sensor OPEL ANTARA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 148 of 225
146Rijden en bedieningParkeerhulp
De parkeerhulp meet de afstand tus‐
sen uw auto en eventuele obstakels
voor en achter, wat het parkeren ver‐
gemakkelijkt, en geeft geluidssigna‐
len. De bestuurder is en blijft echter
verantwoordelijk bij het parkeren.
Het systeem bestaat uit vier ultra‐
soonparkeersensoren in zowel de
voor- als achterbumper.
Controlelamp r 3 90.
Activering
Bij ingeschakeld contact moet het
systeem handmatig worden geacti‐
veerd.
Op knop r op het instrumenten‐
bord drukken. De LED in de knop gaat branden en wordt geactiveerd bij het
inschakelen van een vooruit- of ach‐
teruitversnelling en het loslaten van
de elektrische handrem.
Een obstakel wordt aangeduid met
een akoestisch signaal. De geluids‐
signalen volgen elkaar sneller op
naarmate de afstand tot het obstakel
afneemt. Is de afstand minder dan
30 cm, dan klinkt er een continu ge‐
luidssignaal. Het geluidssignaal kan
variëren afhankelijk van het type
voorwerp dat wordt waargenomen.
Deactivering Deactiveren door weer op de knop te
drukken. De LED in de knop dooft.
Controlelampje r in de instrumen‐
tengroep brandt totdat de snelheid
meer dan 25 km/u is.
Het systeem wordt automatisch ge‐
deactiveerd bij een snelheid van
meer dan 8 km/u of met de keuze‐
hendel in de neutrale stand (automa‐
tische versnellingsbak op N of P).
Als de knop b nogmaals wordt in‐
gedrukt, dooft de LED in de knop en
wordt het systeem opnieuw ingescha‐
keld zodra een willekeurige versnel‐
ling wordt ingeschakeld en de elektri‐ sche handrem wordt losgezet.
Storing
Bij een storing in het systeem brandt
controlelampje r op de instrumen‐
tengroep.
Page 149 of 225
Rijden en bediening147
Als er 3 maal een onafgebroken ge‐luidssignaal hoorbaar is wanneer er
zich geen hindernissen bij de voor- of achterbumper bevinden, is er een
storing in het systeem opgetreden.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Belangrijke tips voor het gebruik van het parkeerhulpsysteem9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het de‐
tectiebereik.
Brandstof
Brandstof voor
benzinemotoren
Gebruik uitsluitend ongelode brand‐
stof die voldoet aan de Europese
norm EN 228 of E DIN 51626-1 of
gelijkwaardig.
Uw motor is geschikt voor E10 brand‐
stof die aan deze normen voldoet.
E10 brandstof bevat maximaal 10 % bioethanol.
Brandstof met het aanbevolen oc‐
taangetal gebruiken 3 208. Het ge‐
bruik van brandstof met een te laag
octaangetal resulteert mogelijk in een lager motorvermogen en motorkop‐pel en kan een lichte stijging van het
brandstofverbruik tot gevolg hebben.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen be‐
standdelen bevatten, zoals addi‐
tieven op mangaanbasis. Dat kan
motorschade veroorzaken.
Page 177 of 225
Verzorging van de auto175
ZekeringStroomkringABSAntiblokkeersys‐
teemA/CKlimaatregeling,
aircosysteemBATT1Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT2Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT3Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBCMCarrosserieregel‐
moduleECMMotorregelmoduleECM PWR TRNMotorregelmo‐
dule, aandrijflijnENG SNSRMotorsensorenEPBElektrische
handremFAN1KoelventilatorZekeringStroomkringFAN3KoelventilatorFRT FOGMistlampenFRT WPRRuitenwisser voorFUEL/VACBrandstofpomp,
vacuümpompHDLP WASHERKoplampsproeierHI BEAM LHGrootlicht (links)HI BEAM RHGrootlicht (rechts)HORNClaxonHTD WASH/MIRVerwarmde
sproeiervloeistof,
verwarmde
buitenspiegelsIGN COIL ABobineIGN COIL BBobineLO BEAM LHDimlicht (links)LO BEAM RHDimlicht (rechts)PRK LP LHParkeerlicht
(links)PRK LP RHParkeerlicht
(rechts)ZekeringStroomkringPWM FANAanjager met
pulsbreedtemodu‐
latieREAR DEFOGVerwarmbare
achterruitREAR WPRAchterruiten‐
wisserSPARE–STOP LAMPRemlichtenSTRTRStartmotorTCMVersnellingsba‐
kregelmoduleTRLR PRL LPParkeerlichten
aanhanger
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
Page 185 of 225
Verzorging van de auto183
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben. Bij wielen zonder sen‐
sor werkt het bandenspanningscon‐
trolesysteem niet. Sensoren kunnen
naderhand gemonteerd worden.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
Voor de huidige bandenspannings‐
waarden selecteert u menuoptie
Banden in het menu Boordcomputer .
Knop BC op het "Infotainment"-sys‐
teem indrukken en menuoptie selec‐
teren.
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem registreert automatisch de be‐
lasting van de auto. Bij uiteenlopende bandenspanningswaarden verschijnteen bericht op het informatiedisplay.
Bij sommige versies verschijnt het be‐
richt in een verkorte vorm.
Er kunnen b.v. de volgende meldin‐
gen verschijnen:
Een afbeelding van de band linksach‐ ter samen met de huidige banden‐spanning; een kleine drukafwijking.
Snelheid verlagen. Bandenspanning
bij de eerstvolgende gelegenheid met
een goede meter controleren en zo
nodig corrigeren.
Op een Colour-Info-Display verschijnt
dit bericht in geel.
Een afbeelding van de band linksvoor samen met de huidige bandenspan‐
ning; een aanzienlijke drukafwijking
of rechtstreeks drukverlies.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen.
Page 221 of 225
219
M
Meters........................................... 83
Mistachterlicht .............................. 93
Mistachterlichten ........................ 111
Mistlamp ...................................... 93
Mistlampen ......................... 111, 168
Mistlampen voor ........................111
Motorgegevens .......................... 208
Motor-ID...................................... 204
Motorkap .................................... 157
Motorkap open.............................. 94
Motorolie .................... 157, 201, 205
Motoroliedruk ............................... 91
Motoroliepeil laag ........................92
Motorolie verversen .....................92
Motor starten ............................. 126
Motorvermogen verminderd .........93
Munthouder .................................. 60
N
Nieuwe auto inrijden ..................126
O
Octaangetal ................................ 208
Olie ............................................. 157
Olie, motor .......................... 201, 205
Ontlaadbeveiliging accu ............116
Opbergruimte................................ 59
Opbergruimte voor ....................... 60
Opbergvak .................................... 61Opbergvak in bagageruimte .........71
Opbergvakken .............................. 59
Opbergvak middenconsole ..........61
Opbergvak onder passagiersstoel 61
Opbergvak onder passagiersstoel voorin ..............61
Opschakelen ................................ 89
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Parkeerhulp ............................... 146
Parkeerlichten ............................ 112
Parkeren .............................. 18, 129
Partikelfilter ................................. 131
Pech ........................................... 195
Pollenfilter .................................. 124
Portieren ....................................... 24
Portier open ................................. 94
Prestaties ................................... 209
Profieldiepte ............................... 184
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 215
Regelbare instrumentenverlichting ...........113
Regensensor ................................ 77
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 214
Remassistentie .......................... 141Rem- en koppelingsvloeistof ......201
Rem intrappen ............................. 93
Remmen ............................ 140, 160
Remsysteem ................................ 88
Remvloeistof .............................. 160
Reservewiel ............................... 191
Richtingaanwijzer ........................87
Richtingaanwijzers ..................... 110
Roetfilter ............................... 91, 131
Rugleuning neerklappen .............39
Ruiten ..................................... 31, 32
Rijgedrag en aanhangertips ......150
Rijklaar gewicht ....................75, 210
Rijverlichting ................................ 12
S Service ............................... 124, 200
Service-display ......................84, 92
Service-indicatie .......................... 88
Service-informatie ...................... 200
Sjorogen ...................................... 73
Slepen ................................ 150, 195
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................185
Snelheidsmeter ............................ 83
Snelheidswaarschuwing ...............94
Spiegels .................................. 29, 31
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................160