Mistlampen MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 272 of 889

4–84
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplamphoogteverstelling *
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het aantal
passagiers in de auto en het gewicht van
de lading in de bagageruimte.

Bij inschakeling van de koplampen wordt
de hoek van de koplampen automatisch
afgesteld.

Het waarschuwings-/indicatielampje gaat
branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwings-/indicatielampjes op
pagina 4-53 .
Dagverlichting *
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting (dagverlichting)
rijden.

De dagverlichting gaat automatisch
branden wanneer de auto begint te rijden.

Deze worden uitgeschakeld wanneer
de handrem aangetrokken wordt of de
keuzehendel in stand P gezet wordt (auto
met automatische transmissie).
OPMERKING
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
Voormistlichten *
De voormistlichten kunnen worden
gebruikt wanneer het contact op ON staat.
Gebruik deze schakelaar om de
voormistlichten in te schakelen. De
voormistlichten helpen het zicht in het
donker en tijdens mist te verbeteren.

Voor het inschakelen van de mistlampen
voor, de mistlichtschakelaar naar de stand

of draaien (de mistlichtschakelaar
keert automatisch naar de stand
terug).


Mistlichtschakelaar
Wanneer de mistlampen voor worden
ingeschakeld, dient de koplampschakelaar
in de stand
of te staan.
Het voormistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het voormistlicht ingeschakeld is.


Page 273 of 889

4–85
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Voor het uitschakelen van de
voormistlichten, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
 


 Draai de mistlichtschakelaar naar de
stand
. 


 Draai de koplampschakelaar naar de
stand
.
OPMERKING
  (Met automatische
verlichtingsregeling)
 Als de mistlichtschakelaar in de
stand
staat of de
koplampschakelaar in de stand

staat, worden de mistlichten
ingeschakeld wanneer de koplampen
en de buitenverlichting ingeschakeld
zijn.
  Wanneer de mistlichtschakelaar naar
de stand
wordt gedraaid terwijl de
koplampen of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld (de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de stand
terug), wordt het
mistachterlicht ingeschakeld en gaat
het indicatielampje mistachterlicht in
de instrumentengroep branden.
Mistachterlicht *
Het mistachterlicht kan worden gebruikt
wanneer het contact op ON staat.
Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw
auto beter gezien wordt.
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de achtermistlichten in de
instrumentengroep branden.



Met voormistlichten
Alvorens het mistachterlicht in te
schakelen, dient de koplampschakelaar in
de stand
of te staan.

Voor het inschakelen van het
mistachterlicht, de mistlichtschakelaar
naar de stand
draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
de stand
terug).
Het achtermistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het achtermistlicht is ingeschakeld.


Mistlichtschakelaar

Page 274 of 889

4–86
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Voor het uitschakelen van het
mistachterlicht, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
 


 Draai de mistlichtschakelaar nogmaals
naar de stand
(de mistlichtschakelaar
keert automatisch naar de stand

terug).
 


 Draai de koplampschakelaar naar de
stand
.
Het achtermistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat uit wanneer het
achtermistlicht wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
  De voormistlichten worden
ingeschakeld wanneer het
achtermistlicht wordt ingeschakeld.
  Als de mistlichtschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt (de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de stand
terug), gaat het
indicatielampje mistlampen voor in
de instrumentengroep eveneens
branden.
  (Met automatische
verlichtingsregeling)
 Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
staat en de koplampen,
buitenverlichting en
dashboardverlichting branden, gaat
het mistachterlicht branden wanneer
de schakelaar mistachterlicht wordt
aangezet.
Zonder voormistlichten
Voor het inschakelen van het
mistachterlicht dienen de koplampen
ingeschakeld te zijn.

Voor het inschakelen van het
mistachterlicht, de mistlichtschakelaar
naar de stand
draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
zijn oorspronkelijke stand terug).
Het achtermistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het achtermistlicht is ingeschakeld.


Mistlichtschakelaar
Voor het uitschakelen van het
mistachterlicht, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
 


 Draai de mistlichtschakelaar nogmaals
naar de stand
(de mistlichtschakelaar
keert automatisch naar zijn
oorspronkelijke stand terug).
 


 Draai de koplampschakelaar naar de
stand
.

Page 713 of 889

6–55
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
Koplampen (Grootlicht/Dimlicht)

Dagverlichting/Positielampen

Koplampen (Dimlicht) *

Dagverlichting *

Mistlampen voor *

Voorste richtingaanwijzerlampen

Positielampen

Zijrichtingaanwijzerlampen

Lampen van remlichten

Lampen van rem-/achterlichten

Achterste richtingaanwijzerlampen

Achteruitrijlampen

Mistlamp achter (Model met links stuur) *

Mistlamp achter (Model met rechts stuur) *

Middelste remlicht

Kentekenplaatlampen

Plafondlamp/Voorste kaartleeslampen

Make-up spiegeltje verlichtingen *

Achterste kaartleeslampen

Bagageruimteverlichting

Page 714 of 889

6–56
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
WAARSCHUWING
Nooit het glasgedeelte van een
halogeenlamp met de blote handen
aanraken en steeds oogbescherming
gebruiken wanneer u in de buurt
van de lampen werkt of deze gaat
vastnemen:
Wanneer een halogeenlamp breekt
is dit gevaarlijk. Deze gloeilampen
bevatten gas dat onder druk staat. Als
zo'n lamp breekt, kan deze uit elkaar
springen en kan door het rondvliegend
glas ernstige verwondingen worden
toegebracht.
Als het glasgedeelte met blote handen
wordt aangeraakt, blijft er huidvet op
de gloeilamp achter waardoor deze
oververhit kan raken en bij het branden
uit elkaar kan springen.

Houd halogeenlampen steeds buiten
het bereik van kinderen:
Spelen met een halogeenlamp is
gevaarlijk. Door een halogeenlamp
te laten vallen of deze op een andere
manier te breken, kunnen ernstige
verwondingen worden toegebracht.
OPGELET
Zorg ervoor bij het verwijderen van de
lens of de lampeenheid met behulp van
een platte schroevendraaier, dat de platte
schroevendraaier geen contact maakt
met de elektrische aansluiting. Als de
platte schroevendraaier contact maakt
met de elektrische aansluiting, kan er
kortsluiting ontstaan.
OPMERKING
  Neem voor het vervangen van
de gloeilamp contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Als de halogeenlamp per ongeluk
wordt aangeraakt, deze met
schoonmaakalcohol schoonvegen
alvorens de lamp te gebruiken.
  Gebruik het beschermkapje en het
doosje van de nieuwe gloeilamp om
de oude gloeilamp onmiddellijk en
buiten het bereik van kinderen op te
ruimen.
Vervangen van de gloeilampen van
de buitenverlichting
Koplampen, Dagverlichting/
Positielampen (Type A), Dagverlichting
(Type A), Mistlampen voor
* ,
Zijrichtingaanwijzerlamp, Remlichten
(Type A), Remlichten/Achterlichten
(Type A), Achteruitrijlampen, Middelste
remlicht
De LED lamp kan niet als een
afzonderlijke eenheid worden vervangen,
omdat dit een geïntegreerde eenheid is.
De LED lamp dient met de eenheid als
geheel te worden vervangen. Wanneer
vernieuwen noodzakelijk is, dit bij
voorkeur door een of¿ ciële Mazda
reparateur laten uitvoeren.

Page 863 of 889

9–9
Technische gegevens
Technische gegevens
*Some models.
Gloeilampen
Buitenverlichting
Gloeilamp Categorie
Watt UNECE *1 (SAE)
Koplampen Grootlicht LED *2 — (—)
Dimlicht LED *2 — (—)
Dagverlichting
* LED type LED *2 — (—)
Gloeilamp type 21/5 W21/5W (7443)
Positielampen LED type LED
*2 — (—)
Gloeilamp type 5 W5W (—)
Voorste richtingaanwijzerlampen 21 WY21W (7443NA)
Mistlampen voor
* LED *2 — (—)
Zijrichtingaanwijzerlampen LED *2 — (—)
Middelste remlicht LED *2 — (—)
Achterste richtingaanwijzerlampen 21 WY21W (7443NA)
Lampen van rem-/
achterlichten LED type LED
*2 — (—)
Gloeilamp type 21/5 W21/5W (7443)
Achteruitrijlampen LED
*2 — (—)
Mistachterlicht * 21 W21W (7440)
Kentekenplaatlampen 5 W5W (—)
*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic
Commission for Europe).
*2 LED is de afkorting voor Licht Emitterende Diode.


Interieurverlichting
Gloeilamp Categorie
Watt UNECE *1 (SAE)
Bagageruimteverlichting 8 —
Plafondlamp (Voor)/Kaartleeslampen 8 —
Achterste kaartleeslampen 8 —
Make-up spiegeltje verlichtingen
* 2 —
*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic
Commission for Europe).
*2 LED is de afkorting voor Licht Emitterende Diode.

Page 881 of 889

10–7
Index
Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) ............................................ 4-168
Displayindicatie........................... 4-172
Kruissnelheidsregelaarfunctie ..... 4-181
Systeem instellen ......................... 4-173
Waarschuwing voor korte
volgafstand .................................. 4-173
Weergave van verzoek opschakelen/
terugschakelen ............................. 4-180
Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie)
Displayindicatie........................... 4-187
In-stilstandpositie-houden
regeling ........................................ 4-196
Kruissnelheidsregelaarfunctie ..... 4-198
Systeem instellen ......................... 4-189
Waarschuwing voor korte
volgafstand .................................. 4-188
Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie) .............................................. 4-184
Meters ................................................. 4-28
Meters en tellers .................................. 4-28
Middenconsole .................................. 5-177
Mistachterlicht .................................... 4-85
Mistlampen voor ................................. 4-84
Mistlichten
Achter ............................................ 4-85
Voor ............................................... 4-84
Mobiele telefoons .................................. 8-4
Moeilijke rijomstandigheden .............. 3-72
Motor
Koelvloeistof ................................. 6-33
Motorkapontgrendeling ................. 6-24
Olie ................................................ 6-27
Overzicht van de motorruimte ...... 6-26
Starten ............................................. 4-6
Uitlaatgas....................................... 3-43
Motorkapontgrendeling ....................... 6-24

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ... 4-32, 4-42
Motor starten ......................................... 4-6 Multi-informatiedisplay ...................... 4-39
Afstand die met voorradige brandstof
kan worden afgelegd ..................... 4-44
Brandstofmeter .............................. 4-42
Buitentemperatuurdisplay ............. 4-43
Display Mazda Radar Cruise Control
(MRCC)......................................... 4-47
Display Mazda Radar Cruise Control
met Stop & Go-functie (MRCC met
Stop & Go-functie) ........................ 4-47
Display
afstandherkenningshulpsysteem
(DRSS) .......................................... 4-47
Display dodehoekmonitor
(BSM) ............................................ 4-46
Display ingestelde rijsnelheid
kruissnelheidsregelaar ................... 4-48
Display rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem
(LDWS) ......................................... 4-47
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL) ............. 4-48
Gemiddeld brandstofverbruik ....... 4-45
Huidig brandstofverbruik .............. 4-45
Kilometerteller en dagteller ........... 4-41

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ... 4-42
Onderhoudsmonitor....................... 4-46
Rijsnelheidsalarm .......................... 4-48
Waarschuwing
(Displayaanduiding) ...................... 4-48
N
Noodstopsignaalsysteem ................... 4-111
O
Omgevingstemperatuurdisplay .... 4-34, 4-43
Onderhoudsmonitor ............................ 6-19
Onderhoudspunt
Informatie ........................................ 6-2
Periodiek ......................................... 6-4