all MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 395 of 875

•Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.
•Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.
•Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer
er een defect is in het systeem.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-51.
▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
5RRG
$OVGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
LQZHUNLQJLVJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH
URRG NQLSSHUHQ
▼'LVSOD\YDQDXWRPDWLVFKH
UHPZHUNLQJ
1DGDWGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW
6&%6 UHPLQZHUNLQJLVJHVWHOGZRUGW

Page 396 of 875

6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
+HW6%6V\VWHHPZDDUVFKXZWGHEHVWXXUGHUYRRUHHQPRJHOLMNHERWVLQJGRRUPLGGHOYDQ
HHQGLVSOD\HQHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLGDOVELMULMVQHOKHGHQYDQRQJHYHHUNPKRIKRJHU
GHUDGDUVHQVRU YRRU HQGHYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDOHQGDWHUNDQVLVRSHHQERWVLQJ
PHWHHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJ%RYHQGLHQDOVGHUDGDUVHQVRU YRRU HQGHYRRUXLWULMFDPHUD
)6& EHSDOHQGDWHHQERWVLQJRQYHUPLMGHOLMNLVZRUGWGHDXWRPDWLVFKHUHPUHJHOLQJ
XLWJHYRHUGRPVFKDGHLQKHWJHYDOYDQHHQERWVLQJWHYHUPLQGHUHQ
:DQQHHUGHEHVWXXUGHUKHWUHPSHGDDOLQWUDSWZRUGHQGHUHPPHQDOVH[WUDKXOSKDUGHQVQHO
DDQJHWURNNHQ 5HPEHNUDFKWLJLQJ 6%6UHPEHNUDFKWLJLQJ
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het SBS systeem en rijd altijd voorzichtig:
Het SBS systeem is bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen, niet om
ongelukken te voorkomen. De mogelijkheid voor het bespeuren van een obstakel is beperkt
afhankelijk van het obstakel, weersomstandigheden of verkeerssituaties. Als dus het
gaspedaal of rempedaal per ongeluk wordt ingetrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl
u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
23*(/(7
Schakel in de volgende gevallen het systeem uit om abusievelijk functioneren te voorkomen:
¾De auto wordt gesleept of sleept een ander voertuig.
¾De auto staat op een rollenbank.
¾Bij het rijden op slechte wegen of op plaatsen met dicht gras of
off-road.
OPMERKING
•Het SBS systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•Het SBS systeem is ingeschakeld.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.
•De relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15 km/h
of hoger.
•De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet.
•Het SBS systeem functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden:
•Als u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 397 of 875

•De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
•Het gaspedaal ingetrapt wordt.
•Het rempedaal is ingedrukt.
•Het stuurwiel gedraaid wordt.
•De keuzehendel bediend wordt.
•De richtingaanwijzer gebruikt wordt.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
•Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
•Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen zijn,
is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat deze
obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
•Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).
•Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of het
maken van een bocht.
•Bij het rijden over een smalle brug.
•Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.
•Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.
•Tweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.
•Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-49.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 401 of 875

Het beeldbereik van de camera’s en het detectiebereik van de sensoren zijn beperkt. De
diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het beeld van de auto en de randen waar de
beelden van de camera’s samenkomen zijn blinde vlekken waar een obstakel bijvoorbeeld
mogelijk niet zichtbaar is. De verruimde voertuigbreedtelijnen en verwachte rijlijnen worden
alleen ter referentie gebruikt, en de beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke
omstandigheden.
23*(/(7
¾Gebruik de 360° rondomkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden.
¾Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.
¾Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
¾De voorportieren of de achterklep zijn niet volledig gesloten.
¾Wanneer de auto op een helling staat.
¾De portierspiegels zijn ingeklapt.
¾Stoot niet met kracht tegen de voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels. De
montagepositie of montagehoek van de camera kan daardoor verschuiven.
¾De camera’s hebben een waterdichte constructie. Demonteer, wijzig of verwijder de camera
niet.
¾De behuizing van de camera is van hard plastic, breng daarom geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings aan. Als een van dit soort middelen op de
behuizing komt, dit onmiddellijk met een zachte doek afvegen.
¾Veeg niet krachtig de lens van de camera en reinig deze niet met een schuurmiddel of harde
borstel. Anders kan de lens beschadigen en een negatieve invloed op de beelden hebben.
¾Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor reparatie, spuiten of vervangen van de
voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels.
¾Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat de 360° rondomkijkmonitor
normaal functioneert.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen.
¾Gebruik altijd velgen van het voorgeschreven type en formaat voor de voor- en
achterwielen. Raadpleeg voor het vervangen van de banden een officiële Mazda
reparateur.
¾Wanneer de display koud is, kunnen beelden strepen vertonen of kan het scherm donkerder
zijn dan normaal, waardoor de omgeving van de auto moeilijker te controleren is.
Inspecteer tijdens het rijden altijd visueel of de voorzijde en het gedeelte rondom de auto
veilig is.
¾De methode voor parkeren/stopzetten van de auto met behulp van de 360°
rondomkijkmonitor verschilt afhankelijk van de wegsituatie en de voertuigcondities.
Wanneer en hoe ver u het stuurwiel draait verschilt per situatie. Controleer daarom altijd de
omgeving van de auto rechtstreeks visueel bij gebruik van het systeem.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 402 of 875

Let er ook op voordat u het systeem gaat gebruiken dat er voldoende ruimte is om de auto
op de parkeer-/stopplaats te parkeren/stop te zetten.
OPMERKING
•Als waterdruppels, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen
met behulp van een zachte doek. Als de cameralens bijzonder vuil is, deze afvegen met een
zacht schoonmaakmiddel.
•Als het gedeelte waar de camera is gemonteerd, zoals de achterklep of portierspiegels, bij
een botsing zijn beschadigd, bestaat de kans dat de camera (positie, montagehoek)
verschoven is. Raadpleeg voor het laten inspecteren van uw auto altijd een officiële
Mazda reparateur.
•Als de camera is blootgesteld aan grote temperatuurwisselingen, zoals bij het gieten van
warm water op de camera tijdens koud weer, bestaat de kans dat de 360°
rondomkijkmonitor niet normaal functioneert.
•Als de accuspanning laag is of de motor opnieuw gestart wordt door de i-stop functie, is
het scherm mogelijk tijdelijk moeilijk zichtbaar, dit duidt echter niet op een probleem.
•De 360° rondomkijkmonitor heeft beperkingen. Objecten onder de bumper of nabij beide
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
•Obstakels boven het beeldbereik van de camera worden niet weergegeven.
•Onder de volgende omstandigheden kan het scherm moeilijk zichtbaar zijn, dit duidt
echter niet op een defect.
•De temperatuur nabij de lens is hoog/laag.
•Regenweer, waterdruppels op de camera of hoge vochtigheid.
•Modder of vreemde bestanddelen nabij de camera.
•Extreem helder licht, zoals zonlicht of het licht van koplampen dat rechtstreeks op de
cameralens valt.
•Omdat de camera van de 360° rondomkijkmonitor gebruikmaakt van een speciale lens,
verschilt de afstand weergegeven op het scherm van de werkelijke afstand.
•Obstakels die worden weergegeven in het scherm kunnen anders worden voorgesteld dan
werkelijk het geval is. (Obstakels kunnen gevallen, groter of langer lijken dan werkelijk
het geval is.)
•Plak geen stickers op de camera of het gedeelte eromheen. Monteer bovendien geen
accessoires of een verlichte nummerplaat op het gedeelte rondom een camera. Anders
bestaat de kans dat de camera de omgevingsomstandigheden niet juist weergeeft.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 407 of 875

OPMERKING
•Wanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
•Ook wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
•Wanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
•(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
•4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat acht seconden is verstreken sinds
de 360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
•8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
•De 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
•De instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie “Gebruikersinstellingen” op pagina 9-13.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQZRUGWYROGDDQ
•+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
•9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 410 of 875

▼%RYHQDDQ]LFKWYRRUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSXLWHHQSDUNHHUSODDWVRIYDQXLWVWLO]HWWHQKHW
ERYHQDDQ]LFKWYRRUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
•In het bovenaanzichtscherm zijn de diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
•Omdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
•Als een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
•Obstakels die worden weergegeven in het vooraanzicht worden mogelijk niet getoond in
het bovenaanzichtscherm.
•Als de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
•Strepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 416 of 875

*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
AB
A
B
C C
&RQWUROHHURI]LFKELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQJHHQREVWDNHOVEHYLQGHQ
'UDDLKHWVWXXU]RGDWGHYHUZDFKWHULMOLMQHQELQQHQKHWREVWDNHO $ EOLMYHQHQULMGYRRUXLW
WRWGDWGHDXWRKHWREVWDNHOLVJHSDVVHHUG
$OVGHYHUZDFKWHULMOLMQHQYDQGHDXWRLQGHULFKWLQJYDQHHQREVWDNHO % RIYRRUELMKHW
REVWDNHO & ]LMQEHVWDDWGHNDQVGDWGHDXWRELMHHQVFKHUSHGUDDLLQJLQDDQUDNLQJNRPWPHW
KHWREVWDNHO
23*(/(7
¾Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd.
Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie “Parkeersensorsysteem” op pagina 4-296.
¾Draai het stuur niet meer totdat de auto het obstakel gepasseerd is, ook als het obstakel
niet op het beeld van het zijaanzicht zichtbaar is. Als het stuur nog verder gedraaid wordt,
bestaat de kans dat de auto bij een scherpe bocht met het obstakel in aanraking komt.
OPMERKING
•Aangezien er een verschil kan zijn tussen het beeld dat op het scherm wordt weergegeven
en de werkelijke omstandigheden, tijdens het rijden altijd de veiligheid van de omgeving
in de spiegels en rechtstreeks visueel controleren.
•Alhoewel het kan lijken dat de op het scherm geprojecteerde object, zoals een stoeprand
of een verdeelstreep van een parkeerruimte, parallel loopt met de parallelrichtlijnen van
de auto, zijn deze in feite mogelijk niet parallel.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 417 of 875

▼%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSKHWSDUNHUHQRIKHWVWLO]HWWHQYDQGHDXWRKHW
ERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGH
RPJHYLQJ
%HUHLNYDQJHWRRQGVFKHUPEHHOG
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
•In het bovenaanzichtscherm zijn de diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
•Omdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
•Als een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
•Obstakels die worden weergegeven in het achteraanzicht worden mogelijk niet getoond
in het bovenaanzichtscherm.
•Als de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
•Strepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 429 of 875

¾Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)
¾Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)
¾Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
¾Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)
¾Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
•In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
•De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
•U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
•De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
•Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
•IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
•Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
•Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
•De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
•Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
•Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
•In- of uitrijden van een tunnel.
•De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 170 next >