alarm MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 350 of 889

4–162
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Display van
vermoeidheidswaarschuwing
(DAA)
Wanneer het systeem vermoeidheid
of verminderde oplettendheid van
de bestuurder bespeurt, wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
verschijnt er een alarmmelding in de
multi-informatiedisplay.


Uitschakelen van de
vermoeidheidswaarschuwing
(DAA)
De DAA kan op niet activeren worden
ingesteld.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .

Page 394 of 889

4–206
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Het LAS&LDWS systeem gaat in de
volgende gevallen over naar stand-
bystatus:
 


 Het systeem kan de witte (gele)
rijstrookstrepen niet bespeuren.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer
60 km/h.
 


 Het ABS/TCS is in bedrijf.



 Het TCS is uitgeschakeld.
 (Als het TCS wordt uitgeschakeld
terwijl het systeem operationeel is,
klinkt er een waarschuwingszoemer en
gaat het systeem over naar de stand-
bystatus.)
 


 De auto maakt een scherpe bocht.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.



 Wanneer de rijstrook buitengewoon
smal of breed is.

OPMERKING
  (Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Laat”)




 Het LAS&LDWS systeem
functioneert niet totdat het systeem
witte (gele) rijstrookstrepen aan de
linker- of rechterzijde bespeurt.
 


 Wanneer het systeem een witte
(gele) rijstrookstreep enkel
aan één zijde bespeurt, zal het
systeem de besturingsassistentie
en de waarschuwing niet activeren
voor de rijstrookstreep aan de
zijde die niet bespeurd wordt.
De besturingsassistentie en de
waarschuwing zijn enkel voor de
rijstrookafwijking aan de zijde die
bespeurd wordt.
OPMERKING
 
 (Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Vroeg”)
 




 Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld
op “Vroeg”, functioneert het
LAS&LDWS systeem niet totdat
het systeem links en rechts witte
(gele) rijstrookstrepen bespeurt.
Wanneer het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen enkel aan de
linker of rechterzijde bespeurt,
functioneert het systeem enkel bij
een rijstrookafwijking aan de zijde
die bespeurd wordt.
 


 De besturingsassistentie wordt
uitgevoerd zodat de auto om en
nabij het midden van de rijstrook
blijft rijden, echter, afhankelijk van
omstandigheden zoals bochten in
de weg, hellingsgraad, golvingen
en rijsnelheid, bestaat de kans
dat het systeem de auto niet bij
het midden van de rijstrook kan
houden.


 Als de bestuurder zijn of haar handen
van het stuurwiel afneemt (het
stuurwiel niet vasthoudt), wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
wordt een alarmmelding aangegeven
in de multi-informatiedisplay of de
Active Driving Display.

Page 395 of 889

4–207
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Als de bestuurder zijn of haar handen
van het stuurwiel afneemt (het
stuurwiel niet vasthoudt), wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
wordt een alarmmelding aangegeven
in de multi-informatiedisplay of de
Active Driving Display.
Active Driving Display Multi-informatiedisplay
(Type voorruit)
(Type automatisch opklappen)
 Als u het stuurwiel licht vasthoudt,
is het mogelijk dat het systeem
afhankelijk van de rijomstandigheden
bespeurt dat u het stuurwiel heeft
losgelaten (het stuurwiel niet langer
vasthoudt) ook al is dit niet het
geval en dat er een bericht in de
multi-informatiedisplay of de Active
Driving Display verschijnt.
OPMERKING
  Het tijdstip waarbij de waarschuwing
voor rijstrookafwijking
wordt geactiveerd en de
besturingsassistentie wordt
uitgevoerd varieert.
  De volgende instellingen voor
het LAS&LDWS systeem
kunnen worden gewijzigd. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
 


 Besturingsassistentie in werking/
buiten werking
 


 Uitschakelgevoeligheid
(waarschijnlijkheid van
besturingsassistentie)
Rijstrookstrependisplay
Wanneer het LAS&LDWS systeem vanuit
de stand-bystand operationeel wordt,
worden de rijstrookstrepen weergegeven
in de multi-informatiedisplay en de Active
Driving Display. In de display van de
rijstrookstrepen die de bedrijfstoestand
aangeeft, verandert de kleur van de
rijstrookstrepen die worden bespeurd naar
wit.
(Standby status)

Multi-informatiedisplay
Active Driving Display

Page 507 of 889

5–31
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
Druk in de FM modus op de
programmatype informatietoets (
, ). De
programmatype code en “ PTY ” wordt
tijdens ontvangst getoond. Als er geen
programmatype code is, wordt “ None ”
getoond.
(Kiezen van een programmatype:)
1. Druk op de programmatype
informatietoets (
, ) wanneer de
programmatype code wordt getoond.
2. Druk op een van de volgende toetsen:
 

 
 Druk op de voorgeprogrammeerde
voorkeuzezendertoets ( 1 tot 6 ).
 

 
 Druk op de programmatype
informatietoets (
, ).
(Opsporen van programmatype
informatie:)
1. Druk op de programmatype
informatietoets (
, ) wanneer de
programmatype code wordt getoond.
2. Druk op de programmatype
informatietoets (
, ) totdat de
pieptoon klinkt.
De installatie begint met het opsporen
van uitzendingen en zal als er geen
worden gevonden “ Nothing ” tonen
en vervolgens terugkeren naar de
voorheen ingestelde golfband.

(Opslaan van programmatypen onder
de zendervoorkeuzetoetsen:)
1. Druk op de programmatype
informatietoets (
, ) wanneer de
programmatype code wordt getoond.
2. Druk op de programmatype
informatietoets (
, ) en selecteer het
programmatype. 3. Houd terwijl het programmatype op
de display wordt aangegeven een
zendervoorkeuzetoets gedurende
ongeveer 2 seconden ingedrukt.

Ingelaste uitzendingen
Als een ingelaste uitzending wordt
ontvangen, krijgt de ingelaste uitzending
voorrang, ook wanneer andere functies
(FM, CD, USB apparaat, AUX of
BT audio) worden gebruikt, en wordt
“ Alarm! ” getoond.

Wanneer de ingelaste uitzending eindigt,
zal het systeem naar de voorheen
ingestelde functie terugkeren.

Page 541 of 889

5–65
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
7. Prompt: “Wachtwoord is
gedeactiveerd.”

Bevestigingsprompts
De bevestigingsprompt bevestigt de
opdrachtinhoud naar de gebruiker toe
alvorens verder te gaan naar de procedure
die door de gebruiker is aangevraagd.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
leest het systeem de eerder ontvangen
spraakinvoeropdracht op en bevestigt of de
opdracht correct is alvorens door te gaan
met de uitvoer van de opdracht.
Wanneer de bevestigingspromptfunctie is
ingeschakeld:
(Bijv. “Belt John's apparaat. is dit nummer
correct?”)
Wanneer de bevestigingspromptfunctie is
uitgeschakeld:
(Bijv. “Belt John's apparaat.”)
OPMERKING
Als de bevestigingspromptfunctie
is uitgeschakeld wanneer u een
alarmnummer belt, leest het systeem de
opdracht op en bevestigt deze alvorens
de opdracht uit te voeren.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2. Zeg: [Pieptoon] “Setup”
3. Prompt: “Selecteer één van
de volgende Koppelingsopties,
Bevestiging Prompts, Taal,
Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of
Selecteer muziekspeler.”
4. Zeg: [Geluidssignaal] “Bevestiging
prompts”
5. Prompt: “Bevestiging prompts staat
aan/uit. Wilt u bevestiging prompts
aanzetten/uitzetten?”
6. Zeg: [Pieptoon] “Ja” 7. Prompt: “Bevestiging prompts staat
uit/aan.”

Page 550 of 889

5–74
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
6. (Belt)
Druk de opnementoets in of zeg
“Nummer keuze” en ga dan verder naar
stap 7.
(Telefoonnummer toevoegen/
invoeren)
Zeg “XXXX” (gewenste
telefoonnummer) en ga dan verder naar
stap 5.
(Telefoonnummercorrectie)
Zeg, “Terug”. De prompt antwoordt,
“Terug. De laatst toegevoegde
nummers zijn verwijderd.”. Ga dan
terug naar stap 3.
7. Prompt: “Belt”

OPMERKING
De “Nummer keuze” opdracht en een
telefoonnummer kunnen gecombineerd
worden.
Bijv. Spreek in stap 2 “Nummer keuze
123-4567” in, dan kunnen stappen 3 en
4 overgeslagen worden.
Alarmnummers bellen
Met behulp van de spraakinvoeropdracht
kan het alarmnummer (112) gebeld
worden.

1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2. Zeg: [Pieptoon] “Alarmnummer”
3. Prompt: “Bellen “112”, is dit nummer
correct?”
4. Zeg: [Pieptoon] “Ja”
5. Prompt: “Bellen”

Ontvangen van een inkomend
gesprek
1 . Prompt: “Binnenkomend gesprek...
druk op de knop Opnemen om te
antwoorden”
2. Druk voor het accepteren van het
gesprek op de opnementoets.
Druk voor het weigeren van het
gesprek op de ophangentoets.

Gesprek beëindigen
Druk tijdens het gesprek op de
ophangentoets. Een geluidssignaal
bevestigt dat het gesprek is beëindigd.
Geluid uitschakelen
Het microfoongeluid kan tijdens het bellen
uitgeschakeld worden.

1. Druk de sprekentoets in met een korte
druk.
2. Zeg: [Geluidssignaal] “Mute”
3. Prompt: “Microfoon staat uit”

Annuleren van geluid uit
1. Druk de sprekentoets in met een korte
druk.
2. Zeg: [Geluidssignaal] “Mute-uit”
3. Prompt: “Microfoon staat aan”

Overbrengen van een gesprek van
handsfree naar een apparaat
(mobiele telefoon)
Communicatie tussen de handsfree-
eenheid en apparatuur (mobiele telefoon)
wordt geannuleerd en de lijn kan
overgeschakeld worden naar een standaard
gesprek met gebruik van apparatuur
(mobiele telefoon).

1. Druk de sprekentoets in met een korte
druk.

Page 813 of 889

7–75
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
i-stop waarschuwingszoemer *
 














 Als het stationair draaien van de motor
is gestopt en het bestuurdersportier
wordt geopend, klinkt er een
waarschuwingstoon om de bestuurder
te attenderen dat het stationair draaien
is gestopt. Dit stopt wanneer het
bestuurdersportier wordt gesloten.
 


 (Europees model) 
 De waarschuwingszoemer klinkt als
de motor gestopt is en de volgende
handelingen worden uitgevoerd. In
dergelijke gevallen herstart de motor
om veiligheidsredenen niet automatisch.
Start de motor met behulp van de
normale methode.
 

 
 (Handgeschakelde versnellingsbak) 
 Wanneer de versnellingshendel
in een andere stand dan neutraal
staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
 

 
 (Automatische transmissie) 
 Wanneer de keuzehendel in de stand
D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) staat,
de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.


Rijsnelheidsalarm *
De functie van het rijsnelheidsalarm is
bestemd om de bestuurder via een enkele
pieptoon en een waarschuwingsindicatie
in de instrumentengroep te waarschuwen
dat de tevoren ingestelde rijsnelheid is
overschreden.
U kunt de instelling van de rijsnelheid
waarbij de waarschuwing wordt gegeven
veranderen.
120 km/h waarschuwingszoemer *
Als de rijsnelheid hoger wordt dan 120
km/h, klinkt er gedurende 5 seconden een
pieptoon.
Waarschuwingszoemer elektrische
handrem (EPB)
Onder de volgende omstandigheden wordt
de waarschuwingszoemer geactiveerd:
 


 Er wordt met de auto gereden terwijl
de elektrische handrem (EPB) is
aangetrokken.
 


 Tijdens het rijden wordt aan de
elektrische handremschakelaar (EPB)
getrokken.

AUTOHOLD
waarschuwingszoemer
Waarschuwingslampje knippert/bericht
wordt op de display getoond en zoemtoon
is gelijktijdig geactiveerd voor ongeveer
vijf seconden wanneer de AUTOHOLD
functie of de AUTOHOLD schakelaar
wordt bediend.
Omdat er een probleem met de
AUTOHOLD functie is opgetreden werkt
de AUTOHOLD functie niet, zelfs als de
AUTOHOLD schakelaar wordt bediend.

Als het waarschuwingslampje knippert/
bericht wordt op de display getoond en de
zoemtoon gelijktijdig wordt geactiveerd,
laat dan uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda-reparateur controleren.

Page 821 of 889

8–3
Informatie voor de eigenaar
Garantie
Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires
Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van
invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten
niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of
hulpstukken, zoals velgen en banden.

Originele Mazda-onderdelen en originele Mazda-accessoires zijn speci¿ ek ontworpen voor
Mazda-auto’s.
Andere dan de hierboven vermelde onderdelen en accessoires zijn niet door Mazda
geïnspecteerd en goedgekeurd tenzij dit door Mazda uitdrukkelijk wordt vermeld. Wij
kunnen niet garant staan voor de geschiktheid van dergelijke producten. Mazda kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor enigerlei schade veroorzaakt door het gebruik van
dergelijke producten.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het kiezen en installeren van aanvullende elektrische apparatuur,
zoals mobiele telefoons, zend- en ontvanginstallaties, stereo-systemen en auto-
alarmsystemen:
Een simpele fout bij het kiezen of het installeren van verkeerde aanvullende apparatuur
of het kiezen van een verkeerde installateur is gevaarlijk. Essentiële systemen kunnen
beschadigd worden, hetgeen het afslaan van de motor, activering van de airbag (SRS),
buiten werking treden van het ABS/TCS/DSC systeem of brand in de wagen kan
veroorzaken.
Mazda kan niet aansprakelijk gesteld worden voor dood, letsel of onkosten die het gevolg
kunnen zijn van het installeren van aanvullende niet-originele onderdelen of accessoires.

Page 881 of 889

10–7
Index
Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) ............................................ 4-168
Displayindicatie........................... 4-172
Kruissnelheidsregelaarfunctie ..... 4-181
Systeem instellen ......................... 4-173
Waarschuwing voor korte
volgafstand .................................. 4-173
Weergave van verzoek opschakelen/
terugschakelen ............................. 4-180
Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie)
Displayindicatie........................... 4-187
In-stilstandpositie-houden
regeling ........................................ 4-196
Kruissnelheidsregelaarfunctie ..... 4-198
Systeem instellen ......................... 4-189
Waarschuwing voor korte
volgafstand .................................. 4-188
Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie) .............................................. 4-184
Meters ................................................. 4-28
Meters en tellers .................................. 4-28
Middenconsole .................................. 5-177
Mistachterlicht .................................... 4-85
Mistlampen voor ................................. 4-84
Mistlichten
Achter ............................................ 4-85
Voor ............................................... 4-84
Mobiele telefoons .................................. 8-4
Moeilijke rijomstandigheden .............. 3-72
Motor
Koelvloeistof ................................. 6-33
Motorkapontgrendeling ................. 6-24
Olie ................................................ 6-27
Overzicht van de motorruimte ...... 6-26
Starten ............................................. 4-6
Uitlaatgas....................................... 3-43
Motorkapontgrendeling ....................... 6-24

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ... 4-32, 4-42
Motor starten ......................................... 4-6 Multi-informatiedisplay ...................... 4-39
Afstand die met voorradige brandstof
kan worden afgelegd ..................... 4-44
Brandstofmeter .............................. 4-42
Buitentemperatuurdisplay ............. 4-43
Display Mazda Radar Cruise Control
(MRCC)......................................... 4-47
Display Mazda Radar Cruise Control
met Stop & Go-functie (MRCC met
Stop & Go-functie) ........................ 4-47
Display
afstandherkenningshulpsysteem
(DRSS) .......................................... 4-47
Display dodehoekmonitor
(BSM) ............................................ 4-46
Display ingestelde rijsnelheid
kruissnelheidsregelaar ................... 4-48
Display rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS) ......................................... 4-47
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL) ............. 4-48
Gemiddeld brandstofverbruik ....... 4-45
Huidig brandstofverbruik .............. 4-45
Kilometerteller en dagteller ........... 4-41

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ... 4-42
Onderhoudsmonitor....................... 4-46
Rijsnelheidsalarm .......................... 4-48
Waarschuwing
(Displayaanduiding) ...................... 4-48
N
Noodstopsignaalsysteem ................... 4-111
O
Omgevingstemperatuurdisplay .... 4-34, 4-43
Onderhoudsmonitor ............................ 6-19
Onderhoudspunt
Informatie ........................................ 6-2
Periodiek ......................................... 6-4

Page 882 of 889

10–8
Index
Opbergvakken ................................... 5-176
Achterste kledinghaken ............... 5-180
Armsteunvak ............................... 5-177
Bagageruimte .............................. 5-178
Dakconsole .................................. 5-177
Dashboardkastje .......................... 5-177
Middenconsole ............................ 5-177
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ...................................................... 3-75
Oververhitting ..................................... 7-42
P
Parkeerrem ........................................ 4-100
Parkeersensorsysteem ....................... 4-280
Gebruik van
parkeerhulpsensorsysteem........... 4-283
Sensordetectiebereik ................... 4-282
Periodieke onderhoudsbeurten .............. 6-4
Plafondlamp ...................................... 5-170
Plafondlampen .................................. 5-170
Portiersloten ........................................ 3-14
Probleem
Accu is uitgeput............................. 7-37
Lekke band .................................... 7-17
Oververhitting ............................... 7-42
Parkeren in noodgevallen .............. 7-15
Slepen in noodgevallen ................. 7-44
Starten in noodgevallen ................. 7-40
Waarschuwings-/indicatielampjes en
waarschuwingszoemers ................. 7-49
Wanneer de achterklep niet geopend
kan worden .................................... 7-79
R
Radarsensor (Voor) ........................... 4-247
Radarsensoren (Achter) .................... 4-250
Registratie van de auto in het
buitenland .............................................. 8-2
Registratie van voertuiggegevens ......... 8-5 Remmen
Elektrische handrem (EPB) ......... 4-100
Parkeerrem .................................. 4-100
Remblokslijtage-indicator ........... 4-103
Remhulp ...................................... 4-103
Voetrem ......................................... 4-99
Waarschuwingslampje ................. 4-103
Reservewiel ......................................... 7-19
Richtingaanwijzers .............................. 4-87
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijstrookverandering ............................ 4-87
Rijden in de winter .............................. 3-75
Rijsnelheidsalarm ....................... 4-38, 7-75
Rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS) ............................................. 4-201
Rijtips .................................................. 3-71
Automatische transmissie.............. 4-76
Auto’s met turbomotor (SKYACTIV-D
2.2) ................................................ 3-79
Brandstofbesparing en
milieubescherming ........................ 3-71
Doorwaden van water ................... 3-78
Inrijden .......................................... 3-71
Moeilijke rijomstandigheden ........ 3-72
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................ 3-75
Rijden in de winter ........................ 3-75
Vloermat ........................................ 3-74
Roet¿ lter (SKYACTIV-D 2.2) .......... 4-265
Ruiten
Elektrische ruitbediening .............. 3-53
Ruitenwisserblad
Vernieuwen van de ruitenwisserbladen
van de voorruit .............................. 6-38
Vernieuwen van het ruitenwisserblad
van de achterruit ............................ 6-41
Ruitverwarming .................................. 4-94
Achterruit ...................................... 4-94
Spiegel ........................................... 4-95

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 next >