MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 441 of 759

3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven
rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedtelijnen en de zijkant van de
parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn.

1. (Displayconditie)
2. (Voertuigconditie)
4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de
voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de
parkeerruimte.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-271

Page 442 of 759

5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen recht vooruit zetten en uw auto
langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de
auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot
stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de
voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.)

1. (Displayconditie)
2. (Voertuigconditie)
6. Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) vanuit de stand achteruit (R) naar een
andere stand van de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) wordt gezet, keert het scherm terug
naar de voorgaande display.
OPMERKING
Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de
veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks
visueel controleren.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-272

Page 443 of 759

xIn de afbeelding van de parkeerruimte (of garage) welke op het scherm wordt
weergegeven, kan het lijken dat het achterste uiteinde en de afstandsrichtlijnen op
de monitor op één lijn zijn, terwijl deze op de grond in feite niet op één lijn zijn.
xBij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, kan het lijken dat de verdeelstreep en de
voertuigbreedterichtlijn op de monitor op één lijn zijn, alhoewel deze in feite op
de grond niet op één lijn zijn.
Displaytype met vaste hulplijnen
OPMERKING
Beelden van de achteruitparkeercamera die getoond worden op de monitor zijn
omgekeerde beelden (spiegelbeelden).
1. Zet de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de stand achteruit (R) om de display over te
schakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-273

Page 444 of 759

2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit.

1. (Displayconditie)
2. (Voertuigconditie)
3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven
rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedtelijnen en de zijkant van de
parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn.
4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de
voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de
parkeerruimte.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-274

Page 445 of 759

5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen recht vooruit zetten en uw auto
langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de
auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot
stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de
voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.)

1. (Displayconditie)
2. (Voertuigconditie)
6. Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) vanuit de stand achteruit (R) naar een
andere stand van de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) wordt gezet, keert het scherm terug
naar de voorgaande display.
OPMERKING
Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de
veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks
visueel controleren.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-275

Page 446 of 759

xIn de afbeelding van de parkeerruimte (of garage) welke op het scherm wordt
weergegeven, kan het lijken dat het achterste uiteinde en de afstandsrichtlijnen op
de monitor op één lijn zijn, terwijl deze op de grond in feite niet op één lijn zijn.
xBij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, kan het lijken dat de verdeelstreep en de
voertuigbreedterichtlijn op de monitor op één lijn zijn, alhoewel deze in feite op
de grond niet op één lijn zijn.
▼Afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld
Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de getoonde
wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval
leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het
afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Wanneer de auto achterover helt als gevolg van het gewicht van passagiers en
lading
Wanneer de achterzijde van de auto lager geworden is, lijkt het voorwerp dat op het
scherm wordt weergegeven verder dan de werkelijke afstand.
1. Voorwerp
2. Variantie
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-276

Page 447 of 759

Wanneer er een steile helling achter de auto is
Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt
het voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling:
dichterbij) dan de werkelijke afstand.
1. Lijkt verder weg dan de werkelijke afstand
2. Lijkt dichterbij dan de werkelijke afstand
3. Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
4. Werkelijke afstand tussen voertuig en voorwerp.
5. Voorwerp in werkelijke positie
6. Voorwerp op scherm
Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto
Aangezien de afstandsrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak,
bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionale object dat op het scherm
wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)
3. Gemeten afstand op scherm A>B>C
4. Werkelijke afstand B>C=A
(Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject)
Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object
Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto
het object raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-277

Page 448 of 759

het scherm in aanraking komt. De positie van het object dat op het scherm wordt
getoond is verschillend van de werkelijke positie omdat de lijnen van het
geanticipeerde traject die op het scherm getoond worden uitgaan van een
horizontaal wegdek. Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, de ruimte
aan de achterzijde en rondom de auto rechtstreeks visueel controleren.
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke aanzicht)
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-278

Page 449 of 759

Parkeersensorsysteem*
▼Parkeersensorsysteem
De parkeersensoren maken gebruik van ultrasonische sensoren die obstakels
rondom de auto opsporen bij het rijden met lage snelheden, zoals bij het parkeren
in een garage of het
file parkeren, en de bestuurder wordt door een zoemer en een
detectie-indicator geïnformeerd over de afstand (bij benadering) van de auto tot de
omliggende hindernis.

1. Voorste ultrasonische sensor*
2. Voorste ultrasonische hoeksensor*
3. Achterste ultrasonische sensor
4. Achterste ultrasonische hoeksensor
5. Achterste ultrasonische zijsensor
*
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het
rijden steeds visueel de veiligheid rondom uw auto:
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in
voorwaartse en achterwaartse richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van
de sensoren is beperkt, dus door tijdens het rijden enkel op het systeem te
vertrouwen kunnen er ongelukken veroorzaakt worden. Controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
OPGELET
¾Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
¾Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingsomstandigheden kan het
detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de
sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.4-279

Page 450 of 759

OPMERKING
xHet is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
xWanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
xWanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
xWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.xWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.xWanneer de auto buitengewoon scheef staat.xOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.xWanneer er met de auto over
oneffenheden, op hellingen of op onverharde of
met gras bedekte wegen of roosters wordt gereden.
xAlles wat ultrasonische golven genereert, zoals de claxon van een ander
voertuig, het motorgeluid van een
motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een ander voertuig dat uw auto nadert.
xWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij
rijomstandigheden die opspattend water veroorzaken.
xWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
xWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand, of van
een steile helling.
xWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.xWanneer de auto in de richting gaat van een ongelijke muur of trap.xEr zijn meerdere obstakels.xDe auto rijdt in een ruimte met lage plafonds.xObstakels onder de bumper worden mogelijk niet gedetecteerd. Obstakels die
lager zijn dan de sensor of dun worden mogelijk niet gedetecteerd ook al zijn ze al
een keer gedetecteerd.
xHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet worden gedetecteerd:
xDunne voorwerpen zoals kabel, touw of palenxMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuwxHoekvormige voorwerpenxBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijdexKleine, korte voorwerpenxLaat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) als de bumpers een schok of stoot hebben
gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben,
kunnen ze hindernissen niet opsporen.
xHet is mogelijk dat er een storing is in het systeem als het indicatielampje niet gaat
branden wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingeschakeld. Laat uw auto
door een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur)
controleren.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-280

Page:   < prev 1-10 ... 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 481-490 ... 760 next >