OPEL COMBO D 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 81 of 205

Instrumenten en bedieningsorganen79Na het inschakelen van het contact
verschijnt mogelijk kort de resterende
afstand tot de volgende onderhouds‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden kan een onderhoudsbeurt
met aanzienlijk variërende tussenpo‐
zen worden gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt minder
dan 2.000 km is, verschijnt Serv. op
het Driver Information Center. De
herinnering onderhoudsbeurt
verschijnt na elke volgende 200 km en wordt frequenter wanneer de
resterende afstand minder dan
200 km is.
Wanneer de resterende afstand nul
is, verschijnt er een waarschuwings‐
bericht, bijv. Onderhoudsb.
verstreken , op het Driver Information
Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
U kunt de resterende afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt ook bekij‐
ken op het Driver Information Center
via de optie Service in het menu
Instellingen 3 90.Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt moet het
service-display door een werkplaats
worden gereset.
Service-informatie 3 179.
Versnellingsbakdisplay
De modus en de huidige versnelling
van de geautomatiseerde versnel‐
lingsbak verschijnt op het transmis‐
siedisplay.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 122.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren.
Bij het inschakelen van de ontsteking
lichten de meeste controlelampen
korte tijd op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging

Page 82 of 205

80Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de instrumentengroep

Page 83 of 205

Instrumenten en bedieningsorganen81Controlelampje in de dakconsole
Airbag deactiveren 3 53, 3 83.
Overzicht
9Generieke waarschuwing
3 81ORichtingaanwijzer 3 82XGordelverklikker 3 82vAirbags en gordelspanners
3 82*Airbag deactiveren 3 83pLaadsysteem 3 83ZStoringsindicatielamp 3 83RRemsysteem 3 84FSlijtage van remblokken
3 84uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 84sTransmissie 3 84[ ÒSchakelen 3 85ZHellingrem 3 85rUltrasoonparkeerhulp 3 85RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 85$Koelvloeistoftemperatuur
3 86!Voorverwarmen 3 86%Roetfilter 3 86wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 87IMotoroliedruk 3 87, Motor‐
olie verversen 3 88SMotoroliepeil laag 3 88$Te laag brandstofpeil 3 88UBrandstoffilter aftappen
3 89dStartbeveiliging 3 89ÆStop-startsysteem 3 898Buitenverlichting 3 89µStoring rijverlichting 3 89CGrootlicht 3 90>Mistlamp 3 90øMistachterlicht 3 90mCruise control 3 90(Portier open 3 90
Generieke waarschuwing
9 brandt geel.
Afhankelijk van de modelvariant kan
controlelamp 9 afzonderlijk of in
combinatie met Æ 3 89, t 3 89,
Z 3 85 of r 3 85 branden.
Als 9 in combinatie met I 3 88
brandt: motor onmiddellijk afzetten en de hulp van een werkplaats inroepen.
Bij een storing in controlelamp v voor
airbags en gordelspanners 3 82
licht 9 op.

Page 84 of 205

82Instrumenten en bedieningsorganen9 brandt bij het activeren van de
brandstofschakelaar ook. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Brandstofblokkeersysteem 3 96,
Motor afzetten 3 115.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Richtingaanwijzer
2 of 3 knippert groen.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 150, zeke‐
ringen 3 156.
Richtingaanwijzers 3 101.Gordelverklikker
Gordelverklikker voor de
voorstoelen
X voor de stoel van de bestuurder
en / of de voorpassagier gaat branden of knippert rood.
Brandt
Na het inschakelen van het contact
brandt controlelamp X kort als de
veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de veiligheidsgordel van de
passagier niet is/zijn omgedaan. Ook
klinkt er gedurende enkele seconden
een geluidssignaal.
Knippert
Onderweg knippert X en klinkt er
gedurende 90 seconden een geluids‐
signaal totdat de veiligheidsgordels
voor zijn omgedaan.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 46.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje circa
vier seconden.
Brandt deze niet, dooft deze niet na
vier seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een storing in het
airbagsysteem. De hulp van een
werkplaats inroepen. De airbags en
gordelspanners gaan mogelijkerwijs
niet af tijdens een ongeval.

Page 85 of 205

Instrumenten en bedieningsorganen83Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.
Afhankelijk van de versie licht 9 op bij
een storing in controlelamp v.
Generieke waarschuwing 9 3 81.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Defect airbag , op het Driver Infor‐
mation Center verschijnen 3 90.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 44, 3 48.
Airbag-deactivering
* brandt geel.
Bij geactiveerde
passagiersairbag voor:
Bij het inschakelen van het contact
brandt controlelamp * gedurende
ongeveer vier seconden, knippert nog eens vier seconden en gaat vervol‐
gens uit.
Bij gedeactiveerde
passagiersairbag voor:
* brandt onafgebroken geel.
Airbag deactiveren 3 53.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.

Page 86 of 205

84Instrumenten en bedieningsorganenKnippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 90.
Remsysteem R brandt rood.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 127. Bij aangetrokken
handrem klinkt er vanaf een bepaalde
snelheid een geluidssignaal.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 147.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt bij een storing in de vacuüm‐ rembekrachtiger, bij het intrappen
voelt het rempedaal hard aan. Het
remsysteem blijft werken, maar de
bekrachtiging neemt af. Ook hebt u bij
het sturen wellicht aanzienlijk meer
kracht nodig.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laag peil remvloeistof , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Slijtage van remblokken
F brandt geel.
De reblokken voor zijn versleten,
onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laat remblokjes controleren , op
het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Als u in combinatie met R oplicht, is
er een storing in het remsysteem.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. ABS niet beschikb. , op het Driver
Information Center verschijnen
3 90. Onmiddellijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem 3 126.
Transmissie s brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.
s licht onderweg op bij een storing in
de transmissie.

Page 87 of 205

Instrumenten en bedieningsorganen85Wellicht verschijnt er ook een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center 3 90 en klinkt er een
geluidssignaal.
Verder rijden is mogelijk, zij het voor‐
zichtig en anticiperend.
Laat de oorzaak van de storing zo
snel mogelijk verhelpen in een werk‐
plaats.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 122.
Schakelen [ of Ò licht op het Driver Information
Center groen op 3 90 wanneer
omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd om te schakelen.
Hellingrem
Z brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.
Als de controlelamp niet na een paar seconden dooft of gaat branden
tijdens het rijden, is er een storing inde hellingrem. De hulp van een werk‐ plaats inroepen om de storing te latenverhelpen.
De controlelamp elektronische stabi‐
liteitsregeling (ESC) R kan ook
oplichten 3 85 in combinatie met
Z .
Afhankelijk van de versie licht 9
mogelijk als alternatief op als contro‐
lelamp Z niet aanwezig is. Er kan
een bijbehorend waarschuwingsbe‐ richt, bijv. Hill holder niet beschikb. ,
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Generieke waarschuwing 9 3 81.
Hellingrem 3 128.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
ofStoringen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Controlelampje 9 licht als alternatief
op als controlelampje r niet
aanwezig is. Afhankelijk van de
versie kan er een bijbehorend waar‐ schuwingsbericht, bijv. Parkeerhulp
niet beschikbaar , op het Driver Infor‐
mation Center verschijnen 3 90.
Generieke waarschuwing 9 3 81.
Ultrasoonparkeerhulp 3 132.
Elektronische stabiliteitsregeling
R brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.

Page 88 of 205

86Instrumenten en bedieningsorganenKnippert onderwegHet systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Brandt onderweg Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. ESP niet beschikb. , op het Driver
Information Center verschijnen
3 90.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 130.
Traction Control-systeem/anti-slipre‐
gelaar (ASR) 3 129.
Koelvloeistoftemperatuur
$ brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.Als controlelampje $ brandt, is de
koelvloeistoftemperatuur te hoog. Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 90. De hulp van een werkplaats
inroepen.Voorzichtig
Als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is, moet u stoppen en het
contact uitschakelen. Gevaar voor
motor. Controleer het koelvloei‐
stofpeil.
Raadpleeg uw werkplaats als de
controlelamp aan blijft.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 3 78.
Voorverwarming
! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
Let op
Bij zeer hoge buitentemperaturen
kan ! bij het inschakelen van het
contact kort oplichten.
De motor kan worden gestart
wanneer ! dooft.
Motor starten 3 115.
Knippert
In het motorvoorverwarmingssys‐
teem wordt een storing gedetecteerd.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laat controleren gloeibougies ,
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Roep de hulp van een werkplaats in
als ! niet dooft.
Roetfilter
% brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden.
Als het niet na korte tijd dooft of
onderweg oplicht, moet het roetfilter
worden gereinigd. Blijven rijden totdat % dooft. Afhankelijk van de versie

Page 89 of 205

Instrumenten en bedieningsorganen87kan er een waarschuwingsbericht op
het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Laat het motortoerental tijdens het
reinigen zo mogelijk niet tot onder
2000 1/min zakken.
Controlelampje % brandt wanneer
het roetfilter vol is. Start het regene‐
reren zo snel mogelijk om schade aan
de motor te vermijden.
Dieselpartikelfilter 3 120.
Stop/Start-systeem 3 116.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Controlelamp w brandt, er klinkt een
geluidssignaal en, in modellen met
een multifunctionele versie van het
Driver Information Center 3 90,
verschijnt er ook een bijbehorendbericht wanneer er een lekke band of
een veel te lage bandenspanning
wordt geconstateerd.
Knippert
Storing in het systeem. Na enkele seconden brandt w ononderbroken.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Afhankelijk van de versie verschijnt er
ook een bijbehorend bericht op het
Driver Information Center wanneer er een band zonder een spanningssen‐
sor gemonteerd is (bijv. reservewiel).
Bandenspanningscontrolesysteem
3 162.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 90.Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten (of keuzehendel op stand
N zetten).
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.

Page 90 of 205

88Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
De contactsleutel niet uitnemen
voordat de auto helemaal stilstaat, omdat het stuurslot anders plotse‐
ling kan worden geactiveerd.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 144.
Motorolie verversen
Dieselmotor met
dieselpartikelfilter
I knippert rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
De bewaking van de oliekwaliteit laat
u weten wanneer de olie moet worden
ververst. Controlelampje I knippert
ter indicatie dat de motorolie niet lang
meer meegaat en moet worden
ververst.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laat motorolie verversen , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Afhankelijk van de rijomstandighe‐
den, kan het aangegeven verver‐
singsinterval van de olie aanzienlijk
variëren.
Afhankelijk van de modelvariant kan I op de volgende manieren knippe‐
ren:
● elke twee uur één minuut, of
● in cycli van drie minuten met I
gedurende tussenpozen van
vijf seconden uit
De waarschuwing verschijnt elke keer bij het starten van de motor totdat de
motorolie wordt ververst en het
service-display wordt teruggezet. De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display 3 78.Motoroliepeil laag
S brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, is het motoroliepeil te laag.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Motoroliepeil controleren , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Het oliepeil controleren alvorens de
hulp van een werkplaats in te roepen 3 144.
Te laag brandstofpeil
$ brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Onmiddellijk bijtanken 3 136.
Tank nooit leegrijden.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 210 next >