display OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 95 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen93
één minuut brandt het controlelampje
continu. Er verschijnt ook een bijbe‐
horend bericht op het Info-Display.
De hulp van een werkplaats inroepen. Bandenspanningscontrolesysteem
3 185.
Motoroliedruk I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor. Werkplaats raadplegen als het niet oplicht.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 159.
Motorolie verversen C brandt geel.
Na het starten van de motor licht C
kort op. Werkplaats raadplegen als
het niet oplicht.
De bewaking van de oliekwaliteit laat
u weten wanneer de olie moet worden
ververst. Controlelampje C brandt
ter indicatie dat de motorolie niet lang
meer meegaat en moet worden ver‐
verst.
Afhankelijk van de rijomstandighe‐
den, kan het aangegeven verver‐
singsinterval van de olie aanzienlijk
variëren.
Olie binnen 1000 km verversen. Het
motorvermogen is mogelijk beperkt.
Wanneer de motorolie ververst is
3 159, moet de controle levensduur
motorolie worden teruggezet. De hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliepeil laag S brandt geel.
Wanneer het contact is ingeschakeld:
S brandt kort. Werkplaats raadple‐
gen als het niet oplicht.
Brandt onderweg
Oliepeil is te laag: bijvullen tot gespe‐ cificeerd peil 3 159.
Page 98 of 231

96Instrumenten en bedieningsorganenInformatiedisplaysBoard-Info-Display
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenbord boven het "Infotain‐
ment"-systeem.
Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 81
■ buitentemperatuur 3 80
■ datum 3 81
■ "Infotainment"-systeem - zie hand‐ leiding voor het "Infotainment"-sys‐
teem
Een F op het display duidt op een sto‐
ring. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Boordcomputer, Board-Info-Display
3 105.
Functies selecteren Via het Info-Display zijn functies en
instellingen van het "Infotainment"-
systeem toegankelijk.
De functies worden geselecteerd en
uitgevoerd in het menu op het display
met behulp van de pijltjestoetsen op
het "Infotainment"-systeem of het lin‐
ker kartelwiel op het stuurwiel.
Bij een Check-Control-waarschu‐
wingsbericht op het Info-Display
wordt het display geblokkeerd voor
andere functies. Bericht bevestigen
met de knop OK of het linker kartel‐
wiel. Eventueel meerdere waarschu‐
wingsberichten achter elkaar beves‐
tigen.
Check-Control 3 104.Selecteren met de toetsen van het
infotainment-systeem
In het Instellingen -menu wordt met de
knop OK de gewenste functie opge‐
roepen. Met de pijltjestoetsen worden
de instellingen veranderd.
In het BC-menu wordt met de knop
OK de gewenste functie opgeroepen.
Op de knop OK drukken om de timer
te bedienen of om de meting en be‐
rekening opnieuw te starten.
Page 100 of 231

98Instrumenten en bedieningsorganen
Het RDS-signaal (Radio Data Sys‐
tem) van de meeste FM-zenders stelt de tijd automatisch in, te herkennen
aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. In dergelijke geval‐
len de automatische tijdsynchronisa‐
tie uitschakelen en de tijd handmatig
instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen.
Tijd en datum instellenVoor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐ instellingen selecteren en naar keuzeinstellen.
De in te stellen waarde wordt met pij‐
len gemarkeerd. Gewenste instelling
verrichten met de pijltjestoetsen. De
instelling wordt bij verlaten van de
menukeuzemogelijkheid overgeno‐
men.
Ontstekingslogica
Zie handleiding voor het "Infotain‐
ment"-systeem.
Taal instellenVoor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de dis‐
playmeldingen worden getoond.
Gewenste taal met de pijltjestoetsen
selecteren.
Maateenheden instellen
Gewenste maateenheden met de pijl‐
tjestoetsen selecteren.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
Graphic-Info-Display of
Page 101 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen99
Colour-Info-Display. Het Info-Display
bevindt zich in het instrumentenbord
boven het "Infotainment"-systeem.
Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 81
■ buitentemperatuur 3 80
■ datum 3 81
■ "Infotainment"- en navigatiesys‐ teem - zie handleiding voor het "In‐
fotainment"-systeem
■ systeeminstellingen
Het Graphic-Info-Display geeft de in‐
formatie monochroom weer. Het
Colour-Info-Display geeft de informa‐
tie in kleur weer.
Het soort informatie en de manier
waarop deze informatie op het beeld‐
scherm verschijnt, hangen af van de
uitrusting van de auto en de instellin‐
gen van de boordcomputer en het "In‐ fotainment"-systeem. Bepaalde infor‐
matie verschijnt in afgekorte vorm op
het beeldscherm.
Een F op het display duidt op een sto‐
ring. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Boordcomputer,
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 106.
Functies selecteren
Via het Info-Display zijn de functies
en instellingen van het "Infotain‐
ment"-systeem toegankelijk.
De functies worden geselecteerd en
uitgevoerd in het menu op het display
met behulp van de pijltjestoetsen, decentrale meerfunctieknop op het "In‐
fotainment"-systeem of het linker kar‐ telwiel op het stuurwiel.
Bij een Check-Control-waarschu‐
wingsbericht op het Info-Display
wordt het display geblokkeerd voor
andere functies. Bericht bevestigen
met een pijltjestoets, de meerfunc‐
tieknop of het linker kartelwiel. Even‐
tueel meerdere waarschuwingsbe‐
richten achter elkaar bevestigen.
Check-Control 3 104.
Selecteren met de toetsen van
het infotainment-systeem
Page 105 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen103
Contrast instellen
(Graphic-Info-Display)
Selecteer de menuoptie Contrast in
het menu Instellingen . Nu verschijnt
het menu. De gewenste instelling be‐
vestigen.
Displaymodus instellen
Het display kan aan het omgevings‐
licht worden aangepast:
Selecteer de menuoptie Dag / Nacht
in het menu Instellingen. De moge‐
lijkheden worden getoond.
Automatisch ; Aanpassing afhankelijk
van de verlichting van de auto.
Altijd dag design ; zwarte of gekleurde
tekst op een lichte achtergrond.
Altijd nacht design ; witte of gekleurde
tekst op een donkere achtergrond.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Ontstekingslogica
Zie handleiding voor het "Infotain‐
ment"-systeem.Boordinformatie
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Bij bedienen van de richtingaanwij‐
zers.
■ Als de auto rijdt en de elektrische handrem wordt aangetrokken
3 142.
■ Bij het loszetten van de elektrische handrem zonder op het rempedaal
te trappen 3 94.
■ Bij een storing in het remsysteem 3 89.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent 3 148.
Page 106 of 231

104Instrumenten en bedieningsorganen
■ Tijdens het automatisch zelf reini‐gen van het roetfilter 3 133.
■ In auto's met een snelheidswaar‐ schuwing, bij een snelheid van
meer dan 120 km/u 3 95.
Bij het parkeren van de auto en/ of het openen van het
bestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde buitenverlichting.Bandenspanning
Check-Control
Bij het registereren van een te lage
spanning bij banden met een banden‐
spanningscontrolesysteem verschijnt
de betreffende informatie op het in‐
formatiedisplay.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 185.
Bandenspanningswaarden controle‐ ren 3 184, 3 217.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band precies moet worden
gecontroleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 193,
3 195.
Bandenspanningscontrolesysteem 3 185.
Page 107 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen105Tripcomputer
Boordcomputer op
Board-Info-Display
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden. Toegang krijgen tot de auto‐
gegevens in de boordcomputer: de
BC -toets op het "Infotainment"-sys‐
teem of het linker kartelwiel op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐
korte vorm op het beeldscherm. Zo‐
dra er een functie is geselecteerd,
worden de volgende rijen van de
boordcomputerfunctie weergegeven.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
■ Momentaan verbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Absoluut verbruik
■ Gemiddelde snelheid
■ Afgelegde weg■ Actieradius
■ Chronometer
Board-Info-Display 3 96.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
De weergave wisselt snelheidsafhan‐ kelijk:
Weergave in
l/h=minder dan
13 km/uWeergave in
l/100 km=meer dan 13 km/uGemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Absoluut verbruik Weergave van verbruikte brandstof.
De meting kan op elk moment op‐
nieuw worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgeschakeld contact worden niet meegerekend.
Afgelegde weg Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het huidige
verbruik berekend. Op het display
verschijnen gemiddelde waarden.
Page 108 of 231

106Instrumenten en bedieningsorganen
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als met de brandstof in de tank min‐
der dan 50 km kan worden gereden,
verschijnt de waarschuwing
Actieradius op het display.
Als met de brandstof in de tank min‐
der dan 30 km kan worden gereden,
verschijnt de waarschuwing Tanken
svp. op het display.
Bevestig de menuoptie 3 96.
Boordcomputergegevens
terugstellen Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren en terugzetten met het lin‐
ker kartelwiel op het stuurwiel of de
knop OK op het "Infotainment"-sys‐
teem.Chronometer
Met behulp van de pijltjestoetsen:
Starten: met pijltje naar links menu‐
optie Start selecteren en op de knop
OK drukken voor starten/stoppen. Te‐
rugzetten: met pijltje naar links menu‐
optie Reset selecteren en op de knop
OK drukken.
Met het linker kartelwiel op het stuur‐
wiel:
Starten: menuoptie Start selecteren
en indrukken voor starten/stoppen.
Terugzetten: menuoptie Reset selec‐
teren en indrukken om opdracht te bevestigen.
Onderbreking van de voeding
Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Boordcomputer op
Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display
De boordcomputer verstrekt rijgege‐
vens die voortdurend worden verza‐
meld en elektronisch verwerkt. De
hoofdpagina van de boordcomputer
Page 109 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen107
geeft informatie over rijbereik, gemid‐deld verbruik en momentaan ver‐
bruik.
Andere boordcomputergegevens
weergeven: De BC-toets op het "In‐
fotainment"-systeem indrukken en
het menu Boordcomputer op het
beeldscherm selecteren.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 98.
ActieradiusDe actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het huidige
verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als met de brandstof in de tank min‐
der dan 50 km kan worden gereden,
verschijnt de waarschuwing
Actieradius op het display.
Als met de brandstof in de tank min‐ der dan 30 km kan worden gereden,verschijnt de waarschuwing Tanken
svp. op het display.
Bevestig de menuoptie 3 98.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
De weergave wisselt snelheidsafhan‐ kelijk:Weergave in
l/h=minder dan
13 km/uWeergave in
l/100 km=meer dan 13 km/u
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgeschakeld contact worden niet meegerekend.
Absoluut verbruik Weergave van verbruikte brandstof.
De meting kan op elk moment op‐
nieuw worden gestart.
Page 117 of 231

Verlichting115Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
■ Instrumentenverlichting
■ Info-Display
■ Verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen.
Kartelwieltje k naar rechts of links op
de gewenste helderheid draaien.
Bij het openen van het bestuurders‐
portier of bij indrukken van q op de
afstandsbediening licht het instru‐
mentenbord automatisch
30 seconden op totdat de contact‐
sleutel in stand ACC wordt gezet.
Displaymodus 3 98.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐
pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.Voorste interieurverlichting
De leeslampen voor en achter en de
verlichting van de bagageruimte wer‐ ken als instapverlichting en gaan bij
het openen van de portieren of de
achterklep branden.
Als de portieren of achterklep open
blijven, blijft de verlichting gedurende
10 minuten branden. Zodra alle por‐
tieren en de achterklep gesloten zijn,
dimt de instapverlichting geleidelijk aan na 10 seconden.