ESP MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 44 of 759

Rijd niet met een auto met een
beschadigde veiligheidsgordel:
Gebruik van een beschadigde
veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een
ongeluk kan het gordelmateriaal van
de veiligheidsgordel die op dat
moment werd gedragen beschadigd
raken. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan tijdens een
aanrijding geen voldoende
bescherming bieden. Laat een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens
een aanrijding in gebruik waren
inspecteren alvorens deze weer in
gebruik te nemen.
Laat uw veiligheidsgordels
onmiddellijk vernieuwen als de
voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) de voorspanners
van de veiligheidsgordels en de airbags
inspecteren. Juist zoals de airbags
functioneren de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels slechts eenmaal en
moeten deze na elke botsing waarbij
deze geactiveerd werden worden
vernieuwd. Als de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een
botsing toenemen.Dragen van de schoudergordel:
Een schoudergordel die op verkeerde
wijze wordt gedragen is gevaarlijk.
Zorg er steeds voor dat de
schoudergordel over uw schouder en
in de nabijheid van uw nek wordt
geplaatst, maar nooit onder de arm,
op de nek zelf of op de bovenarm.
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een
aanrijding wordt de schok van de
botsing dan rechtstreeks op de
onderbuik overgebracht, hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken. Zorg er
voor dat de heupgordel nauwsluitend
past en draag deze zo laag mogelijk
om de heupen.
Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het
beenderstelsel van het lichaam te
drukken en behoren laag om de
voorzijde van het bekken, of om het
bekken, de borst en schouders
gedragen te worden, al naargelang van
toepassing; het dragen van de
heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo
nauwsluitend mogelijk afgesteld te
worden, in overeenstemming met
comfort, om de bescherming te
kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende
gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming
kunnen bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-24

Page 46 of 759

instructies betreffende bepaalde
medische aandoeningen.
▼Noodblokkeerstand
Wanneer de veiligheidsgordel is
vastgemaakt, zal deze zich altijd in de
noodblokkeerstand bevinden.
In de noodblokkeerstand blijft de
gordel comfortabel om de gebruiker
zitten en zal de oprolautomaat tijdens
een aanrijding in positie blokkeren.
Als de gordel geblokkeerd is en niet
naar buiten getrokken kan worden, de
gordel eenmaal laten oprollen en deze
vervolgens langzaam proberen naar
buiten te trekken. Als dit niet werkt, de
gordel 1 maal krachtig aantrekken en
loslaten en vervolgens opnieuw
langzaam naar buiten trekken.
Veiligheidsgordels
▼Vastmaken van de
veiligheidsgordels
Plaats de veiligheidsgordeltong in de
gesp.
1. Veiligheidsgordeltong
2. Veiligheidsgordelgesp

Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel
vervolgens de schoudergordel zodanig
af dat deze nauwsluitend om uw
lichaam past.
1. Laag om de heupen houden
2. Aantrekken
3. Te hoog

Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
van de achterzitting correct door de
veiligheidsgordelgeleider wordt geleid
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-26

Page 47 of 759

en dat deze niet is verdraaid voordat u
de gordel vastmaakt.
▼Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de
veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, deze
naar buiten trekken en op verdraaiing
en knikken inspecteren. Kijk vervolgens
of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
1. Toets
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt
opgerold, deze door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) laten inspecteren.
▼Voorste schoudergordelafsteller
De veiligheidsgordels van de
voorzittingen hebben een voorste
schoudergordelafsteller. Als de
veiligheidsgordel uw nek raakt of van
uw schouder glijdt, stelt u de hoogte
van de veiligheidsgordel in.
Hoger zetten
Beweeg de voorste
schoudergordelafsteller omhoog om
de veiligheidsgordel te verhogen.
Lager zetten
Houd de voorste
schoudergordelafsteller vast en verlaag
de gordel met de knop van de voorste
schoudergordelafsteller ingedrukt om
de veiligheidsgordel te verlagen.

Duw na het afstellen de voorste
schoudergordelafsteller omlaag en
controleer dat deze stevig op zijn
plaats zit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-27

Page 48 of 759

Veiligheidsgordelwaarsch
uwingssystemen
▼Veiligheidsgordelwaarschuwingssy
stemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet
is vastgemaakt, wordt de inzittende
door een waarschuwingslampje of een
zoemtoon gewaarschuwd.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
veiligheidsgordel (voorzitting) op
pagina 7-69.
Zie Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel (achterzitting) (rood)
op pagina 7-69.
Zie Waarschuwingszoemer
veiligheidsgordel op pagina 7-77.

Veiligheidsgordelindicatielampje
(achterzitting) (groen)
Het lampje gaat branden wanneer de
veiligheidsgordel van de achterzitting
wordt vastgemaakt terwijl het contact
op ON wordt gezet, en gaat uit nadat
een bepaalde tijd is verstreken.
Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
▼Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
Voor een optimale bescherming zijn
de veiligheidsgordels van de
voorzittingen en van de buitenste
zitplaatsen van de achterzitting
*
uitgerust met voorspanner- en
begrenzingsystemen. Om deze beide
systemen correct te kunnen laten
functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.

Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig
met de airbags geactiveerd.
(Met rolsensor)
Wanneer tevens een kanteling (over de
kop slaan) wordt bespeurd, worden de
voorspanners gelijktijdig met de
airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over
activering, Criteria voor SRS airbag
activering (pagina 2-66).

Wanneer de airbags worden
opgeblazen, trekken de
oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel strak
aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners
geactiveerd werden dienen deze
steeds vernieuwd te worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje voor systeem
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-28*Bepaalde modellen.

Page 76 of 759

Breng geen wijzigingen aan een
voorportier aan en laat geen
beschadigingen onhersteld. Laat een
beschadigd voorportier altijd door
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan
een voorportier of het niet herstellen
van beschadigingen is gevaarlijk. Elk
van de voorportieren is voorzien van
een zij-impactsensor welke onderdeel
vormt van het aanvullend
beveiligingssysteem. Als gaten worden
geboord in een voorportier, een
portierluidspreker blijvend wordt
verwijderd, of een beschadigd portier
niet wordt hersteld, kan de werking
van de sensor nadelig beïnvloed
worden zodat deze de druk van de
impact van een zijdelingse botsing niet
meer correct kan bespeuren. Als een
sensor een zijdelingse botsing niet
correct kan bespeuren, bestaat de kans
dat de zij- en gordijn-airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners niet
normaal functioneren, waardoor de
inzittenden ernstig letsel kunnen
oplopen.Breng geen wijzigingen aan in het
aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de
onderdelen of de bedrading van het
aanvullend beveiligingssysteem is
gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in
werking stellen of buiten gebruik
stellen. Breng geen enkele wijziging
aan in het aanvullend
beveiligingssysteem. Hieronder vallen
het aanbrengen van stuurbekleding ,
etiketten of wat dan ook op de
airbagmodules. Hieronder valt ook het
installeren van extra elektrische
apparatuur op of nabij de onderdelen
en de bedrading van het systeem. Een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) kan de
speciale aandacht besteden die bij het
uitbouwen en inbouwen van de
voorzittingen nodig is. Het is van
belang de bedrading en de
aansluitingen van de airbag te
beschermen om er voor te zorgen dat
de airbags niet per ongeluk in werking
treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet
beschadigd wordt en de
airbag-aansluiting van de zittingen
onbeschadigd blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-56

Page 88 of 759

Beperkingen van de SRS
airbag
▼Beperkingen van de SRS airbag
Bij ernstige botsingen zoals die
hierboven beschreven onder “Criteria
voor SRS airbag activering” zal de
betreffende SRS airbaguitrusting
geactiveerd worden. Echter bij
bepaalde botsingen bestaat de kans
dat de uitrusting niet geactiveerd
wordt, afhankelijk van het type botsing
en de ernst ervan.

Beperkingen ten aanzien van de
detectie van frontale/bijna frontale
botsingen:
In de volgende illustraties worden
voorbeelden gegeven van frontale/
bijna frontale botsingen die mogelijk
niet als ernstig genoeg bespeurd
worden om de SRS airbaguitrusting te
activeren.

Botsingen tegen bomen of palen

Frontale zijdelingse botsing

Kopstaartbotsingen of rijden onder de
laadklep van een vrachtauto
Beperkingen ten aanzien van de
detectie van zijdelingse botsingen:
In de volgende illustraties worden
voorbeelden gegeven van zijdelingse
botsingen die mogelijk niet als ernstig
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-68

Page 89 of 759

genoeg bespeurd worden om de SRS
airbaguitrusting te activeren.

Zijdelingse botsingen tegen bomen of
palen

Zijdelingse botsingen met
tweewielige voertuigen

Over de kop slaan (zonder rolsensor)
Beperkingen ten aanzien van detectie
van over de kop slaan (met rolsensor):
De volgende afbeelding toont een
voorbeeld van een ongeluk dat
mogelijk niet als over de kop slaan
wordt gedetecteerd. De
veiligheidsgordelvoorspanners van de
voorstoel en gordijn-airbags worden
daardoor mogelijk niet geactiveerd.

Over de kop slaan
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-69

Page 91 of 759

3Alvorens te gaan rijden
Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren,
spiegels en ruiten.
Sleutels....................................3-2
Sleutels................................. 3-2
Afstandbediende
portiervergrendeling.............. 3-4
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling............... 3-10
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling
*............3-10
Werkingsbereik.................... 3-11
Portieren en sloten.................. 3-12
Portiersloten........................ 3-12
Achterklep.......................... 3-23
Brandstof en emissie................3-34
Voorzorgsmaatregelen ten
aanzien van brandstof en
motoruitlaatgassen.............. 3-34
Afsluitklep van brandstoftankdop
en brandstoftankdop............ 3-39
Spiegels................................. 3-42
Spiegels.............................. 3-42
Ruiten................................... 3-47
Elektrische ruitbediening...... 3-47
Schuifdak
*........................... 3-50
Beveiligingssysteem.................3-54
Aanbrengen van wijzigingen en
aanvullende apparatuur........3-54
Start-blokkeersysteem.......... 3-54
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*............. 3-56
Rijtips.................................... 3-61
Inrijden............................... 3-61
Brandstofbesparing en
milieubescherming.............. 3-61
Moeilijke
rijomstandigheden............... 3-62
Vloermat............................. 3-63
Op eigen kracht lostrekken van de
auto....................................3-64
Rijden in de winter...............3-65
Doorwaden van water.......... 3-68
Informatie betreffende de
turbolader (SKYACTIV-D
1.8).................................... 3-68
Slepen................................... 3-70
Trekken van caravans en
aanhangers (Europa/Rusland/
Turkije/Israël/Zuid-Afrika) ..........
.......................................... 3-70
*Bepaalde modellen.3-1

Page 98 of 759

Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem
op pagina 3-56.
Energiebesparende functie
Door de energiebesparende functie
van de zender in te schakelen, worden
de functie voor geavanceerde
afstandbediende
portiervergrendeling
*1 en het
startdrukknopsysteem uitgeschakeld en
wordt het batterijverbruik van de
zender beperkt.
De afstandsbedieningsfunctie wordt
geactiveerd door de zenderschakelaar
in te drukken, zelfs wanneer de
energiebesparende functie is
ingeschakeld. Het
bedrijfsindicatielampje van de zender
gaat echter niet branden/knipperen.
Inschakelen van de
energiebesparende functie
Nadat de energiebesparende functie is
ingeschakeld volgens de onderstaande
procedure, worden de
waarschuwingsknipperlichten en de
zoemer
*1 eenmaal geactiveerd.
1. Druk binnen 3 seconden 4 keer op
de vergrendeltoets op de zender
om het bedrijfsindicatielampje te
laten branden.
2. Houd de vergrendeltoets minimaal
1,5 seconde ingedrukt terwijl het
bedrijfsindicatielampje gaat
branden (gedurende 5 seconden).
3. Druk op een van de toetsen op de
zender om te controleren dat het
bedrijfsindicatielampje niet gaat
branden/knipperen.
Uitschakelen van de
energiebesparende functie
Nadat de energiebesparende functie is
uitgeschakeld volgens de onderstaande
procedure, worden de
waarschuwingsknipperlichten en de
zoemer
*1 eenmaal geactiveerd.
1. Druk op een van de toetsen op de
zender om te controleren dat het
bedrijfsindicatielampje niet gaat
branden/knipperen.
2. Druk binnen 3 seconden 4 keer op
de vergrendeltoets op de zender
om het bedrijfsindicatielampje te
laten branden.
3. Houd de vergrendeltoets minimaal
1,5 seconde ingedrukt terwijl het
bedrijfsindicatielampje gaat
branden (gedurende 5 seconden).
*1 Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie
▼Werkingsbereik
Het systeem werkt uitsluitend wanneer
de bestuurder zich in de auto of
binnen het werkingsbereik bevindt en
de sleutel bij zich heeft.
De motor starten
OPMERKING
xDe kans bestaat dat de motor gestart
kan worden als de sleutel zich buiten
de auto bevindt en buitengewoon
dichtbij een portier of raam wordt
gehouden, echter de motor altijd
vanaf de bestuurdersstoel starten.
Als de auto gestart wordt en de
sleutel bevindt zich niet in de auto,
zal de auto niet opnieuw starten
nadat deze is stopgezet en wordt het
contact op uit gezet.
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
3-8

Page 106 of 759

xU raakt tegelijkertijd het
detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portiervergrendeling en het
detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portierontgrendeling aan.
xU raakt het detectiegebied van de
aanraaksensor aan terwijl u
handschoenen draagt.
xVreemde bestanddelen zoals
sneeuw of ijs hebben zich aan het
detectiegebied van de
aanraaksensor vastgehecht.
xU trekt aan de portierkruk direct
nadat u het detectiegebied van de
aanraaksensor hebt aangeraakt.
xHet systeem kan in werking treden
wanneer de portierkruk aan de
buitenzijde of een voorportier wordt
bespat met water in een
autowasinstallatie of door regen
terwijl de zender binnen
werkingsbereik is.
xAls het systeem niet functioneert
terwijl u het detectiegebied van de
aanraaksensor goed hebt
aangeraakt, laat u de aanraaksensor
eenmaal los en raakt u na ongeveer
3 seconden het detectiegebied van
de aanraaksensor weer aan.
Vergrendelen
Raak het detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portiervergrendeling aan terwijl aan
alle onderstaande voorwaarden
voldaan is om te vergrendelen.
xHet contact is op OFF gezet.xAlle portieren zijn gesloten.xU draagt de zender bij u.
De volgende locaties worden
vergrendeld door het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portiervergrendeling aan te raken.
xAlle portierenxAfsluitklep van brandstoftankdopxAchterklep
Bij het vergrendelen gaan de
waarschuwingsknipperlichten eenmaal
branden.
(Behalve Europese modellen)
Er klinkt eenmaal een zoemtoon.
Ontgrendelen
Raak het detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portierontgrendeling aan terwijl aan
alle onderstaande voorwaarden
voldaan is om te ontgrendelen.
xHet contact is op OFF gezet.xHet bestuurdersportier is
vergrendeld.
xEr zijn 3 seconden of meer
verstreken sinds de portieren werden
vergrendeld.
xU draagt de zender bij u.
Ty p e A
(Ontgrendelen vanuit het
bestuurdersportier)
De volgende locaties worden
ontgrendeld door het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portierontgrendeling van het
bestuurdersportier aan te raken.
xBestuurdersportierxAfsluitklep van brandstoftankdop
OPMERKING
xDe te ontgrendelen locatie kan
worden gewijzigd.
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
3-16

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 110 next >