radio MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 435 of 889

4–247
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensor (Voor) *
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)



 Afstandherkenningshulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.

Radarsensor (voor)

Als “Radar voor geblokkeerd” wordt getoond in de multi-informatiedisplay van de
instrumentengroep, het gedeelte rondom de radarsensor (voor) reinigen.

Page 437 of 889

4–249
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet correct kan bespeuren en dat de systemen
niet normaal functioneren.
 


 De radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
 


 Voorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
 


 Het uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
 


 Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
 


 IJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.



 Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.



 Bij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.


 Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
 


 Het begin en het einde van een bocht.



 Continu bochtige wegen.



 Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten
rijstroken.
 


 Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor.



 Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.



 Wegen met herhaalde op- en aÀ opende hellingen.



 Rijden op slechte wegen of onverharde wegen.



 De afstand tussen uw auto en het voorliggende voertuig is buitengewoon kort.



 Een voertuig komt plotseling dichtbij zoals bij het snijden in de rijstrook. 

 Gebruik om onjuiste werking van het systeem te voorkomen banden van dezelfde
voorgeschreven maat, fabrikant, merk en pro¿ el op alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen of bandenspanningen op
dezelfde auto gebruiken (inclusief het noodreservewiel).
  Als de accucapaciteit zwak is, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. 
 Bij het rijden op wegen met weinig verkeer en weinig voorliggende voertuigen of
obstakels voor de radarsensor (voor) om te bespeuren, bestaat de kans dat “Radar voor
geblokkeerd” tijdelijk wordt getoond. Dit duidt echter niet op een probleem.

Page 438 of 889

4–250
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensoren (Achter) *
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of
door een obstakel.

Radarsensoren (achter)

De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-69 .
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet
meer normaal functioneert. Zet het systeem onmiddellijk stop en laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur, inspecteren.

Page 439 of 889

4–251
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
¿ etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.


 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren
als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een ¿ etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.

Page 448 of 889

4–260
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningscontrolesysteem *
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band.
Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem
de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een
waarschuwingszoemer.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-54 .
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-76 .

De bandenspanningsensoren die op elk wiel zijn gemonteerd zenden door middel van een
radiosignaal bandenspanningsgegevens naar de ontvanger in de auto.

Bandenspanningsensoren
OPMERKING
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is als gevolg van seizoensveranderingen, wordt
de bandentemperatuur ook lager. Wanneer de bandentemperatuur afneemt, wordt de
bandenspanning ook lager. De kans bestaat dat het TPMS waarschuwingslampje vaker
gaat branden. Inspecteer de banden dagelijks visueel alvorens te gaan rijden en controleer
de bandenspanning elke maand met een bandenspanningsmeter. Bij het controleren van de
bandenspanning wordt het gebruik van een digitale bandenspanningsmeter aanbevolen.

Het TPMS systeem ontdoet u niet van de noodzaak de druk en de toestand van alle vier
banden regelmatig te controleren.

Page 450 of 889

4–262
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Systeemfoutactivering
Als het waarschuwingslampje knippert,
is er mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een of¿ ciële Mazda dealer.
Een systeemfoutactivering kan zich
voordoen in de volgende gevallen:
 


 Wanneer er zich uitrusting of
apparatuur in de buurt van de auto
bevindt die gebruik maakt van
dezelfde radiofrequentie als de
bandenspanningsensors.
 


 Wanneer een metalen voorziening, zoals
een niet-origineel navigatiesysteem
wordt geïnstalleerd nabij het midden
van het instrumentenpaneel, kunnen
daardoor de radiosignalen van de
bandenspanningssensor naar de
ontvangereenheid geblokkeerd worden.
 


 Bij gebruik van de volgende apparatuur
in de auto die radiostoring met de
ontvanger kan veroorzaken.
 

 
 Digitale apparatuur zoals een personal
computer.
 

 
 Een spanningsomvormer zoals een
DC-AC omvormer.
 


 Wanneer er zich buitengewoon veel ijs
of sneeuw aan de auto heeft vastgezet,
vooral rondom de velgen.
 


 Wanneer de batterijen van de
bandenspanningsensor uitgeput zijn.
 


 Bij gebruik van een velg waarop geen
bandenspanningsensor is gemonteerd.
 


 Bij gebruik van banden met
staaldraadversteviging in de zijwanden.
 


 Bij gebruik van sneeuwkettingen.
Banden en velgen
OPGELET
Bij het inspecteren of afstellen van
de bandenspanning, geen overmatige
druk uitoefenen op het ventielgedeelte
van de velg. De kans bestaat dat het
ventielgedeelte beschadigd wordt.
Verwisselen van banden en velgen
Via onderstaande procedure kan het TPMS
systeem de unieke ID signaalcode van een
bandenspanningsensor herkennen telkens
wanneer banden of velgen verwisseld
worden, zoals bij het verwisselen van en
naar winterbanden.
OPMERKING
Elke bandenspanningsensor heeft een
unieke ID signaalcode. De signaalcode
moet in het TPMS systeem geregistreerd
worden alvorens dit kan functioneren.
De gemakkelijkste manier om dit te
doen is om uw banden door een of¿ ciële
Mazda dealer te laten verwisselen en de
registratie van de ID signaalcode te laten
voltooien.
Wanneer u banden door een of¿ ciële
Mazda dealer laat verwisselen
Wanneer de banden van uw auto door een
of¿ ciële Mazda dealer worden verwisseld,
zullen zij de registratie van de ID
signaalcode van de bandenspanningsensor
voltooien.

Page 477 of 889

5–1*Bepaalde modellen.5–1
5Interieurvoorzieningen
Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals
klimaatregeling en audio-installatie.

Klimaatregelsysteem ........................... 5-4
Bedieningstips ................................ 5-4
Bediening van de luchtroosters ...... 5-5
Handbediend type .......................... 5-7
Volautomatisch type ..................... 5-12

Voordat u de audio-installatie gaat
gebruiken ........................................... 5-17
Audiobedieningsschakelaar ......... 5-17
AUX/USB-modus ........................ 5-19
Antenne ........................................ 5-23
Audioset
[Type A (niet-aanraakscherm)] ........ 5-24
Aan/uit/Volume/
Geluidsregelaars ........................... 5-24
Klok .............................................. 5-26
Bediening van de radio ................ 5-28
Bediening van de compact disc (CD)
speler
* ........................................... 5-32
Gebruik van de AUX modus ........ 5-36
Gebruik van de USB modus ........ 5-38
Gebruik van de iPod modus ......... 5-42
Foutaanduidingen ......................... 5-45
Bluetooth
®* ................................... 5-46
Gereed maken van Bluetooth®* .... 5-50
Beschikbare taal* .......................... 5-62
Beveiligingsinstelling* ................. 5-64
Bluetooth® audio* ......................... 5-66
Bluetooth® handsfree* .................. 5-69
Spraakherkenning* ....................... 5-77
Spraakherkenningleerfunctie
(gebruikerspraakregistratie)
* ........ 5-78
Oplossen van problemen* ............. 5-81

Page 478 of 889

5–2*Bepaalde modellen.
Audioset
[Type B (aanraakscherm)]................ 5-85
Basisbedieningsmethode .............. 5-85
Beginscherm ................................ 5-89
Volume/Display/
Geluid regelaars ........................... 5-90
Bediening van de radio ................ 5-93
Bediening van de Digital Audio
Broadcasting (DAB) radio
* .......... 5-97
Bediening van de compact disc (CD)
speler
* ......................................... 5-100
Bediening van de DVD (Digital
Versatile Disc) speler
* ................ 5-104
Gebruik van de AUX modus ...... 5-107
Gebruik van de USB modus ...... 5-108
Bluetooth
® .................................. 5-115

Gereed maken van Bluetooth® .... 5-119
Beschikbare taal* ........................ 5-122
Bluetooth® audio ........................ 5-122
Hoe Aha™ te gebruiken ............. 5-127
Hoe Stitcher™ Radio te
gebruiken .................................... 5-131
Bluetooth
® handsfree ................. 5-134
Spraakherkenning ...................... 5-145
Instellingen ................................. 5-148
Applicaties ................................. 5-150
Oplossen van problemen ............ 5-151

Bijlage ............................................... 5-156
Wat u moet weten ....................... 5-156
Interieuruitrusting .......................... 5-170
Zonnekleppen ............................. 5-170
Interieurverlichting .................... 5-170
Stekkerbussen voor accessoires . 5-172
USB stroomvoorzieningsuitgang* ... 5-174
Bekerhouder ............................... 5-175
Fleshouder .................................. 5-176
Opbergvakken ............................ 5-176
Uitneembare asbak
* .................... 5-180

Page 494 of 889

5–18
Interieurvoorzieningen
Voordat u de audio-installatie gaat gebruiken
*Bepaalde modellen.
Zoektoets
A M * /MW * /LW * /FM radio
Druk op de zoektoets (
, ). De radio
schakelt over naar de volgende/vorige
opgeslagen zender in de volgorde waarin
deze werden opgeslagen.
Houd de zoektoets (
, ) ingedrukt voor
het opsporen van alle bruikbare zenders, al
dan niet geprogrammeerd, op een hogere
of lagere frequentie.

Radiozenders die eerder met de
automatische geheugenopslag zijn
opgeslagen (Type A)/radiofavorieten (Type
B) kunnen tijdens de ontvangst van een
zender die in de automatische
geheugenopslag is opgeslagen (Type A)/
radiofavorieten (Type B) worden
opgeroepen door de zoektoets (
, ) in te
drukken. Met elke druk op de toets (
, )
kunnen radiozenders opgeroepen worden
in de volgorde waarin deze werden
opgeslagen.



DAB radio (Type B) *
Druk op de zoektoets (
, ) tijdens het
beluisteren van DAB radio voor het
oproepen van een zender die eerder in de
favorietenlijst werd opgeslagen. Bij elke
bediening van de schakelaar, kunnen
radiozenders worden opgeroepen in de
volgorde waarin deze werden opgeslagen.
Houd de zoektoets (
) ingedrukt om naar
de volgende zender te gaan, houd (
)
ingedrukt om naar de vorige zender te
gaan.
USB Audio/Bluetooth
® Audio * /CD *
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
nummer (muziekstuk).
Druk op de zoektoets (
) binnen enkele
seconden na het begin van de weergave
om het begin van het vorige nummer op te
zoeken.
Druk op de zoektoets (
) nadat enkele
seconden zijn verstreken om de weergave
vanaf het begin van het huidige spoor te
starten.
Houd de zoektoets (
, ) ingedrukt om
de sporen continu omhoog of omlaag af te
zoeken.
DVD (Type B)
*
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
hoofdstuk.
Druk op de zoektoets (
) om terug te
gaan naar het begin van het vorige
hoofdstuk.

Page 495 of 889

5–19
Interieurvoorzieningen
Voordat u de audio-installatie gaat gebruiken
Aha™/Stitcher™ radio (Type B)
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
nummer (muziekstuk).
Houd de zoektoets ingedrukt (
) om de
weergave van het huidige muziekstuk met
“Leuk” te evalueren.
Houd de zoektoets ingedrukt (
) om de
weergave van het huidige muziekstuk met
“Niet leuk” te evalueren.
AUX/USB-modus
Audio kan weergegeven worden via
de autoluidsprekers door in de handel
verkrijgbare draagbare audioapparatuur
aan te sluiten op de ingang voor extra
apparatuur.
Een universele, impedantievrije (3,5
)
stereo ministekkerkabel is vereist. Neem
contact op met een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur voor bijzonderheden.
Ook kan audio weergegeven worden via
de audio-installatie van de auto door een
USB apparaat de USB poort aan te sluiten.
OPMERKING
(Type B)
De SD-kaartgleuf is voor het
navigatiesysteem. Bij voertuigen
uitgerust met navigatiesysteem, wordt
de SD-kaart (origineel Mazda) met de
opgeslagen kaartgegevens in de SD-
kaartgleuf gestoken en gebruikt.
Ty p e A


Ingang voor extra apparatuur/USB poort

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >