ECO mode MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 40 of 719

2–20
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
*Bepaalde modellen.
Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de voorzittingen
en van de buitenste zitplaatsen van de
achterzitting
* uitgerust met voorspanner-
en begrenzingsystemen. Om deze
beide systemen correct te kunnen laten
functioneren dient u de veiligheidsgordel
op de juiste wijze te dragen.

Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-59 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-41 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-53 . (Met deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag)
Bovendien is het voorspannersysteem van
de voorpassagierszitting, precies zoals
de voor- en zijpassagiersairbag, zodanig
ontworpen dat dit enkel in werking treedt
wanneer de deactiveringsschakelaar voor
de voorpassagiersairbag in de stand ON is
gezet.
Zie voor bijzonderheden,
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-50 ).

Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor dat
de gordel op een gecontroleerde manier
losser gemaakt wordt om de druk die door
de gordel op het bovenlichaam van de
inzittende wordt uitgeoefend te reduceren.
Alhoewel de grootste druk op een
veiligheidsgordel bij frontale botsingen
wordt uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie
en kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval geactiveerd
worden.
Ook wanneer de voorspanners
niet geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur gecontroleerd
te worden.


Page 44 of 719

2–24
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje
Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor
kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken.
Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de
UNECE
*1 44 bepaling. Neem contact op met een of¿ ciële Mazda dealer in het geval u een
origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Controleer uw plaatselijke, landelijke of provinciale wetgeving voor speci¿ eke bepalingen
betreffende de veiligheid van kinderen die in uw auto meerijden.

*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United
Nations Economic Commission for Europe).


Houd bij het selecteren van een kinderzitje rekening met de leeftijd en de grootte van het
kind en let erop dat het kinderzitje voldoet aan de geldende bepalingen. Volg de bij het
kinderzitje behorende instructies.

Een kind dat te groot is voor kinderzitjes dient op de achterzitting plaats te nemen en
gebruik te maken van de veiligheidsgordels.

Het kinderzitje dient op de achterzitting geïnstalleerd te worden.
Statistieken bevestigen dat de achterzitting de beste plaats is voor alle kinderen tot een
leeftijd van 12 jaar. Dit geldt des te meer wanneer de auto uitgerust is met een aanvullend
beveiligingssysteem (airbags).

Een achterwaarts gericht kinderzitje mag NOOIT op de voorpassagierszitting worden
gebruikt wanneer het airbagsysteem ingeschakeld is. De voorpassagierszitting komt ook
voor andere soorten kinderzitjes het minst in aanmerking.

Bij sommige modellen is er een deactiveringsschakelaar aangebracht die de activering
van de voorpassagiersairbag uitschakelt. Schakel de voorpassagiersairbag niet uit zonder
“Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag” te lezen (pagina 2-50 ).


Page 88 of 719

3–6
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
OPMERKING
 Verander de instelling aan de hand
van de volgende procedure.
1. Schakel het contact uit en sluit
alle portieren en de achterklep.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Houd binnen 30 seconden na het
openen van het bestuurdersportier
de LOCK toets op de sleutel
gedurende tenminste 5 seconden
ingedrukt.
Alle portieren en de achterklep
worden vergrendeld en de
pieptoon klinkt met het huidige
ingestelde volume. De instelling
verandert telkens wanneer de
LOCK toets op de sleutel wordt
ingedrukt en de pieptoon klinkt
met het ingestelde volume. (Als
pieptoon-uit de actieve instelling
is, zal de pieptoon niet klinken.)
4. Voer een van onderstaande
handelingen uit om de verandering
van de instelling te voltooien:




 Wanneer het contact op ACC of
ON wordt gezet.
 


 Sluiten van het
bestuurdersportier.
 


 Openen van de achterklep.



 Wanneer de sleutel gedurende
10 seconden niet wordt
gebruikt.
 


 Indrukken van een willekeurige
toets behalve de LOCK toets op
de sleutel.
 


 Indrukken van een
verzoekschakelaar.

Wanneer de toetsen worden ingedrukt,
gaat het bedrijfsindicatielampje knipperen.
Vergrendeltoets
Druk voor het vergrendelen van
de portieren en de achterklep
op de vergrendeltoets en de
waarschuwingsknipperlichten zullen
eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie (Behalve
Europese modellen))
Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven.


OPMERKING
  (Europees model)  De portieren en de achterklep kunnen
niet vergrendeld worden door het
indrukken van de vergrendeltoets
terwijl een ander portier open staat.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen eveneens niet knipperen.
 (Behalve Europese modellen)  De portieren en de achterklep kunnen
niet vergrendeld worden door het
indrukken van de vergrendeltoets
wanneer een van de portieren
of de achterklep geopend is. De
waarschuwingsknipperlichten zullen
eveneens niet knipperen.


Page 89 of 719

3–7
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
OPMERKING
  (Met i-stop functie (Europese
modellen))
 Wanneer de sleutel uit de auto
wordt verwijderd, alle portieren
gesloten worden en de LOCK
toets op de sleutel wordt ingedrukt
terwijl de i-stop functie in werking
is (motor is stopgezet), zal het
contact uitgeschakeld worden en
zullen alle portieren vergrendeld
worden (stuurwiel wordt eveneens
vergrendeld).
 Zie i-stop op pagina 4-14 .   Controleer of na het indrukken
van de toets alle portieren en de
achterklep vergrendeld zijn.
  (Met dubbel
portiervergrendelingssysteem)
 Door de vergrendeltoets
binnen 3 seconden tweemaal
in te drukken wordt het dubbel
portiervergrendelingssysteem
geactiveerd.
 Zie Dubbel
portiervergrendelingssysteem op
pagina 3-15 .
  (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de sleutel terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
Ontgrendeltoets
Druk voor het ontgrendelen van
de portieren en de achterklep
op de ontgrendeltoets en de
waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie (Behalve
Europese modellen))
Er wordt tweemaal een pieptoon gegeven.




Page 90 of 719

3–8
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  (Automatische
hervergrendelfunctie)
 Na het ontgrendelen met behulp van
de sleutel, zullen alle portieren en de
achterklep automatisch vergrendeld
worden als een van de volgende
handelingen niet binnen ongeveer
30 seconden wordt uitgevoerd. Als
uw auto uitgerust is met een anti-
diefstal beveiligingssysteem, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
knipperen bij wijze van bevestiging.
 De tijd die nodig is om de portieren
automatisch te vergrendelen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
 Een portier of de achterklep wordt
geopend.
 


 Het contact in een andere stand dan
uit wordt gezet.





 (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de sleutel terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
tweemaal knipperen om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
Annuleertoets van inbraaksensor *
Druk voor het annuleren van de
inbraaksensor (onderdeel van het anti-
diefstal beveiligingssysteem) binnen
20 seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets op de annuleertoets van de
inbraaksensor en de waarschuwingslichten
zullen driemaal knipperen.
Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem op
pagina 3-50 .


Werkingsbereik
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Starten van de motor
OPMERKING
  De kans bestaat dat de motor gestart
kan worden als de sleutel zich buiten
de auto bevindt en buitengewoon
dichtbij een portier of raam wordt
gehouden, echter de motor altijd
vanaf de bestuurdersstoel starten.
 Als de auto gestart wordt en de
sleutel bevindt zich niet in de auto,
zal de auto niet opnieuw starten
nadat deze is stopgezet en wordt het
contact op uit gezet.
  De bagageruimte valt buiten het
verzekerde werkingsbereik, echter
als bediening van de sleutel (zender)
mogelijk is kan de motor gestart
worden.


Page 96 of 719

3–14
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  De buitensluitingpreventiefunctie
voorkomt dat u uwzelf uit de auto
kunt buitensluiten.
 (Europees model)  Alle portieren en de achterklep zullen
automatisch ontgrendeld worden als
deze vergrendeld worden met behulp
van de centrale portiervergrendeling
wanneer een van de portieren
geopend is.
 Als alle portieren gesloten zijn,
worden alle portieren vergrendeld,
ook als de achterklep open staat.
 (Behalve Europese modellen)  Alle portieren en de achterklep zullen
automatisch ontgrendeld worden als
deze vergrendeld worden met behulp
van de centrale portiervergrendeling
wanneer een van de portieren of de
achterklep geopend is.
OPMERKING
 

 (Portierontgrendel(regel)systeem
met collisiedetectie) *  Dit systeem ontgrendelt automatisch
de portieren en de achterklep in het
geval de auto bij een ongeluk is
betrokken om de passagiers in staat
te stellen het voertuig onmiddellijk
te verlaten en te voorkomen dat
zij binnenin opgesloten raken. In
het geval de auto een botsing te
verwerken krijgt die krachtig genoeg
is om de airbags op te blazen en
het contact is ingeschakeld, worden
ongeveer 6 seconden na het tijdstip
van het ongeval alle portieren en de
achterklep automatisch ontgrendeld.
 Het is mogelijk dat de portieren
en de achterklep niet ontgrendelen
afhankelijk van hoe de botsing
wordt opgevangen, de kracht van de
botsing en andere omstandigheden
die zich bij het ongeval voordoen.
 Als systemen die verband houden
met de portieren of de accu defect
zijn geraakt, zullen de portieren en de
achterklep niet ontgrendelen.


Page 100 of 719

3–18
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
OPMERKING
  Kijk of alle portieren en de
achterklep goed gesloten zijn.
 Beweeg de achterklep even op en
neer zonder de elektrisch bediende
achterklepopener in te drukken om
te controleren of de achterklep niet
open is blijven staan.
  (Europees model)  Alle portieren en de achterklep
kunnen niet worden vergrendeld
wanneer een van de portieren open
staat.
 (Behalve Europese modellen)  Alle portieren en de achterklep
kunnen niet vergrendeld worden
wanneer een portier of de achterklep
geopend is.
  Na het indrukken van de
verzoekschakelaar kan het enkele
seconden duren voordat de portieren
ontgrendeld worden.
  (Europees model)  De instelling kan zodanig veranderd
worden dat een zoemtoon hoorbaar
wordt voor bevestiging wanneer
de portieren en de achterklep met
behulp van de verzoekschakelaar
vergrendeld/ontgrendeld worden.
 (Behalve Europese modellen)  Er wordt een zoemtoon gegeven voor
bevestiging wanneer de portieren
en de achterklep vergrendeld/
ontgrendeld worden met behulp
van de verzoekschakelaar. Indien
gewenst, kan de zoemtoon worden
uitgeschakeld.
 Het volume van de zoemtoon kan
eveneens veranderd worden. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
OPMERKING
  Verander de instelling aan de hand
van de volgende procedure.
1. Schakel het contact uit en sluit
alle portieren en de achterklep.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Houd binnen 30 seconden na het
openen van het bestuurdersportier
de LOCK toets op de sleutel
gedurende tenminste 5 seconden
ingedrukt.
  Alle portieren en de achterklep
worden vergrendeld en de pieptoon
klinkt met het huidige ingestelde
volume. De instelling verandert
telkens wanneer de LOCK toets
op de sleutel wordt ingedrukt
en de pieptoon klinkt met het
ingestelde volume. (Als pieptoon-
uit de actieve instelling is, zal de
pieptoon niet klinken.)
4. Voer een van onderstaande
handelingen uit om de verandering
van de instelling te voltooien:




 Wanneer het contact op ACC of
ON wordt gezet.
 


 Sluiten van het
bestuurdersportier.
 


 Openen van de achterklep.



 Wanneer de sleutel gedurende
10 seconden niet wordt
gebruikt.
 


 Indrukken van een willekeurige
toets behalve de LOCK toets op
de sleutel.
 


 Indrukken van een
verzoekschakelaar.


Page 102 of 719

3–20
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  Automatische hervergrendelfunctie  Na het ontgrendelen door het
indrukken van de verzoekschakelaar,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld worden als
een van de volgende handelingen
niet binnen ongeveer 30 seconden
wordt uitgevoerd. Als uw auto
uitgerust is met een anti-diefstal
beveiligingssysteem, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
knipperen bij wijze van bevestiging.
 De tijd die nodig is om de portieren
automatisch te vergrendelen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
 


 Openen van een portier of de
achterklep.
 


 Wanneer het contact in een andere
stand dan uit wordt gezet.
Vergrendelen, ontgrendelen met de
zender
Alle portieren en de achterklep kunnen
vergrendeld/ontgrendeld worden
door bediening van de zender van de
Afstandbediende portiervergrendeling. Zie
de Afstandbediende portiervergrendeling
(pagina 3-4 ).
Vergrendelen, ontgrendelen met de
portiervergrendelschakelaar *
Wanneer alle portieren en de achterklep
gesloten zijn en de vergrendelzijde wordt
ingedrukt, worden alle portieren en de
achterklep automatisch vergrendeld.
Deze worden alle ontgrendeld wanneer de
ontgrendelzijde wordt ingedrukt.

Vergrendelen
Ontgrendelen

OPMERKING
De portieren en de achterklep kunnen
niet vergrendeld worden terwijl een van
de portieren of de achterklep geopend is.
Automatische vergrendel-/
ontgrendelfunctie *
WAARSCHUWING
Niet aan de binnenste kruk van een
voorportier trekken:
Tijdens het rijden aan de binnenste
kruk van een voorportier trekken is
gevaarlijk. Passagiers kunnen als het
portier per ongeluk open zou gaan uit
de auto vallen, wat ernstig of dodelijk
letsel kan veroorzaken.


Page 122 of 719

3–40
Alvorens te gaan rijden
Spiegels
*Bepaalde modellen.
WAARSCHUWING
De elektrisch bediende inklapbare
buitenspiegel niet aanraken wanneer
deze in beweging is:
Aanraken van een elektrisch bediende
inklapbare buitenspiegel wanneer deze
in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand
kan klemraken en gewond raken of de
spiegel kan worden beschadigd.

Gebruik de elektrische
inklapschakelaar om de spiegel in de
rijklaarstand te zetten:
Het met de hand in de rijstand zetten
van de elektrisch bediende inklapbare
buitenspiegel is gevaarlijk. De spiegel
zal niet in positie vergrendelen en
zal het verkrijgen van een goed
achteruitzicht verhinderen.

Bedien de elektrisch bediende
inklapbare buitenspiegel uitsluitend
wanneer de auto veilig geparkeerd is:
Bediening van de elektrisch bediende
inklapbare buitenspiegel tijdens het
rijden is gevaarlijk. Windkracht die
tegen de spiegel drukt zal de spiegel
doen terugklappen en u zult de spiegel
dan niet meer in de rijstand kunnen
terugzetten, waardoor het verkrijgen
van een goed achteruitzicht verhinderd
wordt.
Gebruik van de elektrische
ruitbediening bij stopgezette motor
*
De buitenspiegels kunnen gebruikt worden
gedurende ongeveer 40 seconden nadat
het contact vanuit ON op uit is gezet en
alle portieren gesloten zijn. Als een portier
wordt geopend, worden de elektrische
buitenspiegels stopgezet.
Binnenspiegel
WAARSCHUWING
Stapel nooit lading of voorwerpen
hoger op dan de rugleuningen:
Lading die hoger wordt opgestapeld
dan de rugleuningen is gevaarlijk.
Dit kan uw uitzicht in de
achteruitkijkspiegel belemmeren,
waardoor het gevaar bestaat dat u
bij het veranderen van rijbaan een
voertuig raakt dat zich naast u bevindt.
Afstellen van de binnenspiegel
Stel alvorens te gaan rijden de
binnenspiegel af op het midden van het
achteruitzicht door de achterruit.





Page 132 of 719

3–50
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een of¿ ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
  Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een of¿ ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indicatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
  Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een of¿ ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste
wijze toegang probeert te krijgen tot de
auto of als de inbraaksensor beweging
binnen in de auto bespeurt, hetgeen tot
gevolg kan hebben dat de auto (met
inbraaksensor) of de inhoud er van wordt
gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene/
claxon en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.

Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
*
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.

De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 40 next >