airbag off MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 53 of 889

2–33
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje
Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor
kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken.
Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda-kinderzitje of een die voldoet aan de
UNECE
*1 44-bepaling. Neem contact op met een of¿ ciële Mazda-dealer in het geval u een
origineel Mazda-kinderzitje denkt aan te schaffen.
Controleer uw plaatselijke, landelijke of provinciale wetgeving voor speci¿ eke bepalingen
betreffende de veiligheid van kinderen die in uw auto meerijden.

*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United
Nations Economic Commission for Europe).


Houd bij het selecteren van een kinderzitje rekening met de leeftijd en de grootte van het
kind en let erop dat het kinderzitje voldoet aan de geldende bepalingen. Volg de bij het
kinderzitje behorende instructies.

Een kind dat te groot is voor kinderzitjes dient op de achterzitting plaats te nemen en
gebruik te maken van de veiligheidsgordels.

Het kinderzitje dient op de achterzitting geplaatst te worden.
Statistieken bevestigen dat de achterzitting de beste plaats is voor alle kinderen tot een
leeftijd van 12 jaar. Dit geldt des te meer wanneer de auto uitgerust is met een aanvullend
beveiligingssysteem (airbags).

Een achterwaarts gericht kinderzitje mag NOOIT op de voorpassagierszitting worden
gebruikt wanneer het airbagsysteem ingeschakeld is. De voorpassagierszitting komt ook
voor andere soorten kinderzitjes het minst in aanmerking.

(Met Inzittende voorpassagier detectiesysteem)
Om de kans op letsel bij de activering van de voorpassagiersairbag te verminderen,
functioneert de inzittende voorpassagier detectiesensor als onderdeel van het
aanvullend beveiligingssysteem. Dit systeem deactiveert de voor- en zij-airbags van de
voorpassagiersstoel en ook het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner van de
voorpassagierszitting wanneer het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de
voorpassagiersairbag brandt.

Wanneer een peuter of klein kind op de voorpassagierszitting plaatsneemt, schakelt het
systeem de voor- en zij-airbags en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner van de
voorpassagiersstoel uit, dus controleer of het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de voorpassagiersairbag brandt.

Page 57 of 889

2–37
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
WAARSCHUWING
Onder bepaalde omstandigheden is het vervoeren van een kind in een kinderzitje op de
voorpassagierszitting gevaarlijk (met Inzittende voorpassagier detectiesysteem):
Uw auto is uitgerust met een inzittende voorpassagier detectiesensor. Ook al is uw auto
uitgerust met de inzittende voorpassagier detectiesensor, als u de voorpassagierszitting
moet gaan gebruiken voor het meenemen van een kind, neemt bij gebruik van een
kinderzitje op de voorpassagierszitting onder de volgende omstandigheden het gevaar
toe dat de voorpassagiersairbag wordt geactiveerd en dat het kind ernstig of dodelijk
letsel oploopt.
 
 Het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag brandt
niet wanneer u het kind in het kinderzitje laat plaatsnemen.
  Er is bagage of er zijn andere voorwerpen op de zitting geplaatst waarop het
kinderzitje is geïnstalleerd.
  Een achterpassagier of bagage drukt tegen de rugleuning van de
voorpassagierszitting aan of trekt deze naar beneden.
  Er is bagage of er zijn andere voorwerpen op de rugleuning geplaatst of aan de
hoofdsteun gehangen.
  De zitting is afgewassen. 
 Er is vloeistof op de zitting gemorst. 
 De voorpassagierszitting is naar achteren geschoven en drukt tegen bagage of
andere voorwerpen aan die erachter zijn geplaatst.
  De rugleuning van de voorpassagierszitting raakt de achterzitting. 
 Er is bagage of er zijn andere voorwerpen geplaatst tussen de voorpassagierszitting
en de bestuurdersstoel.
  Er is een elektrisch apparaat op de voorpassagierszitting geplaatst. 
 Er is een extra elektrisch apparaat, zoals een zittingverwarmer, bovenop de
voorpassagierszitting geïnstalleerd.

De aangegeven posities met veiligheidsgordels op de achterzittingen zijn de veiligste
plekken voor kinderen. Gebruik altijd veiligheidsgordels en kinderzitjes.

Page 79 of 889

2–59
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
WAARSCHUWING
Om onjuiste signalering door het airbagsensorsysteem te voorkomen, moet het volgende
in acht worden genomen:
 
 Gebruik geen andere banden of wielen dan die voor uw Mazda zijn aangegeven:  Het gebruik van andere banden of wielen dan die voor uw Mazda zijn aangegeven
(pagina 9-10 ) is gevaarlijk. Door het gebruik van dergelijke wielen zal het
detectiesysteem van de auto een botsing, of over de kop slaan, niet meer correct
kunnen registreren, hetgeen een onjuiste of onverwachte activering van de airbag
tot gevolg kan hebben waarbij de kans bestaat op ernstig letsel.
  Overbelast uw auto niet:  Als uw auto overbelast is, zal het detectiesysteem van de auto een botsing, of
over de kop slaan, niet meer correct kunnen registreren, hetgeen een onjuiste of
onverwachte activering van de airbag tot gevolg kan hebben waarbij de kans bestaat
op ernstig letsel. De maximaal toelaatbare asbelasting en het maximaal toelaatbare
autogewicht van uw auto staan aangegeven op het veiligheidslabel op het frame van
het bestuurdersportier. Overschrijd deze maximale waarden niet.
  Ga niet off-road rijden met de auto:  Off-road rijden met uw Mazda is gevaarlijk omdat de auto daartoe niet is ontworpen.
Als u de auto off-road rijdt, zal het detectiesysteem van de auto een botsing, of
over de kop slaan, niet meer correct kunnen registreren, hetgeen een onjuiste of
onverwachte activering van de airbag tot gevolg kan hebben waarbij de kans bestaat
op ernstig letsel.

Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat geen beschadigingen
onhersteld. Laat een beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zij-
impactsensor welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten
worden geboord in een voorportier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd,
of een beschadigd portier niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig
beïnvloed worden zodat deze de druk van de impact van een zijdelingse botsing niet
meer correct kan bespeuren. Als een sensor een zijdelingse botsing niet correct kan
bespeuren, bestaat de kans dat de zij- en gordijn-airbags en de voorspanner van de
voorste veiligheidsgordel niet normaal functioneren waardoor de inzittenden ernstig
letsel kunnen oplopen.

Page 94 of 889

2–74
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
*Bepaalde modellen.
Inzittende voorpassagier detectiesysteem *
Lees eerst nauwkeurig “Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende
beveiligingssysteem (SRS)” (pagina 2-54 ).
Inzittende voorpassagier detectiesensor
Uw auto is uitgerust met een inzittende voorpassagier detectiesensor als onderdeel van
het aanvullende beveiligingssysteem. Deze sensor is ingebouwd in de zitting van de
passagiersstoel. Deze sensor meet de elektrostatische capaciteit van de voorpassagiersstoel.
De SAS eenheid is geconstrueerd om te voorkomen dat de voor- en zij-airbags en
het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner van de voorpassagiersstoel worden
geactiveerd als het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag
gaat branden.
Om de kans op letsel veroorzaakt door het activeren van de passagiersairbag te verminderen,
schakelt het systeem de voor- en zij-airbags van de voorpassagiersstoel en ook het
gordelspannersysteem uit wanneer het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de
voorpassagiersairbag gaat branden. Zie onderstaande tabel voor de omstandigheden waarbij
het airbag-uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag gaat branden.

Dit systeem schakelt de voor- en zij-airbags en het systeem van de
veiligheidsgordelvoorspanner van de voorpassagiersstoel uit, dus controleer of het
airbag-uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag brandt overeenkomstig
onderstaande tabel.

Het waarschuwingslampje van het systeem van airbag/veiligheidsgordelvoorspanner gaat
knipperen en het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag
gaat branden in het geval er een defect is in de sensoren. Als dit gebeurt, zullen de voor- en
zij-airbags en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner van de voorpassagiersstoel
niet geactiveerd worden.

Page 98 of 889

2–78
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
WAARSCHUWING
  De voorpassagierszitting is naar achteren geschoven en drukt tegen bagage of
andere voorwerpen aan die erachter zijn geplaatst.
  De rugleuning van de voorpassagierszitting raakt de achterzitting. 
 Er is bagage of er zijn andere voorwerpen geplaatst tussen de voorpassagierszitting
en de bestuurdersstoel.
  Er is een elektrisch apparaat op de voorpassagierszitting geplaatst. 
 Er is een extra elektrisch apparaat, zoals een zittingverwarmer, bovenop de
voorpassagierszitting geïnstalleerd.

De voor- en zij-airbags en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner van
de voorpassagiersstoel worden uitgeschakeld als het airbag-uitgeschakeld OFF-
indicatielampje van de voorpassagiersairbag gaat branden.
OPGELET
  Om er zeker van te zijn dat de voor-airbag juist wordt geactiveerd en beschadiging van
de sensor in de voorstoelzitting wordt voorkomen:
 


 Plaats geen scherpe voorwerpen op de voorstoelzitting en laat er geen zware bagage
op achter.

Mors geen vloeistoffen op of onder de voorstoelen.  
 Let altijd op de volgende punten om er voor te zorgen dat de sensoren goed kunnen
functioneren:
 


 Zet de voorstoelen zover mogelijk naar achteren, ga altijd rechtop tegen de
rugleuningen zitten en maak op de juiste wijze gebruik van de veiligheidsgordels.
 


 Als u uw kind meeneemt op de passagiersstoel, het kinderzitje goed vastmaken en de
passagiersstoel zover mogelijk naar achteren schuiven binnen de positie waarin het
kinderzitje kan worden geïnstalleerd.

Page 99 of 889

2–79
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
OPMERKING
  Het systeem heeft ongeveer 10 seconden nodig om het systeem van de
voor- en zij-airbags van de voorpassagierszitting en het systeem van de
veiligheidsgordelvoorspanner beurtelings in of uit te schakelen.
  Het is mogelijk dat het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de
voorpassagiersairbag bij herhaling gaat branden als bagage of andere voorwerpen op
de voorpassagierszitting worden geplaatst, of als de temperatuur in het interieur van de
auto onverwacht verandert.
  Het is mogelijk dat het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de
voorpassagiersairbag gedurende 10 seconden gaat branden als de elektrostatische
capaciteit van de voorpassagierszitting verandert.
  De kans bestaat dat het waarschuwingslampje van airbag/gordelspannersysteem gaat
branden als de voorpassagierszitting aan een zware schok wordt blootgesteld.
  Als het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag
niet gaat branden na het installeren van een kinderzitje op de voorpassagierszitting,
eerst uw kinderzitje opnieuw installeren volgens de procedure aangegeven in dit
instructieboekje. Vervolgens, als het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de voorpassagiersairbag nog steeds niet brandt, het kinderzitje op de achterzitting
monteren en zo spoedig mogelijk een of¿ ciële Mazda-reparateur raadplegen.

 Als het airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag gaat
branden direct zodra een inzittende op de voorpassagierszitting heeft plaatsgenomen,
de passagier opnieuw zijn houding laten aanpassen door te gaan zitten met de voeten
op de bodem en vervolgens de veiligheidsgordel opnieuw vast te maken. Als het
airbag-uitgeschakeld OFF-indicatielampje van de voorpassagiersairbag blijft branden,
de passagier op de achterzitting laten plaatsnemen. Als niet op de achterzitting kan
worden plaatsgenomen, de voorpassagierszitting zo ver mogelijk naar achteren
schuiven. Raadpleeg zo spoedig mogelijk een of¿ ciële Mazda-reparateur.

Page 876 of 889

10–2
Index
A
Aanbevolen olie .................................. 6-27
Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-6
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS)................................................. 4-132
Accu .................................................... 6-43
Inspectie van het accu-elektrolytniveau
van de accu .................................... 6-45
Onderhoud ..................................... 6-45
Opladen ......................................... 6-46
Technische gegevens ....................... 9-6
Vervangen ...................................... 6-46
Accu is uitgeput .................................. 7-37
Probleem ....................................... 7-37
Achterklep ........................................... 3-26
Afdekking bagageruimte ............... 3-36
Wanneer de achterklep niet geopend
kan worden .................................... 7-79
Achterruit
Achterruitverwarming ................... 4-94
Achterruitensproeier ........................... 4-93
Achterruitenwisser .............................. 4-93
Achterruitverwarming ......................... 4-94
Achterste kledinghaken ..................... 5-180
Achteruitkijkmonitor ......................... 4-266
Afstelling van beeldkwaliteit ...... 4-279
Afwijking tussen werkelijke
wegsituatie en weergegeven
beeld ............................................ 4-277
Bediening van
achteruitparkeercamera ............... 4-272
Gebruik van de display................ 4-270
Overschakelen naar
achteruitkijkmonitordisplay ........ 4-268
Plaats van
achteruitparkeercamera ............... 4-267
Weergavebereik op het scherm ... 4-268
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA).............................................. 4-163
Achterzitting ....................................... 2-12
Active Driving Display ....................... 4-49
Adaptieve LED-koplampen (ALH) .. 4-136 Afmetingen ........................................... 9-8
Afstandbediend
portiervergrendelingssysteem ............... 3-4
Afstandherkenningshulpsysteem
(DRSS) .............................................. 4-155
Indicatie op display ..................... 4-156
Afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL) ................................................ 4-215
Activering/deactivering ............... 4-220
Afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL)
display ......................................... 4-217
Hoofdindicatie afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL)
(wit) ............................................. 4-218
Instelindicatie afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL)
(groen) ......................................... 4-218
Systeem instellen ......................... 4-222
Systeem tijdelijk annuleren ......... 4-223
Waarschuwingszoemer
snelheidsbegrenzer ...................... 4-218
Airbagsystemen ................................... 2-54
Als de Active Driving Display niet
functioneert ......................................... 7-80
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen .......................... 7-49
Anti-blokkeerremsysteem (ABS) ...... 4-114
Anti-diefstal beveiligingssysteem ....... 3-65
Anti-wielspinregeling (TCS) ............ 4-115
TCS/DSC indicatielampje ........... 4-116
TCS OFF indicatielampje ........... 4-116
TCS OFF schakelaar ................... 4-116
Armsteunvak ..................................... 5-177
Asbak ................................................ 5-180
Audiobedieningsschakelaar
Afstellen van het volume .............. 5-17
Audio-uit toets ............................... 5-17
Zoektoets ....................................... 5-18