MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 261 of 719

4–105
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Indicatie op display Bedrijfstoestand
Met i-ELOOP systeem

Zonder i-ELOOP systeem


Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto
stilstaat.

Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet
uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer
deze niet in werking is.

Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop
functie in werking is geweest en de totale
hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.

De bedrijfstoestand van de i-stop functie wordt
aangegeven door de kleur van het motorgedeelte. De
kleur is groen wanneer de i-stop functie in werking
is, en grijs wanneer deze niet in werking is.



Page 262 of 719

4–106
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Energiebesparingsdisplay
De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond.

Indicatie op display Bedrijfstoestand


De bladgra¿ ek groeit al naargelang de hoeveelheid
CO 2 uitstoot die door de werking van het systeem
wordt gereduceerd. De totaal verzamelde
hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen
van het aantal boomgra¿ eken.

Toont de totale rijafstand die door de werking van de
i-stop functie verlengd kon worden.

Toont het percentage van tijd dat de auto door de
werking van de i-stop functie is stopgezet in
vergelijking tot de totale hoeveelheid tijd dat de auto
is stopgezet.

Toont de hoeveelheid tijd dat de i-stop functie heeft
gefunctioneerd.

Toont de totale hoeveelheid tijd dat de auto is
stopgezet.

Eindschermweergave
Als de einddisplay op de brandstofverbruikmonitor aan is wanneer het contact vanuit de
stand ON op OFF wordt gezet, wordt de werkelijke energiebesparing (met i-stop functie) of
de informatie over het brandstofverbruik (zonder i-stop functie) getoond.


Page 263 of 719

4–107
Tijdens het rijden
Drive-selectie
*Bepaalde modellen.
Drive-selectie *
Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de
sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere
respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig
uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het
inhalen van andere voertuigen.
OPGELET
Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw
bedekte wegen. Dit kan slippen van de banden veroorzaken.
OPMERKING
  Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, wordt er met hogere motortoerentallen
gereden wat kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Mazda raadt aan dat u bij
normaal rijden de sportstand uitschakelt.
  Onder de volgende omstandigheden kan de drive-stand niet worden overgeschakeld: 



 ABS/TCS/DSC is in bedrijf



 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.


Page 264 of 719

4–10 8
Tijdens het rijden
Drive-selectie
Drive-keuzeschakelaar
Druk voor het selecteren van de sportstand
de drive-keuzeschakelaar naar voren
(“
”).
Trek voor het annuleren van de sportstand
de drive-keuzeschakelaar naar achteren
(“
”).



OPMERKING
  De sportstand wordt geannuleerd
wanneer het contact wordt
uitgeschakeld.
  Afhankelijk van de
rijomstandigheden is het mogelijk dat
wanneer de sportstand is geselecteerd
de auto terugschakelt of een weinig
accelereert.
Keuzemodusindicatielampje
Wanneer de sportstand wordt geselecteerd,
gaat het keuzemodusindicatielampje in de
instrumentengroep branden.


OPMERKING
Als de modus niet overgeschakeld kan
worden naar de drive-stand, gaat het
keuzemodusindicatielampje knipperen
om de bestuurder te attenderen.


Page 265 of 719

4–109
Tijdens het rijden
i-ACTIV AWD
*Bepaalde modellen.
i-ACTIV AWD werking *
Het 4WD systeem zorgt voor uitstekende
rijeigenschappen op wegen die met
sneeuw of ijs overdekt zijn, bij het rijden
door zand en modder, alsmede bij het
rijden op steile hellingen of op overige
gladde ondergrond.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampjes op pagina 4-42 .
WAARSCHUWING
Laat nooit een wiel doorspinnen dat
niet met de grond in aanraking is:
Het laten doorspinnen van een wiel
dat niet met de grond in aanraking
is doordat de auto vast is komen te
zitten of in een greppel is geraakt, is
gevaarlijk. Het aandrijfaggregaat kan
ernstig beschadigd worden, hetgeen
tot een ongeluk kan leiden of zelfs
oververhitting, olielekkage en brand
kan veroorzaken.
Rijden met 4WD
Deze auto is niet bestemd voor off-road
rijden of voor het rijden van rally's.
Probeer niet over oneffen of met stenen
overdekt terrein te rijden of riviertjes te
doorwaden.
Alhoewel deze auto uitgerust is met 4WD,
dient het accelereren, de besturing en het
gebruik van de remmen op dezelfde wijze
plaats te vinden als bij een auto die niet
over 4WD beschikt en dient de nadruk
steeds op veilig rijden gericht te zijn.
Banden en sneeuwkettingen
De toestand van de banden is van grote
invloed op de prestaties van de auto.
Bovendien dient u ter voorkoming van
beschadiging van het aandrijfmechanisme
op de volgende punten te letten:
Banden
 




 Bij het vernieuwen van banden dienen
altijd alle voor- en achterbanden
tegelijkertijd vernieuwd te worden.
 


 Alle banden dienen van dezelfde maat,
constructie en fabricage te zijn en dienen
hetzelfde pro¿ elpatroon te hebben.
Besteed speciale aandacht bij het
monteren van sneeuwbanden of andere
soorten winterbanden.
 


 Gebruik geen banden waarvan het
pro¿ el versleten is tezamen met normale
banden.
 


 Inspecteer de luchtdruk van de banden
bij de voorgeschreven intervallen,
stel deze af op de voorgeschreven
bandenspanning en initialiseer het
bandenspanningcontrolesysteem.
  Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op
pagina 4-183 .

OPMERKING
Controleer voor de correcte
bandenspanning het
bandenspanningslabel dat aan het frame
van het bestuurdersportier bevestigd is.
 


 Zorg ervoor dat de auto uitgerust is
met de oorspronkelijke velgen van de
voorgeschreven maat, op alle wielen.
Bij 4WD is het systeem gecalibreerd
met als uitgangspunt dat alle vier wielen
dezelfde afmetingen hebben.



Page 266 of 719

4–110
Tijdens het rijden
i-ACTIV AWD
Sneeuwkettingen
 




 Monteer sneeuwkettingen op de
voorbanden.
 


 Gebruik geen sneeuwkettingen op de
achterwielen.
 


 Wanneer de sneeuwkettingen zijn
aangebracht, niet sneller met de auto
rijden dan 30 km/h.
 


 Rijd niet met de auto voorzien van
sneeuwkettingen op wegen die niet
overdekt zijn met sneeuw of ijs.

Slepen
Als de auto gesleept moet worden, dient
deze met alle vier wielen volledig van de
grond af gesleept te worden.
Zie Sleepmethoden op pagina 7-33 .


Page 267 of 719

4–111
Tijdens het rijden
Stuurbekrachtiging
Stuurbekrachtiging
 












 De stuurbekrachtiging functioneert
uitsluitend wanneer de motor draait.
Indien de motor niet draait of wanneer
de stuurbekrachtiging buiten werking
is, kan de auto alsnog worden bestuurd,
ofschoon er dan meer stuurkracht vereist
is.
  Als het stuurwiel stroever dan
gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal
rijden of als het stuurwiel trilt, een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.




 Het waarschuwingslampje stelt
de bestuurder op de hoogte van
afwijkingen in het systeem en van de
bedrijfstoestanden.
  Ook is het mogelijk dat afhankelijk
van de systeemafwijking of de
bedrijfstoestand de zoemer geactiveerd
wordt.
  Zie Waarschuwingslampjes op pagina
4-42 .
  Zie Waarschuwingszoemer van
stuurbekrachtiging op pagina 7-59 .

OPGELET
Houd het stuurwiel bij draaiende motor
nooit langer dan 5 seconden tegen een
van beide aanslagen (in de naar uiterst
rechts of links gedraaide positie). Er
bestaat dan kans op beschadiging van
het stuurbekrachtigingssysteem.


Page 268 of 719

4–112
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE *
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings-
en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
Actieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunt de bestuurder bij het veiliger rijden
doordat deze helpt potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) .................................................................... 4-115
Koplampregelsysteem (HBC) .......................................................................................... 4-116
Detectie aan linker/rechterzijde en achterzijde
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) ....................................................... 4-119
Dodehoekmonitorsysteem (BSM) ...................................................................................4-125
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) .........................................................................4-133
Obstakeldetectie aan de achterzijde bij het wegrijden uit een parkeerplaats
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) ...................................................................4-137
Bestuurdershulpsystemen
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ..............................................................4-141
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .........................................................................................4-151


Page 269 of 719

4–113
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Anti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden




Stadsverkeer-remassistent (SCBS) ..................................................................................4-156
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ..................................................................4-162
Camera en Sensoren
V o o r u i t r i j c a m e r a ( F S C )
De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het
rijden in het donker en herkent rijbanen. De volgende systemen maken ook gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC).
 


 Koplampregelsysteem (HBC)



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-165 .
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-168 .


Page 270 of 719

4–114
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het reÀ ecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
 


 Stadsverkeer-remassistent (SCBS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-171 .
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-173 .


Page:   < prev 1-10 ... 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 ... 720 next >