MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 161 of 889

3–61
Alvorens te gaan rijden
Ruiten
Open- en dichtschuiven
Druk om het schuifdak automatisch
volledig te openen, de kantel/
schuifschakelaar kortstondig in
achterwaartse richting drukken.
Druk om het schuifdak automatisch
volledig te sluiten, de kantel/
schuifschakelaar kortstondig in
voorwaartse richting drukken.
Druk om het schuiven tussentijds te
stoppen de kantel/schuifschakelaar in.

Sluiten
Openen

Terugstelprocedure voor elektrisch
bediend schuifdak
Als de accu is losgekoppeld, zal het
schuifdak niet functioneren. Om
het schuifdak weer correct te laten
functioneren, dient dit te worden
teruggesteld. Voer onderstaande procedure
uit voor het terugstellen van het schuifdak
en het hervatten van de bediening:

1. Zet het contact op ON.
2. Druk de kantelschakelaar in om
de achterzijde van het schuifdak
gedeeltelijk omhoog te zetten.
3. Herhaal stap 2. De achterzijde van het
schuifdak kantelt naar boven tot in
de volledig geopende stand en wordt
vervolgens een weinig gesloten.

OPMERKING
Als de terugstelprocedure wordt
uitgevoerd terwijl het schuifdak in de
opengeschoven stand staat (gedeeltelijk
open), zal het dak eerst worden gesloten
alvorens de achterzijde naar boven
gekanteld wordt.
Blokkeerbeveiligingsfunctie van
schuifdak
Als het schuifdak tijdens het sluiten door
iemands handen, hoofd of een voorwerp
geblokkeerd wordt, zal het schuifdak
stoppen en in geopende richting schuiven.
WAARSCHUWING
Let er op dat het schuifdak door niets
wordt geblokkeerd juist voordat dit de
volledig gesloten stand bereikt:
Het blokkeren van het schuifdak juist
voordat dit de volledig gesloten stand
bereikt is gevaarlijk.
In deze gevallen kan de
blokkeerbeveiligingsfunctie niet
voorkomen dat het schuifdak sluit.
Als vingers tussen de ruit beklemd
raken, kan dit ernstige verwondingen
opleveren.

Page 162 of 889

3–62
Alvorens te gaan rijden
Ruiten
OPMERKING
  Afhankelijk van de
rijomstandigheden bestaat de kans
dat een sluitend schuifdak stopt
en begint te openen wanneer het
schuifdak een schok ondervindt
waarvan het effect hetzelfde is als in
het geval waarbij het schuifdak door
iets geblokkeerd wordt.
  Tijdens het initialiseren
van het schuifdak zal de
blokkeerbeveiligingsfunctie van het
schuifdak niet functioneren.
Zonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand
geopend en gesloten worden.

Het zonnescherm gaat open wanneer het
schuifdak geopend wordt, maar dient met
de hand te worden gesloten.

Zonnescherm

OPGELET
  Het zonnescherm gaat niet
omhoog. Om beschadiging van het
zonnescherm te voorkomen, dit niet
omhoog drukken.
  Het zonnescherm niet sluiten terwijl
het schuifdak geopend wordt. Het
zonnescherm kan beschadigd worden
wanneer geprobeerd wordt dit door
forceren te sluiten.

Page 163 of 889

3–63
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Aanbrengen van
wijzigingen en
aanvullende apparatuur
Mazda kan niet garant staan voor de juiste
werking van het startblokkeersysteem
en het anti-diefstal beveiligingssysteem
als er wijzigingen aan het systeem
zijn aangebracht of als er aanvullende
apparatuur is aangesloten.
OPGELET
Om beschadiging van de auto te
voorkomen, geen wijzigingen aan het
systeem aanbrengen of aanvullende
apparatuur op het startblokkeersysteem
en het anti-diefstal beveiligingssysteem
of de auto aansluiten.
Start-blokkeersysteem
Het start-blokkeersysteem zorgt ervoor
dat de motor enkel kan worden gestart met
een sleutel die door het systeem herkend
wordt.

Als iemand probeert de motor te starten
met een sleutel die niet wordt herkend, zal
de motor niet starten, hetgeen autodiefstal
helpt voorkomen.
Neem contact op met een of¿ ciële Mazda-
reparateur indien u een probleem heeft
met het start-blokkeersysteem of met de
sleutel.
OPGELET
  Veranderingen of modi¿ caties die
niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd
door de partij die verantwoordelijk
is voor de compliantie kunnen de
garantie op de apparatuur ongeldig
maken.
  Volg onderstaande instructies om
beschadiging van de sleutel te
voorkomen:
 


 Laat de sleutel niet vallen.



 Laat de sleutel niet nat worden.



 Stel de sleutel niet bloot aan
magnetische velden van enigerlei
aard.
 


 Stel de sleutel niet bloot aan hoge
temperaturen op plaatsen zoals het
dashboard of de motorkap, onder
direct zonlicht.

Page 164 of 889

3–64
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
OPMERKING
  Als de motor niet met de correcte
sleutel gestart kan worden en het
beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, is er
mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een of¿ ciële Mazda-
reparateur.
  De sleutels bevatten een unieke
elektronische code. In verband
hiermee en om veiligheidsredenen is
er een wachttijd voor het verkrijgen
van een reservesleutel. Deze sleutels
zijn uitsluitend verkrijgbaar via een
of¿ ciële Mazda reparateur.

 Houd steeds een reservesleutel bij
de hand voor het geval er een sleutel
verloren raakt. Raadpleeg in het
geval van verlies van een sleutel zo
spoedig mogelijk een of¿ ciële Mazda
reparateur.
  Als u een sleutel verliest, zal
een of¿ ciële Mazda reparateur
de elektronische codes van uw
resterende sleutels en het start-
blokkeersysteem opnieuw instellen.
Breng alle resterende sleutels naar
een of¿ ciële Mazda reparateur om
deze opnieuw te laten instellen.
 Starten van uw auto met een sleutel
waarvan de code niet opnieuw is
ingesteld zal niet mogelijk zijn.
Werking
OPMERKING
  De kans bestaat dat de
motor niet start en dat het
beveiligingssysteemindicatielampje
brandt of knippert als de sleutel
op plaatsen gelegd wordt waar
het moeilijk is voor het systeem
het signaal te ontvangen, zoals
op het instrumentenpaneel of in
de handschoenenkast. Breng de
sleutel naar een plaats binnen het
signaalbereik, zet het contact uit en
start vervolgens de motor opnieuw.
  Het is mogelijk dat uw start-
blokkeersysteem storing
ondervindt van signalen van een
TV of radiozender, van zend/
ontvang apparatuur of van
een mobiele telefoon. Als u
de juiste sleutel gebruikt en u
de motor niet kunt starten, het
beveiligingssysteemindicatielampje
controleren.
In staat van paraatheid brengen
Het systeem is in staat van paraatheid
wanneer het contact vanuit ON op uit
gezet wordt.
Het beveiligingssysteemindicatielampje
in de instrumentengroep knippert elke
2 seconden totdat het systeem buiten
werking gesteld wordt.


Page 165 of 889

3–65
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een of¿ ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
  Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een of¿ ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indicatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
  Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een of¿ ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste
wijze toegang probeert te krijgen tot de
auto of als de inbraaksensor beweging
binnen in de auto bespeurt, hetgeen tot
gevolg kan hebben dat de auto (met
inbraaksensor) of de inhoud er van wordt
gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene/
claxon en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.

Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
*
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.

De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.

Page 166 of 889

3–66
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
OPGELET
Let op de volgende punten om de
inbraaksensor normaal te kunnen laten
functioneren:
 
 Hang geen kleding of voorwerpen
op aan een hoofdsteun of een
kledinghaak.
  Plaats de uitschuifbare zonnekleppen
in hun oorspronkelijke posities terug.
  De inbraaksensor niet afschermen
door deze af te dekken of er
voorwerpen voor te hangen.
  Laat de inbraaksensor niet vuil
worden en deze niet met een
vloeistof afvegen.
  De inbraaksensor of het
inbraaksensorsierstuk niet
blootstellen aan schokken of stoten.
  Breng geen zittingen aan die geen
originele Mazda producten zijn.
  Om afscherming van de
inbraaksensor te voorkomen, geen
voorwerpen of lading hoger dan de
hoofdsteunen in de buurt van de
inbraaksensor plaatsen.

Inbraaksensor en
inbraaksensorsierstuk

Werking
Gevallen waarbij de claxon/sirene wordt
ingeschakeld
De sirene/claxon wordt met
tussenpozen ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichten zullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
 


 Ontgrendelen van een portier
met de hulpsleutel of een
binnenvergrendelknop.
 


 Open forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
 


 Wanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
 


 Het contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
 


 (Met inbraaksensor) 
 De inbraaksensor registreert een
beweging in de auto.

Het systeem zal opnieuw in werking
gesteld worden (in totaal 10 keer) als een
van de hierboven aangegeven condities
blijft voortbestaan.
 


 (Met inbraaksensor) 
 Losmaken van de accuverbinding (de
waarschuwingsknipperlichten knipperen
niet).

Het systeem zal ongeveer 10 maal in
werking gesteld worden.

Page 167 of 889

3–67
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  De achterklep kan niet worden
geopend terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ingeschakeld.
  Bij auto’s met elektrisch bediende
achterklep kan de achterklep zelfs
worden geopend wanneer het anti-
diefstal beveiligingssysteem is
ingeschakeld door op de knop voor
de elektrisch bediende achterklep
op de zender te drukken of op
de schakelaar van de elektrische
achterklepopener terwijl u de sleutel
bij u draagt.
  Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de sirene/
claxon geactiveerd worden en zullen
de waarschuwingsknipperlichten
gaan knipperen wanneer de accu
geladen of vervangen wordt.
In staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ruiten en het schuifdak * goed
sluiten.
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
Ook als een ruit of het schuifdak * is
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ruiten en het schuifdak
*
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het alarm
kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan ook
geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-69 .
2. Zet het contact op OFF.
3. Zorg er voor dat de motorkap, de
portieren en de achterklep gesloten
zijn.

Page 168 of 889

3–68
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
4. Druk op de vergrendeltoets op
de zender of vergrendel het
bestuurdersportier vanaf de buitenzijde
met de hulpsleutel.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar.

Het veiligheidsindicatielampje in het
instrumentenpaneel gaat gedurende
20 seconden tweemaal per seconde
knipperen.



5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.
OPMERKING
  Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het
activeren van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn.
 Zie Zender op pagina 3-5 .   Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20
seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
 


 Ontgrendelen van een van de
portieren
 


 Openen van een van de portieren.



 Openen van de motorkap.



 Wanneer het contact op ON wordt
gezet.
  Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat
van paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
  Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender of het
gebruik van de hulpsleutel terwijl
het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.

Page 169 of 889

3–69
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor)
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is wanneer
er sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het alarm
onnodig geactiveerd wordt.
 


 Wanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
 


 Wanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto
bij transport op een schuin aÀ opende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
 


 Wanneer kleine voorwerpen/accessoires
in de auto zijn opgehangen, kleding
aan een kledinghaak is opgehangen of
andere voorwerpen zijn aangebracht die
gemakkelijk binnen in de auto kunnen
bewegen.
 


 Bij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
 


 Bij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
 


 Wanneer voortdurend schokken
en trillingen van hagel of donder
en bliksem op de auto worden
overgebracht.
 


 Portieren vergrendeld worden terwijl
een ruit of het schuifdak * is open blijven
staan.
 


 Een extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert
in gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.

OPMERKING
Als een portier of de achterklep
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch hervergrendeld worden en
zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht worden
zelfs als een ruit en het schuifdak
* is
open blijven staan.

Voor het annuleren van de inbraaksensor,
de toets op de zender binnen 20 seconden
na het indrukken van de vergrendeltoets
indrukken.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
driemaal knipperen.
OPMERKING
  Voor het opnieuw activeren van
de inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en
dit vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
  De inbraaksensor is in werking
wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht. Voor het
annuleren van de inbraaksensor,
op de annuleertoets van de
inbraaksensor drukken wanneer het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht.

Page 170 of 889

3–70
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Uitschakelen van een in staat van
paraatheid gebracht systeem
Een systeem dat in staat van paraatheid
is gebracht kan uitgeschakeld worden
met gebruik van een van onderstaande
methodes:
 


 De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
 


 Starten van de motor met de
startdrukknop.
 


 (Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)



 
 Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.


De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten tweemaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem uitgeschakeld is.
Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
 


 De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
 


 Starten van de motor met de
startdrukknop.
 


 (Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)



 
 Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.
 

 
 Indrukken van de elektrische
achterklepopener wanneer u de sleutel
meedraagt.
 

 
 De knop van de elektrisch bediende
achterklep op de zender ingedrukt
wordt.


De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 890 next >