OPEL ANTARA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2016.5Pages: 231, PDF Size: 6.11 MB
Page 181 of 231

Verzorging van de auto179ZekeringStroomkringABSAntiblokkeersys‐
teemA/CKlimaatregeling,
aircosysteemAUX PUMPHulppompBATT1Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT2Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT3Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBCMCarrosserieregel‐
moduleDEF HTRVerwarming
dieseluitlaatvloei‐
stofECM1MotorregelmoduleECM2MotorregelmoduleECM PWR TRNMotorregelmo‐
dule, aandrijflijnZekeringStroomkringENG SNSRMotorsensorenEPBElektrische
handremFRT FOGMistlampenFRT WPRRuitenwisser voorFUEL/VACBrandstofpomp,
vacuümpompHDLP WASHERKoplampsproeierHI BEAM LTGrootlicht (links)HI BEAM RTGrootlicht (rechts)HORNClaxonHTD WASH/MIRVerwarmde
sproeiervloeistof,
verwarmde
buitenspiegelsIGN COIL BBobineLO BEAM LTDimlicht (links)LO BEAM RTDimlicht (rechts)NOX SNSRNOx-sensorPRK LP LTParkeerlicht
(links)ZekeringStroomkringPRK LP RT/LIFT GATEParkeerlicht
(rechts), achter‐
klepPWM FANAanjager met
pulsbreedtemodu‐
latieREAR DEFOGVerwarmbare
achterruitREAR WPRAchterruiten‐
wisserSPARE–STOP LAMPRemlichtenSTRTRStartmotorTCMVersnellingsba‐
kregelmoduleTRLR PRL LPParkeerlichten
aanhanger
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
Page 182 of 231

180Verzorging van de autoZekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich links
in de voetenruimte van de passa‐
giersstoel of, in modellen met stuur‐
wiel rechts, links in de voetenruimte
van de bestuurdersstoel.
Ontgrendelen om deksel te openen.
Page 183 of 231

Verzorging van de auto181
Page 184 of 231

182Verzorging van de autoZekeringStroomkringAPO JACK
(CONSOLE)12 V-aansluiting
(middencon‐
sole)APO JACK (REAR
CARGO)12 V-aansluiting (bagageruimte)AUDIO/KEY
CAPTUREAudio, sleutel‐
detectieAWD/VENTAll-wheel drive,
ventilatieBCM (CTSY)Instapverlich‐
tingBCM (DIMMER)Instrumenten‐
verlichtingBCM (INT LIGHT
TRLR FOG)Binnenverlich‐
ting, mistlamp
aanhangerBCM (PRK/TRN)Parkeerlichten,
richtingaanwij‐
zersBCM (STOP)RemlichtenBCM (TRN SIG)Richtingaanwij‐
zersBCM (VBATT)Batterijspan‐
ningZekeringStroomkringCLSTRInstrumenten‐
groepDC/DC
CONVERTERDC, DC-
omvormerDRLDagrijlichtDR/LCKVergrendeling
bestuurderspor‐
tierDRVR PWR SEATElektrisch
verstelbare
bestuurders‐
stoelDRV/PWR WNDWElektrisch
verstelbare
bestuurdersruitERAGLONASSNoodhulp
onderweg
GlonassF/DOOR LOCKTankklepFRT WSRRuitensproeier
voorFSCMBrandstofsys‐
teemZekeringStroomkringFSCM/VENT SOLBrandstofsys‐
teem, magneet‐
klep benzine‐
dampafzuigingHEATING MAT
SWSchakelaar
verwarmde matHTD SEAT PWRStoelverwar‐
mingHVAC BLWRKlimaatrege‐
ling, aircoventi‐
latorIPCInstrumenten‐
groepISRVM/RCMBinnenspiegel,
afstandsbe‐
diende kompas‐
moduleL/GATEAchterklepLOGISTIC MODELogistieke
modusOSRVMBuitenspiegels
Page 185 of 231

Verzorging van de auto183ZekeringStroomkringPAKSPassieve
actieve start
met afstandsbe‐
dieningPASS PWR
WNDWElektrisch
verstelbare
passagiersruitPWR DIODEBekrachtigings‐
diodePWR MODINGBekrachtigings‐
modusRR FOGVerwarmbare
achterruitRR HEAT SEATAchterbankver‐
warmingRUN 2Voeding bij
inschakelen
sleutelRUN/CRNKRonddraaienRVCAchteruitkijkca‐
meraZekeringStroomkringRVS/HVAC/DLCBuitenspiegels,
klimaatregeling,
aansluiting
gegevensver‐
bindingSCRPMVoedingsmo‐
dule selectieve
katalysatorre‐
ductieSDM (BATT)Diagnosemo‐
dule veiligheid
(accu)SDM (IGN 1)Diagnosemo‐
dule veiligheid
(contact)SPARE–S/ROOF/
FOLDING
MIRRORZonnedak,
inklapbare
spiegelS/ROOF BATTAccu zonnedakSSPSStuurbekrachti‐
gingSTR/WHL SWStuurwielTRLRAanhangerZekeringStroomkringTRLR BATTAccu
aanhangerXBCMCarrosseriere‐
gelmodule
export
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐
ringen optreden.
Page 186 of 231

184Verzorging van de autoBoordgereedschapGereedschap Auto's met reservewiel
Bij auto's met een reservewiel zijn er
een krik en boordgereedschap aan‐ wezig.
De krik en het boordgereedschap zijn speciaal ontwikkeld voor uw auto. Ze
mogen uitsluitend voor deze auto
worden gebruikt. De krik uitsluitend
gebruiken voor het verwisselen van
wielen.
Het krik en het boordgereedschap lig‐
gen in een opbergvak onder de vloer‐
afdekplaat van de bagageruimte.
Achterklep openen om de krik en het boordgereedschap uit te nemen.
Beide hefbomen op de vloerafdek‐
king naar de hendel duwen en afdek‐ plaat aan de hendel omhoog trekken.
Indien aanwezig, haak aan de boven‐ kant van de achterklepopening han‐
gen.
Page 187 of 231

Verzorging van de auto185Vleugelbout van de krik losnemen
door deze linksom te draaien. De tas
met krik en de wielmoersleutel uitne‐
men. Bevestigingsbanden voor de
wielsleutel losmaken. Wielsleutel uit
de tas halen.
Wiel verwisselen 3 195.
Reservewiel 3 198.
Auto’s met bandenreparatieset
Bij modellen met een bandenrepara‐
tieset zijn er wellicht geen krik en een
boordset aanwezig.
De bandenreparatieset zit in een op‐
bergvak onder de vloerafdekplaat van de bagageruimte.
Neem de bandenreparatieset uit door
de achterklep te openen en de hendel van de vloerafdekplaat omhoog te
trekken 3 70.
Voorzichtig
Laat geen voorwerpen boven de
bovenkant van het opbergvak ba‐ gageruimte uitsteken, om schade
aan het opbergvak en de vloer van de bagageruimte te voorkomen.
Bandenreparatieset 3 192.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐ turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd te worden.
Banden met de maat 215/70 R 16 worden als winterbanden aanbevo‐
len.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Page 188 of 231

186Verzorging van de autoBij het gebruik van winterbanden die
niet voor uw auto worden aanbevolen werkt de elektronische stabiliteitsre‐geling (ESC) wellicht minder goed
3 147. Voor de verkrijgbaarheid van
goedgekeurde winterbanden een
werkplaats raadplegen.
Bij het gebruik van winterbanden zit
er wellicht nog een zomerband op het
compacte reservewiel. Wellicht rijdt
de auto minder goed, met name op
een glad wegdek. Reservewiel
3 198.
Aanduidingen op banden
Bijv. 235/65 R 17 104 H235:Breedte van de band, in mm65:Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:Type koordlagen: RadiaalRF:Type: RunFlat17:Velgdiameter, in inches104:Kengetal voor draagvermo‐
gen, 91 komt bijv. overeen met 618 kgH:Kenletter voor snelheidKenletter voor snelheid:Q:Maximaal 160 km/uS:Maximaal 180 km/uT:Maximaal 190 km/uH:Maximaal 210 km/uV:Maximaal 240 km/uW:Maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op rij‐
klaar gewicht met bestuurder (75 kg)
plus 125 kg nuttige last. Door optio‐
nele uitrusting kan de topsnelheid van de auto afnemen.
Prestaties 3 213.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Gebruik een ventielsleutel om de ven‐ tielen gemakkelijker te kunnen los‐
schroeven. De ventielsleutel zit aan de binnenkant van de tankklep.
Bandenspanning 3 217.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 212.
2. Bepaal de betreffende band.
In de tabel Bandenspanningswaar‐
den staan alle mogelijk bandencom‐
binaties 3 217.
Page 189 of 231

Verzorging van de auto187Raadpleeg voor de banden die voor
uw voertuig zijn goedgekeurd het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale voertuigpapieren.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de aan‐
bevolen bandenspanning zoals
vermeld in de bandenspannings‐
tabel de op de band aangegeven
maximale bandenspanning over‐
schrijden. Overschrijd nooit de op
de band aangegeven maximale
bandenspanning.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐ gen, schakel dan de ontsteking uit.
Afhankelijkheid van temperatuur De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspannin‐gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een tem‐
peratuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee re‐
kening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op het Info-Display ziet, is de werkelijkebandenspanning. Bij een afgekoelde
band is deze waarde iets lager, maar
is de band niet lek.Bandenspanningscontrole‐
systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning van alle vier de banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben. Bij wielen zonder sen‐
sor werkt het bandenspanningscon‐
trolesysteem niet.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
Page 190 of 231

188Verzorging van de autoDe bandenspanningssensoren con‐
troleren de spanningswaarden van de banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Elke band, ook de reserveband, moet elke maand in koude staat en op de
juiste bandenspanning worden ge‐
controleerd 3 217.
Bandenspanning te laag
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt controle‐
lampje w 3 90.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 217.
Wanneer het systeem een storing de‐ tecteert, knippert w ongeveer
een minuut en blijft dan ononderbro‐
ken branden. Voor de duur van de
storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlopen.
Als w brandt, is het systeem wellicht
niet naar behoren in staat om een te lage bandenspanning te detecteren
of te signaleren.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.Bandenspanningswaarden op
Info-Display
Voor de huidige bandenspannings‐
waarden selecteert u menuoptie
Banden in het menu Boordcomputer .
BC op het Infotainmentsysteem in‐
drukken en menuoptie selecteren.
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem registreert automatisch de be‐
lasting van de auto. Bij uiteenlopende bandenspanningswaarden verschijnt
er wellicht een bijbehorend bericht op
het Info-Display. Bij sommige versies
verschijnt het bericht in een verkorte
vorm.