sensor MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 729 of 889

6–71
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Onderhoud van de lak
W a s s e n
OPGELET
  Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand

staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
ruitenwisserbladen beschadigd
kunnen worden wanneer de
ruitenwissers automatisch in werking
gesteld worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
 
 Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
OPGELET
  Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig
niet teveel kracht uit te oefenen op
één enkel deel van het dak van het
voertuig. Anders bestaat de kans op
indeuken.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.

Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.

Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
 


 De auto wordt gewassen zonder dat vuil
en overige vreemde bestanddelen eerst
afgespoeld worden.
 


 De auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
 


 De auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
 


 Wanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.

Page 797 of 889

7–59
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing

(Oranje)
i-stop
waarschuwingslampje
*
Wanneer het lampje brandt
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.
Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. Het lampje blijft branden ook al is tijdens het draaien van de motor de i-stop OFF
schakelaar ingedrukt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

(Oranje)
Koplampregelsysteem
(HBC)
waarschuwingslampje
*
Als er een storing is in het systeem blijft het lampje branden. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.
OPMERKING
Als het gedeelte van de voorruit aan de voorzijde van de vooruitrijcamera (FSC)
beslagen of geblokkeerd is, gaat het lampje tijdelijk branden. Als het lampje blijft
branden, is er mogelijk een storing in het systeem.

(Oranje)
Adaptieve LED
koplampen (ALH)
waarschuwingslampje
*
Als er een storing is in het systeem blijft het lampje branden. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.
OPMERKING
Als het gedeelte van de voorruit aan de voorzijde van de vooruitrijcamera (FSC)
beslagen of geblokkeerd is, gaat het lampje tijdelijk branden. Als het lampje blijft
branden, is er mogelijk een storing in het systeem.

Dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatie
*
Dit lampje gaat branden als er een defect is in de dodehoekmonitor (BSM). Laat uw auto
door een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig
voertuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert. Dit duidt echter
niet op een defect.

Page 798 of 889

7–60
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing


Dodehoekmonitor
(BSM) OFF
indicatielampje
* De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem.
Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur
controleren.
Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. Het lampje blijft branden ook wanneer het dodehoekmonitorsysteem (BSM) van de
gebruikt kan worden.
Het lampje gaat tijdens het rijden branden.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig
voertuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert (de
dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep gaat branden).
Dit duidt echter niet op een defect.

(Oranje)
Waarschuwingsindicatie
vermoeidheid bestuurder
(DAA)
*
Het bericht wordt getoond wanneer er een defect is in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

(Oranje)
Waarschuwingsindicatie
van Mazda Radar
Cruise Control (MRCC)
systeem
*
Het bericht wordt getoond wanneer er een defect is in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

(Oranje)
Waarschuwingsindicatie
Mazda Radar Cruise
Control met Stop & Go-
functie (MRCC met Stop
& Go-functie)
*
Het bericht wordt getoond wanneer er een defect is in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

Page 799 of 889

7–61
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing

(Oranje)
Waarschuwingsindicatie
rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS)
*
Het bericht wordt getoond wanneer er een defect is in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.
Het systeem werkt niet wanneer het waarschuwingsbericht wordt getoond.
OPGELET
Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en pro¿ elpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk
zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke
ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet normaal
functioneert.

Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet
normaal functioneert.

L E D
koplampwaarschuwingslampje Dit lampje gaat branden als er een defect is in de LED-koplamp. Laat uw auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

Maatregelen nemen
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.

Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel


(Oranje)
Waarschuwingslampje
van Smart Brake Support
remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent
(SBS/SCBS)
* Het lampje gaat branden als de
voorruit of de radarsensor vuil zijn of
als er een defect is in het systeem. Controleer de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt op de
middendisplay.
Als de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt het gevolg is
van een verontreinigde voorruit, de voorruit
reinigen.
Als het waarschuwingslampje brandt
vanwege een vuile radarsensor, het
voorembleem reinigen.
Laat de auto door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur,
controleren als er andere redenen zijn.

Page 801 of 889

7–63
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel


Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
(voorzitting)
Het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel
of voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
of de voorpassagier niet aangegespt is
(alleen wanneer de voorpassagierszitting
bezet is) en de snelheid van de auto
hoger is dan ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen. Na een
korte tijd stopt het waarschuwingslampje
met knipperen, maar blijft branden. Als
een veiligheidsgordel niet aangegespt
blijft, gaat het waarschuwingslampje
opnieuw voor een bepaalde tijd knipperen.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet aangegespt wordt nadat
het waarschuwingslampje is
gaan branden en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje opnieuw
knipperen.
Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van
het voorwerp.
Geen extra zitkussen op
de voorpassagierszitting
plaatsen en gebruiken om
er voor te zorgen dat de
voorpassagiergewichtsensor
juist kan functioneren. De kans
bestaat dat de sensor niet goed
functioneert omdat het extra
zitkussen de werking van de
sensor zou kunnen hinderen.

Als een klein kind op de
voorpassagierszitting meerijdt,
bestaat de kans dat het
waarschuwingslampje niet werkt. Maak de veiligheidsgordels vast.

Page 803 of 889

7–65
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Waarschuwing Te nemen maatregel
Wanneer het waarschuwingslampje brandt
en de waarschuwingszoemer klinkt, is de
bandenspanning in één of meerdere van de
banden te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven,
onmiddellijk de rijsnelheid verminderen
en plotseling manoeuvreren en remmen
vermijden:
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het
gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of
plotseling te manoeuvreren of te remmen.
De kans bestaat dat u de macht over het
stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam
leeglopende band of een lekke band heeft,
de auto op een veilige plaats parkeren
waar u visueel de toestand van de band
kunt controleren en bepalen of de band
voldoende lucht heeft om verder te gaan
naar een plaats waar lucht bijgevuld
kan worden en het systeem opnieuw
gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag
nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS
waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als
u de reden weet waarom het brandt. Laat
het probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt,
zoals het plotseling lek raken van een band
met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk
gevolg. Inspecteer de banden en stel deze af op de voorgeschreven
bandenspanning (pagina 6-49 ).
OPGELET
Bij het vervangen/repareren van banden of velgen of
beide, het werk door een of¿ ciële Mazda reparateur
laten uitvoeren, omdat anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd worden.
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De
bandenspanning varieert naargelang de bandentemperatuur, laat
daarom de auto gedurende ongeveer 1 uur staan of rijd er enkel 1,6
km of minder mee alvorens de bandenspanning af te stellen. Wanneer
de bandenspanning bij warme banden wordt afgesteld op de koude
bandendruk, bestaat de kans dat het TPMS waarschuwingslampje/
zoemer aan gaat nadat de banden zijn afgekoeld en dat de druk tot
beneden de speci¿ catie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS waarschuwingslampje dat brandt
doordat de bandenspanning bij een lage omgevingstemperatuur is
teruggevallen uit gaat als de omgevingstemperatuur omhoog gaat.
In dit geval zal het eveneens noodzakelijk zijn de bandenspanning
af te stellen. Als het TPMS waarschuwingslampje gaat branden als
gevolg van een terugval in de bandenspanning, de bandenspanning
controleren en afstellen.

Nadat de bandenspanning is afgesteld, kan het enige tijd duren
voordat het TPMS waarschuwingslampje uit gaat. Als het TPMS
waarschuwingslampje blijft branden, gedurende 10 minuten met
een snelheid van tenminste 25 km/h blijven rijden en vervolgens
controleren of het lampje uit gaat.

Banden verliezen na verloop van tijd vanzelf lucht en het TPMS
systeem kan niet het verschil aantonen of de banden na verloop van
tijd vanzelf zacht geworden zijn of dat er sprake is van een lekke
band. Wanneer u echter één zachte band in een set van vier aantreft,
wijst dit op een probleem; iemand anders dient dan langzaam met
de auto vooruit te rijden zodat u de zachte band kunt inspecteren
op inkervingen en metalen voorwerpen die vanuit het pro¿ el of de
zijwand naar buiten steken. Breng enkele druppels water aan op het
ventiel om te zien of er luchtbelletjes verschijnen die wijzen op een
defect ventiel. Lekkages moeten grondiger aangepakt worden dan het
enkel op spanning brengen van de defecte band aangezien lekkages
gevaarlijk zijn — breng de auto naar een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur die over alle apparatuur
beschikt voor het repareren van banden, TPMS systemen en de meest
geschikte nieuwe band voor uw auto kan bestellen.
Als het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden nadat de
bandenspanning is afgesteld, is er mogelijk sprake van een lekke band.

Page 810 of 889

7–72
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Waarschuwingszoemer
veiligheidsgordel
V o o r z i t t i n g
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgemaakt, klinkt continu
een waarschuwingspieptoon. Als
de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer
90 seconden doorgaan. De pieptoon
stopt nadat de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
  Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van
het voorwerp.
  Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat
dat de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
  Wanneer een klein kind op
de voorpassagierszitting
zit, is het mogelijk dat de
waarschuwingszoemer niet werkt.
Achterzitting
*
De waarschuwingszoemer klinkt enkel als
een veiligheidsgordel wordt losgemaakt
nadat deze is vastgemaakt.
Waarschuwingszoemer niet-
uitgeschakeld contact (STOP)
Europese modellen
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt er
6 maal een pieptoon in het interieur om
de bestuurder op de hoogte te stellen dat
het contact niet op OFF (STOP) is gezet.
In deze toestand zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan het voertuig niet
vergrendeld worden en zal de accu
uitgeput raken.
Behalve Europese modellen
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt er
continu een pieptoon in het interieur om
de bestuurder op de hoogte te stellen dat
het contact niet op OFF (STOP) is gezet.
In deze toestand zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan het voertuig niet
vergrendeld worden en zal de accu
uitgeput raken.

Page 869 of 889

9–15
Technische gegevens
Gebruikersinstellingen
Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare
instellingen
Methode
voor
wijzigen
van
instellingen

Afstandherkenningshulp-
systeem(DRSS) (pagina
4-155 )
Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat
het Afstandherkenningshulpsysteem (DRSS) niet
functioneert.
*1 Aan Aan/Uit A —

De afstand waarbij het voorliggend voertuig
aangegeven in de display oranje oplicht kan
gewijzigd worden. Dicht Veraf/Medium/
Dicht A —


Vermoeidheidswaarschuwing
(DAA) (pagina 4-160 ) Het systeem kan zodanig gewijzigd worden dat
de vermoeidheidswaarschuwing (DAA) niet
werkt.
*1 Aan Aan/Uit A —

Verkeersbordherkenning-
systeem (TSR) *3 (pagina
4-147 )
Het verkeersbordherkenningsysteem (TSR) kan
op buiten werking ingesteld worden. *1 Aan Aan/Uit A —

Het waarschuwingspatroon voor de
waarschuwing te hoge snelheid kan worden
gewijzigd. Uit Uit/
Visueel/
Audio en
visueel A —


Het activeringstijdstip voor de waarschuwing te
hoge snelheid kan worden gewijzigd.
0 0/ 5/ 10 A —

Parkeersensorsysteem
(pagina 4-284 ) Weergave/geen weergave Aan Aan/Uit A —

Auto
Portiersloten
(pagina 3-20 ) Werkingsvoorwaarde van automatische
vergrendel-/ontgrendelfunctie Dicht:
Rijden
Open:
Contact aan Uit/
Vergrendelen:
Tijdens het
rijden/
Dicht: Rijden
Open: Contact
aan/
Slot: Van de
parkeerstand
zetten/
Dicht: uit
P-stand. Open:
In P-stand/
Vergr: rijden.
Ontgr:
geparkeerd A D


Afstandbediende
portiervergrendeling
(pagina 3-4 ) Tijd voor automatische portiervergrendeling 30 seconden 90 seconden/
60 seconden/
30 seconden A —

Page 879 of 889

10–5
Index
Geavanceerde stadsverkeer-remassistent
(Advanced SCBS) ............................. 4-224
Indicatielampje (rood) van
geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced
SCBS) .......................................... 4-226
Stopzetten van werking van
geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced
SCBS) .......................................... 4-227
Waarschuwing voor botsing ........ 4-226
Gebruikersinstellingen ........................ 9-12
Gloeilamp
Technische gegevens ....................... 9-9
Vervangen ...................................... 6-54
H
Hellingwegrijsysteem (HLA) ............ 4-112
Hoofdsteun .......................................... 2-21
I
i-ACTIV AWD werking .................... 4-125 i-ACTIVSENSE ................................ 4-128
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS) ........................................... 4-132
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) ........................................ 4-163
Actieve
rijondersteuningstechnologie ...... 4-128
Adaptieve LED-koplampen
(ALH) .......................................... 4-136
Afstandherkenningshulpsysteem
(DRSS) ........................................ 4-155
Afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL)........................................... 4-215
Anti-botsingtechnologie .............. 4-129
Camera en sensoren..................... 4-130
Dodehoekmonitor (BSM)............ 4-140
Geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced
SCBS) .......................................... 4-224
Koplampregelsysteem (HBC) ..... 4-133
Mazda Radar Cruise Control
(MRCC)....................................... 4-168
Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie) ........................................ 4-184
Radarsensoren (achter) ................ 4-250
Radarsensor (voor) ...................... 4-247
Rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS) ....................................... 4-201
Smart Brake Support remhulpsysteem
(SBS) ........................................... 4-238
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) ..................................... 4-232
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) ..................................... 4-228
Ultrasonische sensor (achter) ...... 4-252
Verkeersbordherkenningsysteem
(TSR) ........................................... 4-147
Vermoeidheidswaarschuwing
(DAA) ......................................... 4-160
Vooruitrijcamera (FSC) ............... 4-241

Page 882 of 889

10–8
Index
Opbergvakken ................................... 5-176
Achterste kledinghaken ............... 5-180
Armsteunvak ............................... 5-177
Bagageruimte .............................. 5-178
Dakconsole .................................. 5-177
Dashboardkastje .......................... 5-177
Middenconsole ............................ 5-177
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ...................................................... 3-75
Oververhitting ..................................... 7-42
P
Parkeerrem ........................................ 4-100
Parkeersensorsysteem ....................... 4-280
Gebruik van
parkeerhulpsensorsysteem........... 4-283
Sensordetectiebereik ................... 4-282
Periodieke onderhoudsbeurten .............. 6-4
Plafondlamp ...................................... 5-170
Plafondlampen .................................. 5-170
Portiersloten ........................................ 3-14
Probleem
Accu is uitgeput............................. 7-37
Lekke band .................................... 7-17
Oververhitting ............................... 7-42
Parkeren in noodgevallen .............. 7-15
Slepen in noodgevallen ................. 7-44
Starten in noodgevallen ................. 7-40
Waarschuwings-/indicatielampjes en
waarschuwingszoemers ................. 7-49
Wanneer de achterklep niet geopend
kan worden .................................... 7-79
R
Radarsensor (Voor) ........................... 4-247
Radarsensoren (Achter) .................... 4-250
Registratie van de auto in het
buitenland .............................................. 8-2
Registratie van voertuiggegevens ......... 8-5 Remmen
Elektrische handrem (EPB) ......... 4-100
Parkeerrem .................................. 4-100
Remblokslijtage-indicator ........... 4-103
Remhulp ...................................... 4-103
Voetrem ......................................... 4-99
Waarschuwingslampje ................. 4-103
Reservewiel ......................................... 7-19
Richtingaanwijzers .............................. 4-87
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijstrookverandering ............................ 4-87
Rijden in de winter .............................. 3-75
Rijsnelheidsalarm ....................... 4-38, 7-75
Rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS) ............................................. 4-201
Rijtips .................................................. 3-71
Automatische transmissie.............. 4-76
Auto’s met turbomotor (SKYACTIV-D
2.2) ................................................ 3-79
Brandstofbesparing en
milieubescherming ........................ 3-71
Doorwaden van water ................... 3-78
Inrijden .......................................... 3-71
Moeilijke rijomstandigheden ........ 3-72
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................ 3-75
Rijden in de winter ........................ 3-75
Vloermat ........................................ 3-74
Roet¿ lter (SKYACTIV-D 2.2) .......... 4-265
Ruiten
Elektrische ruitbediening .............. 3-53
Ruitenwisserblad
Vernieuwen van de ruitenwisserbladen
van de voorruit .............................. 6-38
Vernieuwen van het ruitenwisserblad
van de achterruit ............................ 6-41
Ruitverwarming .................................. 4-94
Achterruit ...................................... 4-94
Spiegel ........................................... 4-95

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 next >