sensor MAZDA MODEL MX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 138 of 679

xAls de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in staat
van paraatheid is, zal de sirene/claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
▼,QVWDDWYDQSDUDDWKHLGEUHQJHQYDQ
KHWV\VWHHP
 'HUXLWHQHQKHWYRXZGDNJRHGVOXLWHQ
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
De functie van de inbraaksensor kan
alleen in staat van paraatheid worden
gebracht wanneer het vouwdak
gesloten is.
Ook als een raam is open blijven
staan, kan het systeem in staat van
paraatheid gebracht worden, echter
zelfs het gedeeltelijk open laten staan
van de ramen kan een uitnodiging zijn
tot diefstal, en wind die in de auto
blaast zou het alarm kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-55.
 =HWKHWFRQWDFWRS2))
 =RUJHUYRRUGDWGHPRWRUNDSGH
SRUWLHUHQHQKHWNRIIHUGHNVHOJHVORWHQ
]LMQ
 'UXNRSGHYHUJUHQGHOWRHWVRSGH
]HQGHURIYHUJUHQGHOKHW
EHVWXXUGHUVSRUWLHUYDQDIGHEXLWHQ]LMGH
PHWGHKXOSVOHXWHO
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ
]XOOHQHHQPDDONQLSSHUHQ
0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
'UXNRSHHQYHU]RHNVFKDNHODDU
+HWYHLOLJKHLGVLQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWJHGXUHQGH
VHFRQGHQWZHHPDDOSHUVHFRQGH
NQLSSHUHQ

 1DVHFRQGHQLVKHWV\VWHHPYROOHGLJ
LQVWDDWYDQSDUDDWKHLG
OPMERKING
xHet anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het activeren
van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, het kofferdeksel en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-4.
xHet systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20 seconden
na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
xOntgrendelen van een van de
portieren.
xOpenen van een van de portieren.
xOpenen van de motorkap.
xWanneer het contact op ON wordt
gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat van
paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 139 of 679

xWanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender of het
gebruik van de hulpsleutel terwijl
het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te geven
dat het systeem in staat van
paraatheid is.
▼$QQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
0HWLQEUDDNVHQVRU
$OVKHWDQWLGLHIVWDOEHYHLOLJLQJVV\VWHHP
LQVWDDWYDQSDUDDWKHLGJHEUDFKWLVZDQQHHU
HUVSUDNHLVYDQHHQYDQRQGHUVWDDQGH
RPVWDQGLJKHGHQGHLQEUDDNVHQVRU
DQQXOHUHQRPWHYRRUNRPHQGDWKHWDODUP
RQQRGLJJHDFWLYHHUGZRUGW
x:DQQHHUGHDXWRZRUGWDFKWHUJHODWHQ
WHUZLMOHU]LFKHHQEHZHHJEDDUREMHFW
SDVVDJLHUVRIKXLVGLHUHQLQEHYLQGHQ
x:DQQHHUXHHQYRRUZHUSLQGHDXWR
DFKWHUODDWGDWKHHQHQZHHUNDQUROOHQ
]RDOVELMYRRUEHHOGZDQQHHUGHDXWRELM
WUDQVSRUWRSHHQVFKXLQDIORSHQGH
RQVWDELHOHRQGHUJURQGJHSODDWVWZRUGW
x:DQQHHUNOHLQHYRRUZHUSHQDFFHVVRLUHV
LQGHDXWR]LMQRSJHKDQJHQRIDQGHUH
YRRUZHUSHQ]LMQDDQJHEUDFKWGLH
JHPDNNHOLMNELQQHQLQGHDXWRNXQQHQ
EHZHJHQ
x%LMKHWSDUNHUHQRSHHQSODDWVZDDU]LFK
VWHUNHWULOOLQJHQRIKDUGHJHOXLGHQ
YRRUGRHQ
x%LMKHWJHEUXLNYDQHHQKRJHGUXNRI
DXWRPDWLVFKHDXWRZDVLQVWDOODWLH
x:DQQHHUYRRUWGXUHQGVFKRNNHQHQ
WULOOLQJHQYDQKDJHORIGRQGHUHQ
EOLNVHPRSGHDXWRZRUGHQ
RYHUJHEUDFKW
x3RUWLHUHQYHUJUHQGHOGZRUGHQWHUZLMO
HHQUDDPLVRSHQEOLMYHQVWDDQ
x(HQH[WUDYHUZDUPLQJRIDSSDUDDWGDW
OXFKWVWURPHQHQWULOOLQJHQSURGXFHHUWLQ
JHEUXLNLVWHUZLMOKHWDQWLGLHIVWDO
EHYHLOLJLQJVV\VWHHPLQVWDDWYDQ
SDUDDWKHLGJHEUDFKWLV
OPMERKING
Als een portier of het kofferdeksel
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen beide portieren en het kofferdeksel
automatisch opnieuw vergrendeld worden
en zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht worden
ook als een ruit of het vouwdak is open
blijven staan.

9RRUKHWDQQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
GHWRHWVRSGH]HQGHUELQQHQVHFRQGHQ
QDKHWLQGUXNNHQYDQGHYHUJUHQGHOWRHWV
LQGUXNNHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
PDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
xVoor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en dit
vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
xDe inbraaksensor is in werking wanneer
het anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht. Voor
het annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de inbraaksensor
drukken wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 199 of 679

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
xEen goede rijhouding kan worden
verkregen door de versnellingshendel
vanaf opzij licht vast te pakken, zonder
dat u daarbij uw elleboog op het
middenconsolevak hoeft te laten rusten.

xIndien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
x(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
xHet bestuurdersportier geopend is.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
xNa het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
xHet koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
x(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina
4-180.
▼▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 216 of 679


 :DQQHHUGHGDJYHUOLFKWLQJZRUGWLQJHVFKDNHOGJDDQGHSRVLWLHODPSHQDFKWHUOLFKWHQHQ
NHQWHNHQSODDWYHUOLFKWLQJEUDQGHQ'HLQVWUXPHQWHQSDQHHOYHUOLFKWLQJJDDWQLHWEUDQGHQ

 :DQQHHUGHYHUOLFKWLQJLVLQJHVFKDNHOG]DOGH]HEOLMYHQEUDQGHQRRNDOVKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ
21ZRUGWJH]HW
$OVGHYHUOLFKWLQJEUDQGWHQKHWEHVWXXUGHUVSRUWLHUZRUGWJHRSHQGRIVHF]LMQYHUVWUHNHQZRUGWGH
YHUOLFKWLQJXLWJHVFKDNHOG

 :DQQHHUKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ21ZRUGWJH]HWJDDWRRNDOVGHOLFKWVFKDNHODDURSZRUGW
JH]HWGHYHUOLFKWLQJQLHWEUDQGHQ

 $OVGHYHUOLFKWLQJEUDQGWHQKHWEHVWXXUGHUVSRUWLHUZRUGWJHRSHQGRIVHF]LMQYHUVWUHNHQZRUGWGH
YHUOLFKWLQJXLWJHVFKDNHOG
$XWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUGHNRSODPSVFKDNHODDULQGHVWDQGVWDDWHQKHWFRQWDFWRS21JH]HWLVWDVWGH
OLFKWVHQVRUGHOLFKWKHLGRIGRQNHUWHYDQGHRPJHYLQJDIHQVFKDNHOWGH]HDXWRPDWLVFKGH
NRSODPSHQDQGHUHEXLWHQYHUOLFKWLQJHQGHLQVWUXPHQWHQSDQHHOYHUOLFKWLQJLQRIXLW ]LH
ERYHQVWDDQGHWDEHO 
23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 217 of 679

OPMERKING
xDe koplampen, overige buitenverlichting en dashboardverlichting gaan mogelijk niet
onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de
lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
xWanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet wordt
of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
xDe dashboardverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop in de
instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop te
draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
dashboardverlichting: Zie Dashboardverlichting op pagina 4-26.
xDe gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële Mazda
reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-10.
▼.RSODPSHQJURRWOLFKWGLPOLFKW
'HNRSODPSHQVFKDNHOHQRYHUWXVVHQ
JURRWOLFKWHQGLPOLFKWGRRUGHKHQGHOQDDU
YRUHQRIQDDUDFKWHUHQWHYHUSODDWVHQ

Grootlicht
Dimlicht
:DQQHHUKHWJURRWOLFKWYDQGHNRSODPSHQ
LVLQJHVFKDNHOGJDDWKHW
JURRWOLFKWLQGLFDWLHODPSMHYDQGH
NRSODPSHQEUDQGHQ

▼▼.RSODPSOLFKWVLJQDDO
.DQZRUGHQJHEUXLNWZDQQHHUKHWFRQWDFW
RS21JH]HWLV
9RRUKHWJHYHQYDQHHQOLFKWVLJQDDOPHWGH
NRSODPSHQGHKHQGHOYROOHGLJQDDUXWRH
WUHNNHQ GHNRSODPSVFKDNHODDUKRHIWQLHW
LQJHVFKDNHOGWH]LMQ 

UIT
Koplamplichtsignaal
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 224 of 679

23*(/(7
¾De regensensor niet afdekken door een
sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de regensensor niet
correct functioneren.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
xDoor de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
xHet is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85°C of hoger is.
xAls een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 225 of 679

xAls vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
xAls u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat
staan, kunnen de ruitenwissers door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
xDe regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-10.
▼9RRUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
KHQGHOQDDUXWRHWUHNNHQHQYDVWKRXGHQ

Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als de voorruitensproeier wordt gebruikt
terwijl de voorruitenwissers niet zijn
ingeschakeld, zullen de voorruitenwissers
enkele wisbewegingen maken.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GD
UHSDUDWHXU
OPMERKING
(Met koplampsproeiers)
Als de koplampen zijn ingeschakeld,
werken de koplampsproeiers automatisch
eenmaal elke vijfde keer dat de
voorruitensproeier geactiveerd wordt.
Zie Koplampsproeier op pagina 4-76.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 264 of 679

OPMERKING
xDe BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact op ON wordt gezet.
xDe BSM schakelaar wordt ingedrukt en het BSM OFF indicatielampje in de
instrumentengroep is uit.
xDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
xDe BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
xDe rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
xDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
xIn de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-dealer inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
xEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingslampjes.
xEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
xEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
xRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
xEr bevindt zich een voertuig in het detectiegebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
xEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
xVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
xEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
xEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de BSM
waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd plaatsvindt.
xEen voertuig verandert van rijstrook naar een naastgelegen rijstrook vanaf twee
rijstroken verder.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 265 of 679

xRijden op steile hellingen.
xRijden over de top van een heuvel of bergpas.
xBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
xWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
xDirect nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
xAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
xHet is mogelijk dat de BSM waarschuwingslampjes gaan branden in reactie op
stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels, zijwanden en
geparkeerde voertuigen.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
xDe kans bestaat dat een BSM waarschuwingslampje gaat knipperen of dat de
waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het afslaan op een kruising in
een stad.
xSchakel de BSM uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een
fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal
functioneren.
xIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de BSM waarschuwingslampjes die op de
portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/knipperen.
xWanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.
xWanneer de portierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
xHet systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-127.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 272 of 679

xDe sensoren bepalen dat de auto van rijrichting is veranderd. (De weergave van een
maximumsnelheidsbord stopt niet als de auto van rijstrook verandert en er een
“ZONE” onderbord wordt weergegeven.)
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent een nieuw maximumsnelheidsbord dat verschilt van
het vorige (geeft het nieuwe maximumsnelheidsbord weer).
xHet maximumsnelheidsbord dat is opgeslagen in het navigatiesysteem wordt niet binnen
een bepaalde tijd afgelezen (als de vooruitrijcamera (FSC) een maximumsnelheidsbord
niet herkent, wordt het maximumsnelheidsbord dat is opgeslagen in het
navigatiesysteem weergegeven).
xDe rijsnelheid overschrijdt het weergegeven maximumsnelheidsbord met 30 km/h of
meer nadat sinds de weergave van het maximumsnelheidsbord een bepaalde tijd is
verstreken. (Behalve wanneer er informatie over het maximumsnelheidsbord is in het
navigatiesysteem)
Eenrichtingsborden
xWanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een eenrichtingsbord
weergegeven.
xDe rijsnelheid is ongeveer 80 km/h of lager.
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent een eenrichtingsbord als een bord dat op uw auto
van toepassing is en de auto rijdt eraan voorbij.
xWanneer de vooruitrijcamera (FSC) het eenrichtingsbord herkent en er is een bepaalde
tijd verstreken nadat de auto het bord is gepasseerd, stopt de weergave van het
eenrichtingsbord.
Passeerverbodsbord
xWanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een passeerverbodsbord
weergegeven.
xDe rijsnelheid is ongeveer 1 km/h of hoger.
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent een passeerverbodsbord als een bord dat op uw
auto van toepassing is en de auto rijdt er aan voorbij.
xDe weergave van het passeerverbodsbord stopt in de volgende gevallen.
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent het passeerverbodsbord en u rijdt na het passeren
van het bord over een bepaalde afstand.
xU bent van rijstrook veranderd.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >