radio MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 304 of 663

4–14 4
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
¿ etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
 
 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren
als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een ¿ etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.


Page 317 of 663

4–157
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met runÀ at
banden)
*
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band.
Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem
de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een
waarschuwingszoemer.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-59 .
De bandenspanningsensoren die op elk wiel zijn gemonteerd zenden door middel van een
radiosignaal bandenspanningsgegevens naar de ontvanger in de auto.
Bandenspanningsensoren
OPMERKING
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is als gevolg van seizoensveranderingen, wordt
de bandentemperatuur ook lager. Wanneer de bandentemperatuur afneemt, wordt de
bandenspanning ook lager. De kans bestaat dat het TPMS waarschuwingslampje vaker
gaat branden. Inspecteer de banden dagelijks visueel alvorens te gaan rijden en controleer
de bandenspanning elke maand met een bandenspanningsmeter. Bij het controleren van de
bandenspanning wordt het gebruik van een digitale bandenspanningsmeter aanbevolen.
Het TPMS systeem ontdoet u niet van de noodzaak de druk en de toestand van alle vier
banden regelmatig te controleren.


Page 319 of 663

4–159
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Systeemfoutactivering
Als het TPMS waarschuwingslampje
knippert, is er mogelijk een defect in het
systeem. Raadpleeg een of¿ ciële Mazda
dealer.
Een systeemfoutactivering kan zich
voordoen in de volgende gevallen:
 


 Wanneer er zich uitrusting of
apparatuur in de buurt van de auto
bevindt die gebruik maakt van
dezelfde radiofrequentie als de
bandenspanningsensors.
 


 Wanneer een metalen voorziening, zoals
een niet-origineel navigatiesysteem
wordt geïnstalleerd nabij het midden
van het instrumentenpaneel, kunnen
daardoor de radiosignalen van de
bandenspanningssensor naar de
ontvangereenheid geblokkeerd worden.
 


 Bij gebruik van de volgende apparatuur
in de auto die radiostoring met de
ontvanger kan veroorzaken.
 

 
 Digitale apparatuur zoals een personal
computer.
 

 
 Een spanningsomvormer zoals een
DC-AC omvormer.
 


 Wanneer er zich buitengewoon veel ijs
of sneeuw aan de auto heeft vastgezet,
vooral rondom de velgen.
 


 Wanneer de batterijen van de
bandenspanningsensor uitgeput zijn.
 


 Bij gebruik van een velg waarop geen
bandenspanningsensor is gemonteerd.
 


 Bij gebruik van banden met
staaldraadversteviging in de zijwanden.
 


 Bij gebruik van sneeuwkettingen.
Banden en velgen
OPGELET
Bij het inspecteren of afstellen van
de bandenspanning, geen overmatige
druk uitoefenen op het ventielgedeelte
van de velg. De kans bestaat dat het
ventielgedeelte beschadigd wordt.
Verwisselen van banden en velgen
Via onderstaande procedure kan het TPMS
systeem de unieke ID signaalcode van een
bandenspanningsensor herkennen telkens
wanneer banden of velgen verwisseld
worden, zoals bij het verwisselen van en
naar winterbanden.
OPMERKING
Elke bandenspanningsensor heeft een
unieke ID signaalcode. De signaalcode
moet in het TPMS systeem geregistreerd
worden alvorens dit kan functioneren.
De gemakkelijkste manier om dit te
doen is om uw banden door een of¿ ciële
Mazda dealer te laten verwisselen en de
registratie van de ID signaalcode te laten
voltooien.
Wanneer u banden door een of¿ ciële
Mazda dealer laat verwisselen
Wanneer de banden van uw auto door een
of¿ ciële Mazda dealer worden verwisseld,
zullen zij de registratie van de ID
signaalcode van de bandenspanningsensor
voltooien.


Page 344 of 663

5–16
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
OPMERKING
  Om te voorkomen dat de accu
uitgeput raakt, de audio-installatie
niet gedurende langere tijd aan laten
staan terwijl de motor niet draait.
  Als een mobiele telefoon of een CB
radio in of bij de auto wordt gebruikt,
kan dit tot gevolg hebben dat de
audio-installatie storing te horen
geeft, dit duidt er echter niet op dat
de installatie defect is.
Geen vloeistof op de audio-installatie
morsen.
Geen andere voorwerpen dan CD's naar
binnen in de gleuf steken.
Radio-ontvangst
AM karakteristieken
AM signalen buigen rondom obstakels als
gebouwen en bergen en worden door de
ionosfeer weerkaatst.
Dit is de reden waarom deze signalen
langere afstanden kunnen overbruggen dan
FM signalen.
Echter dit kan ook tot gevolg hebben
dat twee zenders tegelijk op dezelfde
frequentie ontvangen worden.
Zender 2 Zender 1 Ionosfeer
FM karakteristieken
Het bereik van een FM zender strekt
zich gewoonlijk uit over een afstand
van ongeveer 40—50 km vanaf de bron.
Aangezien voor FM stereo-uitzendingen
een extra codering nodig is om het geluid
in twee kanalen te splitsen, is het bereik
ervan zelfs nog korter dan dat van mono
(niet-stereo) FM uitzendingen.
FM zender
40—50 km


Page 356 of 663

5–28
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Bedieningstips voor USB apparaat
Dit apparaat geeft audiobestanden als
volgt weer:
Extensie Afspelen met dit
apparaat
.mp3 MP3
.wma WMA
.aac
*1 AAC
.m4a
.wav
*1 W A V
.ogg *1 OGG
OPGELET
Gebruik geen audiobestandsextensie
voor andere bestanden dan
audiobestanden. Ook de
audiobestandsextensie niet veranderen.
Anders zal het apparaat het bestand niet
correct herkennen wat ruis of een defect
kan veroorzaken.
OPMERKING
  Ook al voldoet het audiobestand
aan de norm, bestaat de kans
dat weergave niet mogelijk is,
afhankelijk van het type en de
toestand van het USB À ash-
geheugen.
  Een door auteursrecht beschermd
WMA/AAC bestand kan in deze
installatie niet worden afgespeeld.
  (Type B/Type C) Als een bestandsnaam in het
USB geheugen te lang is, kan dit
bedieningsproblemen veroorzaken
zoals bijvoorbeeld dat nummers niet
kunnen worden afgespeeld.
 (Aanbevolen: Minder dan 80 tekens)   De volgorde van de muziekgegevens
die zijn opgeslagen in het apparaat
kunnen verschillen van de
weergavevolgorde.
  Om verlies of beschadiging van
opgeslagen gegevens te voorkomen
wordt het aangeraden altijd een
reservekopie van uw gegevens te
maken.
  Als een apparaat de maximale
waarde voor elektrische
stroomverbruik van 1.000 mA
overschrijdt, bestaat de kans dat
het apparaat niet werkt of oplaadt
wanneer dit wordt aangesloten.
  In de USB modus het USB apparaat
niet uittrekken (trek dit enkel uit in
de FM/AM radio of CD modus).
  Het apparaat zal niet functioneren als
de gegevens door een wachtwoord
beveiligd zijn.


Page 358 of 663

5–30
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ...................................................................... pagina 5-32

Klok .................................................................................................................... pagina 5-34

Bediening van de radio ...................................................................................... pagina 5-36

Bediening van de compact disc (CD) speler ...................................................... pagina 5-40

Gebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort ................................. pagina 5-44

Foutaanduidingen ............................................................................................... pagina 5-44


Page 361 of 663

5–33
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Aanduiding Instelwaarde
Linksom
draaien Rechtsom
draaien
12Hr
24Hr
(12-uur/24-uur
tijdsinstelling) 12Hr
(Knippert) 24Hr
(Knippert)
OPMERKING
Als de display gedurende enkele
seconden niet wordt bediend, keert deze
terug naar de vorige display. Voor het
terugstellen van de lage tonen, hoge
tonen, fade en balans, de menutoets
(
) gedurende 2 seconden
ingedrukt houden. Het apparaat geeft
een pieptoon en “ CLEAR ” wordt
getoond.
AF (Instellen van de alternatieve
frequentie (AF))
De AF functie van het Radio Data Systeem
(RDS) kan op aan of uit worden ingesteld.
Zie Bediening van de radio op pagina
5-36 .
REG (Instellen van het regionaal
programma (REG))
De REG functie van het Radio Data
Systeem (RDS) kan op aan of uit worden
ingesteld.
Zie Bediening van de radio op pagina
5-36 . ALC (Automatische afstelling van het
volume)
De automatische niveauregeling (ALC)
regelt automatisch het audiovolume
overeenkomstig de rijsnelheid. Naarmate
de rijsnelheid hoger wordt, neemt het
volume toe. ALC heeft ALC OFF en modi
ALC LEVEL 1 tot 7. ALC LEVEL 7 is het
maximale niveau tot waarbij het volume
kan toenemen. Selecteer de modus al
naargelang de rijomstandigheden.
BEEP (Audiobedieningsgeluid)
De instelling voor het werkingsgeluid
bij het indrukken en vasthouden van
een toets kan gewijzigd worden. De
begininstelling is ON. Stel in op OFF om
het werkingsgeluid uit te schakelen.
1 2 H r
24Hr (12-uur/24-uur
tijdsinstelling)
Door het draaien van de audioregelknop
wordt de display overgeschakeld tussen 12
en 24-uur kloktijd (pagina 5-34).


Page 364 of 663

5–36
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Bediening van de radio
Bandkeuzetoetsen Verkeersinformatietoets Voorkeuzezendertoetsen
Scan-toets
Afstemtoets Programmatype informatietoets Audiodisplay
Radio AAN
Druk voor het inschakelen van de radio op
een bandkeuzetoets (
).
Bandkeuze
Door de bandkeuzetoets (
) herhaalde
malen in te drukken worden de golfbanden
als volgt overgeschakeld:
FM1:FM2:MW/LW.
De geselecteerde modus wordt
aangegeven.
OPMERKING
Als het FM-zendsignaal zwak wordt,
verandert de ontvangst automatisch van
STEREO naar MONO om storing te
verminderen.
Afstemmen
De radio beschikt over de volgende
afstemmingsmethoden: Afstemming
door middel van handbediening,
zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen
en automatische geheugenopslag.
De gemakkelijkste manier voor het
afstemmen op zenders is om deze op de
voorkeuzekanalen te programmeren.
Handbediende afstemming
Kies de zender door de afstemtoets ( , )
licht in te drukken.
Afstemming door middel van
zenderaftasting
Het automatisch afzoeken van
radiozenders begint wanneer de
afstemtoets (
, ) wordt ingedrukt totdat
een pieptoon gehoord wordt. Het zoeken
stopt zodra een zender wordt gevonden.
OPMERKING
Als u de toets ingedrukt blijft houden,
zal de frequentie continu blijven
veranderen.


Page 365 of 663

5–37
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Afstemming via scan
Houd de scan-toets (
) ingedrukt om
automatisch de sterke zenders af te tasten.
Het aftasten stopt bij elke zender
gedurende ongeveer 5 seconden. Houd
voor het vasthouden van een zender de
scan-toets (
) tijdens dit interval
nogmaals ingedrukt.
Afstemmen op voorkeuzezenders
De zes voorkeuzekanalen kunnen worden
gebruikt voor het opslaan van 6 MW/LW
en 12 FM zenders.
1. Voor het instellen van een kanaal, eerst
MW/LW, FM1 of FM2 kiezen. Stem af
op de gewenste zender.
2. Houd een van de
voorkeuzezendertoetsen gedurende
ongeveer 2 seconden ingedrukt,
totdat u een pieptoon hoort. Het
voorkeuzezendernummer of de
zenderfrequentie wordt getoond.
De zender is nu in het geheugen
opgeslagen.
3. Herhaal deze procedure voor de
overige zenders en golfbanden die
u wilt opslaan. Voor het afstemmen
op een zender die in het geheugen
is opgeslagen, MW/LW, FM1
of FM2 kiezen en vervolgens de
bijbehorende voorkeuzezendertoets
indrukken. De zenderfrequentie of
het voorkeuzezendernummer wordt
getoond.
Radio data systeem (RDS)
OPMERKING
Het radio data systeem (RDS) werkt niet
als dit zich buiten het servicegebied van
het systeem bevindt.
Alternatieve frequentie (AF)
AF functioneert voor de FM zenders. Druk
op de menutoets (
) en kies de AF
modus om deze in te schakelen en “ AF ”
zal op de display verschijnen. Als de
radio-ontvangst van de huidige zender
zwakker wordt, schakelt het systeem
automatisch over naar een andere zender.
Wanneer u verder naar een regionaal
programma wilt luisteren, op de menutoets
(
) drukken en kies de REG modus
om deze in te schakelen. “ REG ON ” wordt
op de display getoond. Druk voor het
annuleren op de audioregelknop en kies de
REG modus om deze uit te schakelen.
“ REG OFF ” wordt op de display getoond.
Verkeersinformatie (TA)
Als u op de verkeersinformatietoets (
)
drukt, zal de installatie naar de TA modus
overschakelen en wordt “ TA ” getoond.
Als in de TA modus een TA uitzending
wordt ontvangen, krijgt de TA uitzending
voorrang, ook wanneer andere functies
(FM, CD, USB apparaat, AUX of BT
audio) worden gebruikt, en wordt “ Traf¿ c
Info” getoond.
Druk tijdens een TA uitzending op de
verkeersinformatietoets (
) om de
uitzending te beëindigen en naar de
voorheen ingestelde modus terug te keren.


Page 374 of 663

5–46
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Schakelaars rondom de commanderknop
De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars
rondom de commanderknop.
: Toont het thuisscherm.
: Toont het Amusementscherm.
: Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor
bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem. Als de SD
kaart voor het navigatiesysteem niet is ingestoken, wordt het kompas getoond welke de
rijrichting van de auto aangeeft.
: Toont het Favorieten scherm. Lang indrukken voor het opslaan van bepaalde items in
Favorieten. (Radio, telefoonboek en bestemming van het navigatiesysteem kunnen worden
geprogrammeerd.)
: Keert terug naar het vorige scherm.
Gebruik van de commanderknop


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >