OPEL AMPERA E 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 251 of 283
Verzorging van de auto2499.Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.
Wipschakelaar op de compressor in stand I zetten. De band wordt
vervolgens gevuld met afdicht‐
middel.
10. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
De druk begint daarna weer te
dalen.
11. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
12. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt.
Bandenspanning 3 263.
Wanneer de juiste bandenspan‐
ning bereikt is de compressor
uitschakelen.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de
bandenreparatieset verwijderen.
De auto één wielomwenteling
verplaatsen. De bandenreparatie‐
set weer aansluiten en het vulpro‐
ces 10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstig
beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
boven op de manometer.
Compressor niet langer dan
10 minuten achtereen laten
werken.
13. Bandenreparatieset loskoppelen. Borglipje op houder indrukken om
fles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. Bandenvulslang
op de vrije aansluiting van de fles
met afdichtmiddel schroeven.
Hierdoor wordt voorkomen dat er
afdichtmiddel uit de fles stroomt.
Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
15. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
Page 252 of 283
250Verzorging van de auto16. De rit onmiddellijk voortzetten,zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na 10 minuten) stoppen
en de bandenspanning controle‐
ren. Hiervoor de luchtslang van de compressor rechtstreeks op
bandventiel en compressor
schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Breng de vloerafdekplaat weer
aan.
Vloerplaat bagageruimte 3 61.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set. Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
De bijgeleverde adapters kunnen
worden gebruikt om andere voor‐
werpen, bijv. voetballen, luchtbed‐
den, opblaasbare bootjes enz., op te pompen. Ze bevinden zich aan de
onderkant van de compressor. Om
deze te verwijderen, schroeft u de
compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Page 253 of 283
Verzorging van de auto251Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.
Als de 12 V-autoaccu leeg is, kan de
auto met hulpstartkabels en de auto-
accu van een andere auto worden
gestart. Starten met hulpkabels werkt alleen wanneer de hoogspannings‐
accu is opgeladen.9 Gevaar
De hoogspanningsaccu kan niet
met starthulpkabels of een accuo‐ plader worden gestart. Als u dat
toch doet, kunt u letsel, de dood of
schade aan de auto veroorzaken.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐ staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Start nooit een ander voertuig met
startkabels vanaf de polen in de
motorruimte.
Hierdoor kan een zekering in de
auto overbelast raken.
● Stel de 12 V-accu nooit bloot aan
vonken of open vuur.
● Een ontladen 12 V-autoaccu kan al bij een temperatuur van 0 °Cbevriezen. Ontdooi de bevroren
12 V-autoaccu alvorens hulp‐
startkabels aan te sluiten.
● Draag bij werkzaamheden aan de 12 V-autoaccu oogbescher‐
ming en beschermende kleding.
● Gebruik een hulpstartaccu met dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de ontla‐
den 12 V-autoaccu.
● Gebruik hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en
een diameter van minstens
16 mm 2
.
● Ontkoppel de ontladen 12 V- autoaccu niet los van de auto.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Leun tijdens de hulpstart niet over de 12 V-autoaccu heen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Schakel de handrem in en zet de
keuzehendel in de stand P.
● Open de beschermkap van de pluspool van beide accu's.
Page 254 of 283
252Verzorging van de autoAccupolen in de motorruimte
De accupolen voor het starten van deauto met hulpstartkabels bevinden
zich in de motorruimte.
De pluspool bevindt zich onder een
kap. Open de afdekking alvorens de
auto met hulpstartkabels te starten.
De minpool van de accu is een
tapeind op een steun in de buurt van
de oplaadmodules.
Auto met starthulpkabels starten
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van uwontladen accu aan.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op de minpool
(tapeind).
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Start de auto als volgt:
1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Druk na 5 minuten op POWERm
om de auto in te schakelen.
Na het initialiseren van de instru‐
mentengroep laadt de auto de
12 V-autoaccu op met stroom uit
de hoogspanningsaccu.
3. Elektrische verbruikers (bijv. koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
4. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 255 of 283
Verzorging van de auto253Trekken
Auto slepenVoorzichtig
Bij ondeskundig slepen van een
gestrande auto kan de auto
beschadigd raken. Laat de
gestrande auto alleen op een
platte bergingswagen afvoeren.
Laat de auto alleen door goed
opgeleide monteurs slepen.
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
beschadigingen aan de lak te voorko‐
men. Steek de schroevendraaier in de gleuf aan de korte zijde van de
afdekking. Maak de afdekking los
door de schroevendraaier voorzichtig
zijwaarts te bewegen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 240.
Sleepoog linksom inschroeven en tot
aan de aanslag in horizontale stand
vastdraaien.
Sleepkabel - beter is een sleepstang
- aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Schakel de auto in om het stuurslot te
ontgrendelen en remlichten, claxon
en voorruitwisser te kunnen bedie‐
nen.Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 177, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel van de elektri‐
sche aandrijving in de stand N.
Zet de elektrische handrem los.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde auto gaat remmen
en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Page 256 of 283
254Verzorging van de autoRecirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐oog.
Breng de onderkant van de afdekking
aan en duw de afdekking dicht.
Andere auto slepen
De auto is niet ontworpen of geschikt
voor het trekken van een aanhang‐
wagen of een andere auto.Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Ontdooimiddelen alleen in dringende
gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Breng geen wassen of poetsmiddelen op ongecoat(e) kunststof, vinyl,
rubber, plakplaatjes, kunsthout of lakwerk aan om schade te voorko‐
men.Vogeluitwerpselen, dode insecten, boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de
aanwijzingen van de exploitant opvol‐ gen. De voorruitwisser en achterruit‐wisser moeten worden uitgescha‐
keld. Accessoires op de buitenkant
van de auto zoals een dakdragersys‐
teem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.
Page 257 of 283
Verzorging van de auto255Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
vier tot negen.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting
De afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten De auto regelmatig met was conser‐
veren (uiterlijk wanneer het water
geen parels meer vormt). Zo niet,
droogt de lak uit.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en insectenverwijderaar gebruiken.Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder de krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek en ruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Velgen en banden Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Page 258 of 283
256Verzorging van de autoLakschadeGeringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Spuit reinigingsmiddelen niet recht‐
streeks op schakelaars of knoppen.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Page 259 of 283
Service en onderhoud257Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................257
Service-informatie ...................257
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............258
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................258Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Europese service-intervallen Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐ vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden in de bergen, rijden op slechte en rulle wegdekken,
ernstige luchtvervuiling, zand en veel
Page 260 of 283
258Service en onderhoudstof in de lucht, rijden op grote hoog‐
tes en aanzienlijke temperatuurwis‐
selingen. In deze zware omstandig‐ heden moeten bepaalde onder‐
houdswerkzaamheden wellicht vaker
dan met het reguliere service-interval
worden verricht.
De internationale service-intervallen
zijn geldig in de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Alleen producten gebruiken die
getest en goedgekeurd zijn. Schade
als gevolg van het gebruik van niet
goedgekeurde materialen valt niet
onder de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Koelvloeistof en antivries
Gebruik uitsluitend Long Life koel‐
vloeistof/antivries (LLC) op basis van
organisch zuur, die voor de auto is
goedgekeurd. De hulp van een werk‐
plaats inroepen. Het systeem is af
fabriek afgevuld met koelvloeistof
voor optimale corrosiebescherming
en vorstbescherming tot een tempe‐ ratuur van ca. -28 °C. In noordelijkelanden met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af fabriek bijgevulde koel‐ vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C. Deze concentratie dient het
gehele jaar in stand te worden gehou‐
den. Extra koelvloeistofadditieven die bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐
digheid te bieden of om kleine lekken te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven wordt niet aanvaard.