OPEL ANTARA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 191 of 231

Verzorging van de auto189Er kunnen b.v. de volgende meldin‐gen verschijnen:
Een afbeelding van de band linksach‐ ter samen met de huidige banden‐spanning; een kleine drukafwijking.
Snelheid verlagen. Bandenspanning
bij de eerstvolgende gelegenheid met
een goede meter controleren en zo
nodig corrigeren.
Op een Colour-Info-Display verschijnt
dit bericht in geel.
Een afbeelding van de band linksvoor samen met de huidige bandenspan‐
ning; een aanzienlijke drukafwijking
of rechtstreeks drukverlies.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen. Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel zo nodig monteren
3 195.
Op een Colour-Info-Display verschijnt dit bericht in rood.
Berichten bevestigen 3 93, 3 96.
Boordinformatie 3 102.
Schakel de ontsteking uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd. Bandenspan‐
ningswaarden 3 186, 3 217.
Algemene informatie
Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek
goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 192.
Als u elektronische apparaten ge‐ bruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare fre‐
quenties gebruiken, kan dit de wer‐
king van het bandenspanningscon‐
trolesysteem verstoren.
De ventielen en afdichtringen van het
bandenspanningscontrolesysteem
moeten bij elke nieuwe band worden vervangen.

Page 192 of 231

190Verzorging van de autoKoppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heefteen unieke identificatiecode. Na het
omwisselen van de banden of het ver‐
vangen van een of meerdere banden‐
spanningssensoren moet de identifi‐
catiecode aan een nieuwe positie van de band/het wiel worden gekoppeld.
De bandenspanningssensoren moe‐
ten ook worden gekoppeld als een re‐
servewiel is vervangen door een re‐
guliere band met een bandenspan‐
ningssensor. Het controlelampje w
en het waarschuwingsbericht moeten bij de volgende contactcyclus doven/
verdwijnen.
De sensoren worden met een TPMS-
inleertool in de volgende volgorde
aan de diverse banden/wielen gekop‐
peld:
● band linksvoor
● band rechtsvoor
● band rechtsachter
● band linksachterRaadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het/de eerste
band/wiel en vijf minuten voor het
koppelen van de posities van alle
banden/wielen. Bij het overschrijden
van deze tijd stopt het koppelen en
moet u opnieuw beginnen.
Koppel de bandenspanningssenso‐
ren als volgt:
1. Schakel de elektrische handrem in 3 145; zet op auto's met auto‐
matische versnellingsbak de keu‐
zehendel in de stand P.
2. Schakel het contact in 3 127.
3. Activeer de TPMS-inleermodule door op de handzender tegelijker‐
tijd op p en q te drukken,
- of -
Druk op INFO op het Infotain‐
mentsysteem totdat er op het Info-
Display een bericht over het inle‐
ren van de bandenspannings‐
waarden verschijnt. Druk OK in en
houd deze vast.De claxon klinkt twee keer en de
richtingaanwijzer links voor licht
ook op ter bevestiging dat de in‐ leermodus geactiveerd is.
4. Begin met de band linksvoor.
5. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de toets om de ban‐
denspanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging
dat de sensoridentificatiecode
aan de positie van deze band en
dit wiel is gekoppeld. De volgende
relevante richtingaanwijzer licht
op.
6. Ga verder met de band rechtsvoor
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 5.
7. Ga verder met de band rechts‐ achter en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 5.
8. Ga verder met de band linksach‐ ter en herhaal de procedure in
stap 5. De claxon piept twee keer
ter aanduiding dat de sensoriden‐ tificatiecode is gekoppeld en dat
de procedure voor het koppelen
van de bandenspanningssenso‐
ren afgesloten is.

Page 193 of 231

Verzorging van de auto1919. Schakel het contact uit.
10. Breng alle vier de banden op de aanbevolen spanning 3 217.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2-3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het ver‐
schil in profieldiepte van banden op
één as niet meer dan 2 mm zijn.De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren
(TWI = Tread Wear Indicator) is afge‐ sleten. De positie van de slijtage-in‐
dicatoren wordt aangeduid door
merktekens op de zijwand van de
band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden omwisselen met
de achterbanden. De draairichting
van de wielen moet dezelfde als voor‐
heen zijn.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te ver‐
vangen.
Van banden- en velgmaatveranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto worden verricht.
Na montage van banden met een an‐ dere bandenmaat de sticker met de
bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of velgen kan tot ongelukken
leiden en maakt de typegoedkeu‐
ring van het voertuig ongeldig.
Bij het monteren van andersoortige
velgen moet u wellicht ook andere
wielmoeren gebruiken. Wij raden u
aan een werkplaats te raadplegen.
Wieldoppen Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.

Page 194 of 231

192Verzorging van de autoIndien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Deze symmetrisch op de banden
aanbrengen zodat deze rondom goed passen.9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Speciale sneeuwkettingen zijn alleen
toegestaan wanneer ze ontworpen
zijn met een roterende kettingband op
het loopvlak van de banden, geen
kettingschakels op de binnenzijden
van de wielen en wanneer de ket‐
tingen niet meer dan 12 mm aan het
loopvlak van de banden toevoegen.
Voor meer informatie m.b.t. het juiste gebruik van sneeuwkettingen voor de
bandenmaat kunt u contact opnemen met een gespecialiseerde auto-on‐
derdelendealer of een fabrikant van
sneeuwkettingen. Sneeuwkettingen
zijn alleen toegestaan bij banden met de maten 235/60 R17 en
235/55 R18.
Algemeen
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet toe‐
gestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken en de zijwanden van de ban‐
den kunnen met de bandenreparatie‐ set worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Bij modellen met een bandenrepara‐
tieset zijn er wellicht geen krik en een
boordset aanwezig.
Boordgereedschap 3 184.
Compact reservewiel 3 198.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.

Page 195 of 231

Verzorging van de auto193Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Elektrische handrem 3 145 aantrek‐
ken, eerste versnelling, achteruitver‐
snelling of P inschakelen.
De bandenreparatieset zit in een op‐
bergvak onder de vloerafdekplaat van
de bagageruimte.
Achterklep openen om de bandenre‐
paratieset uit te nemen.
Trek de hendel van de vloerafdek‐
plaat omhoog 3 70.
Boordgereedschap 3 184.
Voorzichtig
Laat geen voorwerpen boven de
bovenkant van het opbergvak ba‐ gageruimte uitsteken, om schade
aan het opbergvak en de vloer van de bagageruimte te voorkomen.
1. Vulslang voor afdichtmiddel 1 en
de stekker 2 loskoppelen.
2. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
Schroef de vulslang voor het af‐
dichtmiddel op het ventiel.
3. Sluit de stekker aan op de 12 V- aansluiting. Alle accessoires vanandere 12 V-aansluitingen los‐
koppelen.
4. Ontsteking inschakelen. Om te voorkomen dat de accu leegraakt,
is het raadzaam de motor te laten draaien.5. Keuzeschakelaar linksom in de stand afdichtmiddel + air draaien.
6. Bandenreparatieset met knop on/
off inschakelen. Het afdichtmiddel
stroomt de band in.

Page 196 of 231

194Verzorging van de autoBij het leeglopen van het pak af‐
dichtmiddel verschijnt er gedu‐
rende korte tijd een hoge druk‐
waarde op de manometer.
Daarna begint de druk te dalen.
Al het afdichtmiddel wordt in de
band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
7. Band met de manometer op de aanbevolen bandenspanning zet‐
ten. De voorgeschreven banden‐
spanning moet binnen
10 minuten worden bereikt
3 217 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. De
auto één wielomwenteling ver‐
plaatsen. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning dan nog niet bereikt, dan is de band te ernstig bescha‐
digd. De hulp van een werkplaats
inroepen.Laat eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop naast
de manometer.
Compressor niet langer dan
10 minuten achtereen laten wer‐
ken.
8. Bandenreparatieset losmaken en ventieldop weer plaatsen.
9. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
10. Het op het pak met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
11. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ongeveer 10 km rijden (uiterlijk
na 10 minuten) stoppen en de
bandenspanning controleren.
Een eventueel iets gedaalde ban‐ denspanning corrigeren. Proce‐
dure herhalen totdat de banden‐
spanning niet meer afneemt.
Bij een daling in de bandenspan‐ ning van meer dan 68 kPa
(0,68 bar), de auto niet meer ge‐
bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.

Page 197 of 231

Verzorging van de auto19512. Bandenspanning corrigeren doorde luchtslang van de compressor
(pijlen) rechtstreeks op het ventiel schroeven.
13. Keuzeschakelaar rechtsom in de stand air only draaien. Compres‐
sor inschakelen om alleen lucht bij
te vullen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band worden sterk beïnvloed,
laat deze band daarom vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐ hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐ len.
Let op de vervaldatum van de set.Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op het blik met afdichtmiddel.
Gebruikt blik met afdichtmiddel ver‐
vangen. Verwijder het blik met af‐
dichtmiddel door de vul- en lucht‐
slang voor het afdichtmiddel los te
maken, het blik uit de behuizing te
schuiven en de slang van het blik te
schroeven. Voer het blik volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐
ten af.
De bijgeleverde accessoire-adapter
kan worden gebruikt om andere
voorwerpen,bijv. voetballen, lucht‐
bedden, opblaasbare bootjes enz., op te pompen. De adapter bevindt
zich aan de onderkant van de ban‐
denreparatieset.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 192.De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Elektrische handrem 3 145 aan‐
trekken, eerste versnelling, ach‐
teruitversnelling of P inschake‐
len.
● Reservewiel verwijderen 3 198.
● Vervang nooit meer dan één wiel
tegelijk.
● Het wiel blokkeren dat diagonaal tegenover het te verwisselen wielis gemonteerd. Dit kan door voor
en achter het wiel wiggen of hier‐ mee vergelijkbare voorwerpen
aan te brengen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van ban‐
denpech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De maximale werkbelasting (900 kg) van de krik niet over‐
schrijden.

Page 198 of 231

196Verzorging van de auto● Bij een zachte ondergrond, eenstevige plank (max. 1 cm dik) on‐der de krik leggen.
● Het voertuig niet meer omhoog‐ brengen dan noodzakelijk is om
een wiel te verwisselen.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren be‐vinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Maak de wielmoeren en de schroefdraad schoon alvorens
het wiel te monteren.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop verwijderen.
2. Plaats de wielsleutel stevig op de wielmoer en draai elke moer een
hele slag linksom los.
3. De locatie van de voorste en ach‐
terste krikpunten wordt aangege‐
ven door inkepingen in de onder‐
rand van het voertuig onder de
portieren.
4. Voor het plaatsen van de krik de juiste hoogte instellen door hand‐
matig aan het oog te draaien.
Krik zodanig bij het kriksteunpunt
in de buurt van het desbetreffende
wiel plaatsen dat de krikklauw om de verticale onderkant sluit. Erop
letten dat de krik goed onder het
kriksteunpunt staat.
De krikvoet moet loodrecht en
slipvast onder het steunpunt op
de grond staan.

Page 199 of 231

Verzorging van de auto197
5. Wielsleutel aan oog van schroef‐draadstang bevestigen en sleutel
rechtsom draaien om auto op te
krikken.
Staat de krikvoetrand bij het op‐
krikken niet loodrecht onder het
steunpunt, de auto onmiddellijk
voorzichtig laten zakken en de
krik herplaatsen. Het voertuig om‐
hoogbrengen totdat het wiel juist
van de grond is.
6. Wielmoeren geheel losdraaien en
met een doek schoonvegen.
Schroefdraden niet invetten. De
wielmoeren ergens leggen waar
ze niet vuil kunnen worden.
7. Wiel verwisselen. Opmerkingen over het reservewiel 3 198.
8. De wielmoeren aanbrengen en lichtjes met de hand linksom vast‐
draaien totdat het wiel tegen de
naaf zit.
9. De sleutel linksom draaien en het voertuig op de grond laten zak‐
ken.
10. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruislings aan‐
halen. Het aanhaalmoment be‐
draagt 140 Nm.
11. Het vervangen wiel 3 198 en het
boordgereedschap 3 184 opber‐
gen.
12. Bandenspanning op de gemon‐ teerde band zo spoedig mogelijk
controleren.
Defecte band laten vervangen en
compact reservewiel onmiddellijk
door een volwaardig wiel vervangen.
Kriksteunpunt voor hefplatform
De positie van de achterste arm van
het hefplatform centraal onder de uit‐
sparing van de dorpel.

Page 200 of 231

198Verzorging van de auto
De positie van de voorste arm van het
hefplatform centraal onder de uitspa‐
ring van de dorpel.
Reservewiel
Compact reservewiel
Sommige auto’s hebben in plaats van een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Het noodwiel mag alleen op uw voer‐
tuig worden gebruikt.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de an‐
dere wielen kan het wiel worden be‐
schouwd als een tijdelijk reservewiel
en gelden de betreffende maximum‐
snelheden, zelfs als dit niet door een
label wordt aangegeven. Raadpleeg
een werkplaats voor informatie over
de geldende maximumsnelheid.
Bij gebruik van het compacte reser‐
vewiel wordt het rijgedrag wellicht
slechter, met name bij winterbanden.
Defecte band zo snel mogelijk laten
vervangen en wiel laten balanceren
en op de auto laten monteren.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het compacte reservewiel zit onder
de vloerbedekking in de bagage‐ ruimte en zit vast met een schroef‐
borg.
Beide hefbomen op de vloerafdek‐
king naar de hendel duwen en afdek‐ plaat aan de hendel omhoog trekken.
Haak aan de bovenkant van de ach‐
terklepopening hangen.
Boordgereedschap 3 184.
De borg losnemen door deze linksom
te draaien. Compact reservewiel uit
de uitsparing voor het reservewiel ne‐
men.

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 240 next >