MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 181 of 663

4–21
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop indicatielampje (groen)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor
herstart.
 


(Behalve Europees model)
 Het lampje gaat branden wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen
van de motor is voldaan.
Wanneer het lampje knippert
 




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en de keuzehendel naar een andere stand
dan neutraal wordt verplaatst om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is.
  Door het intrappen van het koppelingspedaal herstart de motor automatisch en het lampje
gaat uit.
 


(Europees model)



 
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt
geopend om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit
wanneer het bestuurdersportier gesloten wordt.
 

 
 Als het stationair draaien stopt en de motor als gevolg van lage accuspanning opnieuw
wordt gestart, gaat het i-stop indicatielampje (groen) in de instrumentengroep gedurende
ongeveer 3 seconden knipperen. Echter wanneer de motor na het bedienen van de
inklapbare fastbackschakelaar automatisch opnieuw gestart wordt, gaat het i-stop
indicatielampje (groen) in de instrumentengroep niet knipperen.
 


(Behalve Europees model)



 
(Automatische transmissie)
 Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met
voldoende kracht wordt ingetrapt. Trap het rempedaal wat krachtiger in aangezien de
pedaalkracht mogelijk onvoldoende is.


Page 182 of 663

4–22
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop OFF schakelaar
Door de schakelaar in te drukken totdat
een zoemer klinkt, wordt de i-stop
functie uitgeschakeld en gaat het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep branden. Door de
schakelaar nogmaals in te drukken
totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop
functie ingeschakeld en gaat het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) uit.
OPMERKING
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
i-stop functie is uitgeschakeld, wordt de
i-stop functie weer operationeel zodra
de motor de eerstvolgende keer gestart
wordt.


Page 183 of 663

4–23
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Hellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met de i-stop functie zijn uitgerust met een hellingstopfunctie. Deze functie
voorkomt dat de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een helling
onder de volgende omstandigheden wordt losgelaten:
 


 Wanneer de motor gestopt is (voorkomt dat de auto achteruit rolt)



 Wanneer de motor na het loslaten van het rempedaal herstart (voorkomt dat de auto als
gevolg van “kruipen” plotseling in beweging komt), wordt door sturing van de remmen of
de automatische transmissie voorkomen dat de auto plotseling in beweging komt.
Neem voet van rempedaal
Remkracht behouden
Motor opnieuw gestartAcceleratie


Page 184 of 663

4–24
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie.
 
 De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier
seconden functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een
toestand van stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het
systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens
toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan rijden altijd de veiligheid rondom
de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal en het gaspedaal op de juiste wijze.
Het is echter mogelijk dat de auto plotseling in beweging komt, afhankelijk van de
belasting ervan of als er een aanhanger getrokken wordt.
  De auto zou echter nadat de hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende
omstandigheden plotseling in beweging kunnen komen:
 

 
 De keuzehendel staat in de stand N.


 
 Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is
het rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
 
OPMERKING

 Wanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de motor niet gestopt is.
  Het is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.


Page 185 of 663

4–25
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Meters en tellers
Type A
Type B
Stuurwielschakelaar (Met multi-informatiedisplay)
(Zonder multi-informatiedisplay) Instrumentengroep
Snelheidsmeter ................................................................................................... pagina 4-26

Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ..................................... pagina 4-26

Toerenteller ........................................................................................................ pagina 4-27

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ................................................................ pagina 4-28

Brandstofmeter ................................................................................................... pagina 4-28

Instrumentenpaneelverlichting ........................................................................... pagina 4-29

Buitentemperatuurdisplay .................................................................................. pagina 4-30

Display van afstelbare snelheidsbegrenzer ........................................................ pagina 4-31

Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar .......................... pagina 4-31

Boordcomputer en INFO schakelaar.................................................................. pagina 4-31

Multi-informatiedisplay en INFO schakelaar .................................................... pagina 4-35


Page 186 of 663

4–26
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
de auto aan.
Kilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar (Zonder
multi-informatiedisplay)
Door het indrukken van de
keuzeschakelaar kan de displayaanduiding
beurtelings veranderd worden van
kilometerteller naar dagteller A naar
dagteller B en vervolgens terug naar
kilometerteller wanneer een van deze
wordt getoond. De gekozen functie zal dan
op de display worden aangegeven.
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar
Druk op de
keuzeschakelaar Kilometerteller
Dagteller A
Dagteller B
Keuzeschakelaar
OPMERKING
Wanneer het contact op ACC of uit
gezet wordt, kunnen de kilometerteller
of dagtellers niet getoond worden,
echter in de volgende gevallen kunnen
gedurende een periode van ongeveer
10 minuten door het indrukken van de
keuzeschakelaar de dagtellers onbedoeld
overgeschakeld of op nul teruggesteld
worden:
 
 Nadat het contact vanuit ON op uit is
gezet.
  Nadat het bestuurdersportier geopend
is.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De dagteller registreert de totale afgelegde
afstand van twee ritten. De ene rit wordt
geregistreerd in dagteller A en de andere in
dagteller B.
Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.
Wanneer dagteller A wordt gekozen, zal
wanneer de keuzeschakelaar binnen één
seconde opnieuw wordt ingedrukt naar
dagteller B overgeschakeld worden.
Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.


Page 187 of 663

4–27
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
De dagteller registreert de totale door
de auto afgelegde afstand, totdat de
meter weer op nul teruggesteld wordt.
Zet de meter terug op “0.0” door de
keuzeschakelaar één seconde of langer
ingedrukt te houden. Gebruik deze meter
voor het meten van reisafstanden en voor
het berekenen van het brandstofverbruik.
OPMERKING
 (Voertuigen met type B/type C
audio)
 Als de brandstofverbruikgegevens
worden teruggesteld met behulp
van de brandstofverbruikmonitor,
of dagteller A wordt teruggesteld
met behulp van de dagteller
wanneer de functie die de
brandstofverbruikmonitor
aan de dagteller koppelt is
ingeschakeld, worden de
brandstofverbruikgegevens en
dagteller A gelijktijdig teruggesteld.
 Zie Brandstofverbruikmonitor op
pagina 4-103 .
  Enkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
  De registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
 


 De stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
 


 De gereden afstand 9999,9 km
overschrijdt.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental
in duizenden omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van
de toerentalmeter in de RODE ZONE
draaien.
Dit kan ernstige motorschade tot gevolg
hebben.
* 1 Het bereik varieert afhankelijk van het
type meter.*
1 Gestreepte zone
*
1 Rode zone
OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller in
de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden alvorens
de naald in de RODE ZONE komt.


Page 188 of 663

4–28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
(Zonder multi-informatiedisplay)
Geeft de motorkoelvloeistoftemperatuur
aan.
OPGELET
Als het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur
(rood) gaat branden, bestaat de kans
op oververhitting. Parkeer de auto
onmiddellijk op een veilige plaats en
neem de juiste maatregelen. Als u met
de auto blijft doorrijden, kan dit schade
aan de motor veroorzaken.
Zie Oververhitting op pagina 7-26 .
OPMERKING
  Tijdens normaal rijden stabiliseert de
motorkoelvloeistoftemperatuur bij
100 °C of lager en geeft de meter een
bereik aan van minder dan 100 °C.
  Als de belasting van de
motor toeneemt en de
motorkoelvloeistoftemperatuur hoger
wordt dan 100 °C, geeft de meter de
motorkoelvloeistoftemperatuur aan.
Brandstofmeter (Zonder multi-
informatiedisplay)
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende hoeveelheid
brandstof aan wanneer het contact op ON
wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank
voor meer dan 1/4 gevuld te houden.
Vo l
1/4 Vol
Leeg
Als het waarschuwingslampje voor
laag brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .


Page 189 of 663

4–29
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
  Na het bijtanken van brandstof
kan het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of
in bochten de indicator afwijken
als gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
  De display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
  De richting van de pijl ( ) geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
Instrumentenpaneelverlichting
Wanneer het contact op ON staat en de
positielampen worden ingeschakeld,
wordt de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting gedimd.
OPMERKING
Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-70 .
De helderheid van de instrumentengroep
en de instrumentenpaneelverlichtingen
kunnen afgesteld worden door het draaien
van de knop.
 


 Door de knop naar links te draaien,
neemt de helderheid af. Wanneer de
knop naar de maximale dimstand is
gedraaid, klinkt er een pieptoon.
 


 Door de knop naar rechts te draaien,
neemt de helderheid toe.
Gedimd
Helder
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Wanneer het contact op ON staat en de
instrumentengroep gedimd wordt, kan
de verlichtingsdimmer uitgeschakeld
worden door de knop van de
instrumentenpaneelverlichting naar rechts
te draaien totdat er een pieptoon klinkt. Als
de zichtbaarheid van de instrumentengroep
als gevolg van lichtinval van buiten
is verminderd, de verlichtingsdimmer
uitschakelen.


Page 190 of 663

4–30
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  Wanneer de verlichtingsdimmer
is uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd
worden als de positielampen zijn
ingeschakeld.
  Wanneer de verlichtingsdimmer
wordt uitgeschakeld, schakelt het
scherm in de middendisplay over
naar de constante weergave van het
dagscherm.
Buitentemperatuurdisplay (Zonder
multi-informatiedisplay)
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
 


 Beduidend lage of hoge
temperaturen.
 


 Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
 


 De auto staat geparkeerd.



 Tijdens het rijden met lage
snelheden.
Wijzigen van de temperatuureenheid
van de buitentemperatuurdisplay
(Voertuigen met Type B/C)
De buitentemperatuureenheid kan
overgeschakeld worden tussen Celsius en
Fahrenheit.
Instellingen kunnen worden
gewijzigd door bediening van het
middendisplayscherm.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-10 .
OPMERKING
Wanneer de temperatuureenheid
die wordt aangegeven op de
buitentemperatuurdisplay
wordt gewijzigd, verandert de
temperatuureenheid die wordt
aangegeven op de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
dienovereenkomstig.
Buitentemperatuurwaarschuwing
*
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indicatie knipperen en klinkt
er een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
-20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.


Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 670 next >