kan leiden.

Tijdens het rijden niet overschakelen
naar N:
Het overschakelen naar N tijdens
het rijden is gevaarlijk. Bij het
verminderen van snelheid kan niet op
de motor worden afgeremd, hetgeen tot
een ongeluk of ernstig letsel kan leiden.
OPGELET
Tijdens het rijden niet overschakelen
naar N. Dit kan beschadiging van de
transmissie veroorzaken.
OPMERKING
Trek de handrem aan of trap het
rempedaal in alvorens de keuzehendel
vanuit N te verplaatsen om te
voorkomen dat de auto onverwachts in
beweging komt.
D (drive)
D is de normale rijpositie. Vanuit
stilstand zal de transmissie automatisch
achtereenvolgens door 6-versnellingen
schakelen.
M (Handbediende overschakeling)
M is de stand voor handbediende
overschakeling. De versnellingen kunnen
op- of teruggeschakeld worden door het
bedienen van de keuzehendel. Zie Modus
voor Handbediende overschakeling op
pagina 4-55 .


Page 210 of 719

4–54
Tijdens het rijden
Transmissie
Actieve Aangepaste
Overschakeling (AAS)
Met de Actieve Aangepaste
Overschakeling (AAS) worden de
overschakelpunten van de transmissie
automatisch geregeld en optimaal
aangepast aan de rijomstandigheden
en het rijgedrag van de bestuurder.
Dit verbetert het rijcomfort. Het is
mogelijk dat de transmissie naar de
AAS modus overschakelt bij het op- en
afrijden van hellingen, het maken van
bochten, het rijden op grote hoogte, of
het snel intrappen van het gaspedaal
terwijl de keuzehendel in de stand
D staat. Afhankelijk van de weg- en
rijomstandigheden/besturing van de auto,
bestaat de kans dat het overschakelen
vertraagd of niet plaatsvindt. Dit duidt
echter niet op een probleem omdat de
AAS modus de optimale schakelstand zal
aanhouden.
Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem voorkomt dat
u vanuit stand P kunt overschakelen tenzij
u het rempedaal indrukt.

Overschakelen vanuit P:

1. Houd het rempedaal ingedrukt.
2. Start de motor.
3. Houd de ontgrendeltoets ingedrukt.
4. Verplaats de keuzehendel.

OPMERKING
  Wanneer het contact op ACC wordt
gezet of het contact wordt uitgezet,
kan de keuzehendel niet vanuit stand
P overgeschakeld worden.
  Het contact kan niet op OFF gezet
worden als de keuzehendel niet in P
staat.
Ontgrendelpal van
overschakelblokkering
Als bij gebruik van de juiste
overschakelprocedure de keuzehendel
niet vanuit P verplaatst kan worden, het
rempedaal ingedrukt blijven houden.
Ty p e A

1. Verwijder het kapje van
de ontgrendelpal van de
overschakelblokkering met behulp van
een platte schroevendraaier die met een
doek is omwikkeld.
2. Steek een schroevendraaier naar binnen
en duw deze naar beneden.


Deksel

3. Houd de ontgrendeltoets ingedrukt.
4. Verplaats de keuzehendel.



Page:   < prev 1-10 ... 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 ... 720 next >