display OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 136 of 231
134Rijden en bedieningKatalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 149, 3 212 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Storingsindicatielamp 3 89.Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak
kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het versnellingsbak‐
display.
P=parkeerstandR=achteruitversnelling
Page 166 of 231
164Verzorging van de auto
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐kelde ontsteking weer aansluiten.
Daarna als volgt te werk gaan:
1. Datum en tijd van het informatie‐ display instellen 3 81.
2. Zo nodig elektrisch bediende rui‐ ten en zonnedak activeren 3 32,
3 34.
Enkele verbruikers, bijvoorbeeld de
instapverlichting, worden na een tijdje automatisch uitgeschakeld om de
boordaccu tegen ontladen te be‐
schermen.
Een losgekoppelde boordaccu om de
6 weken opladen.
Ontlaadbeveiliging accu 3 118.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in deze para‐
graaf gegeven instructies kan leiden tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐ roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moetdeze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan worden gemonteerd.
Vervang bij auto’s met een Stop/
Start-systeem de boordaccu van het
type AGM (Absorptive Glass Mat)
weer door een AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel-
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 129.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 197.
Page 188 of 231
186Verzorging van de auto
Als w brandt, is het systeem wellicht
niet naar behoren in staat om een te
lage bandenspanning te detecteren
of te signaleren.
Bandenspanningswaarden op
Info-Display
Voor de huidige bandenspannings‐
waarden selecteert u menuoptie
Banden in het menu Boordcomputer .
Knop BC op het "Infotainment"-sys‐
teem indrukken en menuoptie selec‐
teren.
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem registreert automatisch de be‐
lasting van de auto. Bij uiteenlopende
bandenspanningswaarden verschijnt er wellicht een bijbehorend bericht op
het Info-Display. Bij sommige versies
verschijnt het bericht in een verkorte
vorm.
Er kunnen b.v. de volgende meldin‐
gen verschijnen:
Een afbeelding van de band linksach‐ ter samen met de huidige banden‐spanning; een kleine drukafwijking.
Snelheid verlagen. Bandenspanning
bij de eerstvolgende gelegenheid met
een goede meter controleren en zo
nodig corrigeren.
Op een Colour-Info-Display verschijnt
dit bericht in geel.
Een afbeelding van de band linksvoor samen met de huidige bandenspan‐
ning; een aanzienlijke drukafwijking
of rechtstreeks drukverlies.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel zo nodig monteren
3 193.
Op een Colour-Info-Display verschijnt dit bericht in rood.
Berichten bevestigen 3 96, 3 98.
Page 189 of 231
Verzorging van de auto187
Boordinformatie 3 104.
Schakel de ontsteking uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd. Bandenspan‐
ningswaarden 3 184, 3 217.
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg lopen de temperatuur en de spanning van de band op.
De bandenspanningswaarde op het
Info-Display is de werkelijke banden‐
spanning. Daarom is het belangrijk de
bandenspanning bij koude banden te controleren.
Algemene informatie Gebruik van in de handel verkrijgbarevloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek
goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 190.
Externe radioapparatuur met een
groot vermogen kan storing veroor‐
zaken bij het TPMS.De ventielen en afdichtringen van het
bandenspanningscontrolesysteem
moeten bij elke nieuwe band worden vervangen.
TPMS-sensoren koppelen
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. Na het omwisselen
van de banden of het vervangen van
een of meerdere TPMS-sensoren
moet de identificatiecode aan een
nieuwe positie van de band/het wiel
worden gekoppeld.
De TPMS-sensoren moeten ook wor‐
den gekoppeld na het vervangen van een reserveband door een reguliere
band met een TPMS-sensor. Het con‐
trolelampje w en het waarschuwings‐
bericht moeten bij de volgende con‐
tactcyclus doven/verdwijnen.
De sensoren worden met een TPMS- inleertool in de volgende volgorde
aan de diverse banden/wielen gekop‐
peld:
■ band linksvoor
■ band rechtsvoor■ band rechtsachter
■ band linksachter
Raadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het/de eerste
band/wiel en vijf minuten voor het
koppelen van de posities van alle banden/wielen. Bij het overschrijden
van deze tijd stopt het koppelen en
moet u opnieuw beginnen.
Koppel de TPMS-sensoren als volgt: 1. Schakel de elektrische handrem in 3 142; zet op auto's met auto‐
matische versnellingsbak de keu‐
zehendel in de stand P.
2. Schakel het contact in 3 128.
3. Activeer de TPMS-inleermodule door op de handzender tegelijker‐
tijd op de toetsen p en q te druk‐
ken,
- of -
Druk op de toets INFO op het In‐
fotainmentsysteem totdat er op
het Info-Display een bericht over
Page 205 of 231
Verzorging van de auto203
OnderstelSommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Draagsysteem achteraan
Reinig minstens een keer per jaar het draagsysteem achteraan met een
stoomlans of hogedrukreiniger.Wanneer u het draagsysteem achter‐
aan niet regelmatig gebruikt, moet u
het, vooral in de winter, af en toe be‐
dienen.
Verzorging interieur Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
Page 206 of 231
204Service en onderhoudService en onderhoudAlgemene informatie..................204
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐
middelen en onderdelen ............205Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Service-display 3 85.
Europese service-intervallen Grote beurt
Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt wel‐
licht een korter onderhoudsinterval.
De Europese service-intervallen gel‐
den voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐ vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Lux‐ emburg, Macedonië, Malta, Montene‐gro, Nederland, Noorwegen, Oosten‐
rijk, Polen, Portugal, Roemenië, Ser‐
vië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden, Zwitserland.
Service-display 3 85.
Internationale service-
intervallen
Grote beurt
Aan het voertuig moet om de
15.000 km of na 1 jaar onderhoud ge‐ pleegd worden, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
De internationale service-intervallen
gelden voor de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden op‐
gesteld.
Page 207 of 231
Service en onderhoud205
Service-display 3 85.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de uit‐
voerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het service-interval is gebaseerd op diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Service-display 3 85.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen Gebruik alleen producten die voldoen
aan de aanbevolen specificaties.
Schade als gevolg van het gebruik
van producten die niet voldoen aan
deze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐ teit die optimale bescherming biedtvoor benzine- en dieselmotoren. Als
deze niet verkrijgbaar is, gebruikt u
motoroliën van een van de andere
vermelde kwaliteiten. Aanbevelingen
voor benzinemotoren gelden ook
voor motoren op ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 209.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliecriteria kwaliteit
en viscositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen
de kwaliteit ACEA A1/B1 of alleen
A5/B5 is verboden, omdat deze onder
bepaalde omstandigheden langdu‐
rige motorschade kan veroorzaken.
Page 225 of 231
223
BBagageruimte ........................ 24, 72
Bagageruimte-afdekking .............72
Bagageruimteverlichting ............116
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 189
Bandenreparatieset ...................190
Bandenspanning ...............104, 184
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .......................... 92, 104, 185
Bandenspanningswaarden ........217
Banden verwisselen ...................193
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders ............................... 60
Bekleding, reinigen .....................203
Beladingsinformatie .....................75
Beslagen lampglazen ................114
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 146
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting ...............115, 172
Board-Info-Display .......................96
Bolle vorm .................................... 29
Boordcomputer op Board-Info-Display ..................105
Boordcomputer op Graphic- Info-Display of Colour-Info-
Display ................................... 106Boordgereedschap.....................181
Brandblusser ................................ 74
Brandstof .................................... 149
Brandstoffilter aftappen ...............94
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 152
Brandstof voor benzinemotoren 149
Brandstof voor dieselmotoren ...150
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................110
C Car Pass ...................................... 20
Cd-bak .......................................... 59
Centrale vergrendeling ................22
Check-Control............................. 104
Claxon ................................... 14, 78
Conformiteitsverklaring ...............218
Consolenet ................................... 59
Contactslotstanden ....................128
Controlelampen ......................84, 86
Controlelampje aanhanger ..........95
Controle levensduur motorolie .....93
Controle over de auto ................127
Controles .................................... 158
Cruise control ...................... 95, 146D
Dagrijlicht ................................... 112
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 34
Dakbelasting ................................. 75
Dakdrager .................................... 75
Dakdragersysteem .......................75
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ....................114, 171
Detectiesystemen .......................148
Diefstalalarmsysteem ............26, 95
Dieselbrandstoffilter ...................165
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 166
Dieselpartikelfilter .........................89
Dimlicht of grootlicht ...........110, 111
Draagsysteem achterzijde ............61
Driepuntsgordel ........................... 44
E
Elektrisch bediende ruiten ...........32
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische handrem ............89, 142
Elektrische handrem defect .........90
Elektrische stoelverstelling ...........40
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 173
Elektronische rijprogramma's ....136
Page 226 of 231
224
Elektronische stabiliteitsregeling..91
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 144
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............91
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............121
Event Data Recorders (EDR) .....219
F
Fietsendrager ............................... 61
Flex-Fix-systeem .......................... 61
Frontaal airbagsysteem ...............50
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................103
Gereedschap ............................. 181
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................74
Gloeilamp vervangen ................166
Gordels ......................................... 43
Gordelspanners ............................ 43
Gordelverklikker...................... 44, 88
Gordijnairbagsysteem .................. 51
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................98
Grootlicht ............................. 94, 111H
Halogeenkoplampen .................167
Handgeschakelde versnellingsbak ......................138
Handmatige dimfunctie ................31
Handmatige modus ...................136
Handrem ............................... 89, 142
Handschoenenkastje ...................60
Handzender ................................. 20
Hellingrem ................................. 144
Hoofdsteunen .............................. 36
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 55
Info-Displays ................................. 96
Inhouden ................................... 216
Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 117
Instrumentengroep ......................84
Instrumentenverlichting .............173
Interieurverlichting ......................115
Isofix-kinderveiligheidssystemen ..58
K Kaarthouder .................................. 59
Katalysator............................ 89, 134
Kentekenverlichting ...................171Keuzehendel ............................. 135
Kickdown .................................... 136
Kilometerteller .............................. 84
Kindersloten ................................. 24
Kinderveiligheids-systemen ..........53
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................119
Klok .............................................. 81
Knoppen op het stuurwiel .............77
Koelvloeistof .............................. 160
Koelvloeistof en antivries ............205
Koelvloeistoftemperatuur .............92
Kogelstang.................................. 154 Koplampen ................................ 166
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 112
Koplampsproeier .......................... 78
Koplampverstelling ....................111
Koppelingsvloeistof ...................163
L
Laadsysteem ............................... 88
Lampenkappen, beslagen ..........114
Leeslampen ............................... 116
Lekke band ................................. 193
Levensduur motorolie ...................93
Lichtschakelaar .......................... 110
Lichtsignaal ................................ 111
Luchtinlaat ................................. 125
Luchtroosters .............................. 124
Page 227 of 231
225
M
Meters........................................... 84
Mistachterlicht .............................. 95
Mistachterlichten ........................ 113
Mistlamp ...................................... 95
Mistlampen ......................... 113, 170
Mistlampen voor ........................113
Motorgegevens .......................... 212
Motor-ID...................................... 208
Motorkap .................................... 159
Motorkap open.............................. 95
Motorolie .................... 159, 205, 209
Motoroliedruk ............................... 93
Motoroliepeil laag ........................93
Motorolie verversen .....................93
Motor starten ............................. 128
Motorvermogen verminderd .........94
Munthouder .................................. 59
N
Nieuwe auto inrijden ..................128
O
Octaangetal ................................ 212
Olie ............................................. 159
Olie, motor .......................... 205, 209
Ontlaadbeveiliging accu ............118
Opbergruimte................................ 59
Opbergvak .................................... 61
Opbergvak in bagageruimte .........72Opbergvakken .............................. 59
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................59
Opbergvak middenconsole ..........61
Opbergvak onder passagiersstoel 61
Opbergvak onder passagiersstoel voorin ..............61
Opschakelen ................................ 90
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Parkeerhulp ............................... 148
Parkeerlichten ............................ 114
Parkeren .............................. 18, 132
Partikelfilter ................................. 133
Pech ........................................... 199
Pollenfilter .................................. 126
Portieren ....................................... 24
Portier open ................................. 95
Prestaties ................................... 213
Profieldiepte ............................... 188
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 220
Regelbare instrumentenverlichting ...........115
Regensensor ................................ 78
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 219Remassistentie .......................... 143
Rem- en koppelingsvloeistof ......205
Rem intrappen ............................. 94
Remmen ............................ 142, 162
Remsysteem ................................ 89
Remvloeistof .............................. 162
Reservewiel ............................... 195
Richtingaanwijzer ........................88
Richtingaanwijzers ..................... 112
Roetfilter ............................... 92, 133
Rugleuning neerklappen .............39
Ruiten ..................................... 31, 32
Rijgedrag en aanhangertips ......152
Rijklaar gewicht ....................75, 214
Rijverlichting ................................ 12
S Service ............................... 126, 204
Service-display ......................85, 93
Service-indicatie .......................... 89
Service-informatie ...................... 204
Sjorogen ...................................... 74
Slepen ................................ 152, 199
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................189
Snelheidsmeter ............................ 84
Snelheidswaarschuwing ...............95
Spiegels .................................. 29, 31
Spiegelverstelling ..........................9