sensor MAZDA MODEL MX-5 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 292 of 615

4–14 8
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motorfi ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden:




 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 293 of 615

4–149
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.
  Als er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.

 Het is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt
gehoord als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder,
ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde
bestanddelen van het sensorgedeelte.
  Raadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur.
Sensordetectiebereik
De sensoren kunnen hindernissen opsporen binnen het volgende bereik.
Detectiebereik van achterste sensor Detectiebereik van achterste hoeksensorB AA: Ongeveer 50 cm
B: Ongeveer 150 cm
Gebruik van het parkeerhulpsensorsysteem
Wanneer het contact op ON wordt gezet en de versnellingshendel (handgeschakelde
versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruit (R) wordt gezet,
wordt de zoemtoon geactiveerd en wordt het systeem ingeschakeld voor gebruik.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 294 of 615

4–150
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Parkeersensorwaarschuwingszoemer
Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Achterste sensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon *1
Grootste afstand Ongeveer 150 cm—60 cm Langzaam onderbroken
geluid
Grote afstand Ongeveer 60—45 cm
Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 45—35 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 35 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 295 of 615

4–151
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Achterste hoeksensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon *1
Grote afstand Ongeveer 50—38 cm Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 38—25 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 25 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een
andere zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 296 of 615

4–152
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Wanneer de waarschuwingszoemer wordt geactiveerd
Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren
van een zoemtoon.
Zoemer Controle
De zoemtoon wordt niet
gehoord. Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk
door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de motorschakelaar
in de stand ON staat of als de
parkeersensor een probleem
detecteert tijdens het rijden,
klinkt het geluid van de zoemer
met tussenpozen 1 tot 4 maal.
*1
Verwijder alle vreemde bestanddelen van het sensorgedeelte. Als het systeem
zich niet heeft hersteld, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur laten inspecteren.
*1 Het aantal malen dat de zoemer wordt geactiveerd verandert afhankelijk van de plaats van het defect.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 310 of 615

5–14
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Zonlicht/Temperatuursensor
Het airconditioningsysteem meet
de binnen- en buitentemperatuur en
het zonlicht. Op basis hiervan wordt
vervolgens de temperatuur van het
interieur ingesteld.
OPGELET
Zorg er voor dat geen van de sensors
gehinderd wordt, anders zal het
airconditioningsysteem niet juist
functioneren.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 361 of 615

5–65
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Instellingen
OPMERKING
Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specifi catie.
Selecteer het
pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm.
Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen.
U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen:
Tabblad Onderwerp Functie
Display Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-48 .
Veiligheid Blind Spot Monitoring Volume
Overige Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11 .
Geluid Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-48 .
Klok Tijd aanpassen De huidige ingestelde tijd wordt getoond.
Druk op
voor het vooruitzetten van de uren/
minuten en selecteer
om de uren/minuten
terug te zetten.
AM/PM kan alleen worden geselecteerd met de
12-uur klokweergave.
GPS sync. Wanneer ON wordt geselecteerd, wordt “Tijd
aanpassen” uitgeschakeld.
Tijdformat Verandert de display tussen 12 en 24-uur
klokweergave.
Tijdzone geselecteerd Selecteert de tijdzone.
Zomertijd Hiermee wordt de instelling voor zomer- en
wintertijd aan/uit gezet.
Bij ON, wordt de klok 1 uur vooruitgezet. Bij
OFF, wordt de klok terug op de normale tijd
ingesteld.
Voertuig Regensensor ruitenwisser
Deurvergrendeling
Overige Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11 .
Apparat. Bluetooth
® Zie Gereed maken van Bluetooth ® op pagina
5-92 .
Network Management Wi-Fi™ wordt gebruikt voor het verkrijgen van
navigatie NP’s/real-time verkeersinformatie
(zoals benzineprijzen, weerbericht,
dichtstbijzijnde restaurant)
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 459 of 615

6–27
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Smering van de carrosserie
Alle bewegende punten van de
carrosserie zoals de portier-, motorkap-en
kofferdekselscharnieren en sloten moeten
gesmeerd worden telkens wanneer de
motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud
weer een niet-bevriezend smeermiddel op
de sloten.
Let er bij het openen van de primaire
vergrendeling van de motorkap op,
dat de secundaire vergrendeling (de
“veiligheidshaak”) de motorkap belet om
vanzelf te openen.
Ruitenwisserbladen
OPGELET
  Het is gebleken dat een “hot wax”
behandeling, zoals in automatische
auto-was installaties een nadelige
invloed op de reinigende werking
van de ruitenwissers heeft.
  Gebruik geen benzine, petroleum,
terpentijn of andere chemische
middelen in de nabijheid van
of op de ruitenwisserbladen om
beschadiging er van te voorkomen.
  Wanneer de ruitenwisserhendel in
de stand AUTO staat en het contact
op ON wordt gezet, is het mogelijk
dat de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt.
 


 Als de voorruit boven de
regensensor met een doek wordt
afgeveegd.
 


 Als met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
 


 Als vanuit het interieur van de auto
met een hand of ander voorwerp
tegen de regensensor wordt
gestoten.
  Let er op dat uw handen of vingers
niet beklemd raken, aangezien
dit letsel kan veroorzaken of de
ruitenwissers kan beschadigen. Zorg
er bij het wassen of uitvoeren van
onderhoud aan uw auto voor dat de
ruitenwisserhendel in de stand OFF
staat.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 492 of 615

6–60
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Volg bij gebruik van een chemisch
reinigingsmiddel of poetsmiddel
alle aanwijzingen op het etiket en de
container. Lees alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud van de lak
Wassen
OPGELET
  Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPGELET
 

 Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
  Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van de motorkap van het
voertuig. Anders bestaat de kans op
indeuken.
  Gebruik geen automatische
autowasmachines en
autowasapparatuur waarbij hoge
waterdruk wordt gebruikt.
  Controleer dat de afsluitklep van
de brandstofvulklep is gesloten en
vergrendel de portieren. Anders
bestaat de kans dat de afsluitklep
van de brandstofvulklep door de
waterdruk opengedrukt wordt,
waardoor het voertuig of de
afsluitklep beschadigd kan raken.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 545 of 615

7–43
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
Dodehoekmonitor
(BSM) OFF
indikatielampje
*
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem.
Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
controleren.
Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. Het lampje blijft branden als de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt. Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig
voertuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert (de
dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat
branden). Dit duidt echter niet op een defect.
Maatregelen nemen
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Waarschuwingslampje
voor laag brandstofpeil Het lampje gaat branden wanneer de
resterende brandstof ongeveer 9,0 liter
bedraagt.
OPMERKING
De momenten waarop het lampje gaat
branden kunnen variëren, aangezien de
brandstof in de tank overeenkomstig de
rijomstandigheden en de stand van de
auto in beweging is. Brandstof bijtanken.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 next >