OPEL CORSA E 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 201 of 277
Verzorging van de auto199KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende koelvloeistofreservoirs
gebruikt.
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan.
Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1:1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Page 202 of 277
200Verzorging van de autoSproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 244.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan het merkje
MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 244.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Page 203 of 277
Verzorging van de auto201
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 123.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het
gevolg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 137.
Page 204 of 277
202Verzorging van de autoAccu opladen9Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 236.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen: ● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie het Instructieboekje voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Indien de tank is leeggereden, moet
het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Schakel het contact drie‐
maal in gedurende 15 seconden per keer. Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Herhaal deze
procedure na minstens vijf seconden .
Als de motor niet aanslaat, moet u de
hulp van een werkplaats inroepen.Wisserblad vervangen
Til de wisserarm op tot deze in de
geheven stand blijft. Druk op de
pallen aan beide zijden, kantel het
wisserblad in een hoek van 90° naar
de wisserarm toe en verwijder deze
naar boven.
Aanbrengen in omgekeerde volg‐
orde.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Page 205 of 277
Verzorging van de auto203Wisserblad achterruit
Wisserarm optillen. Wisserblad
loshaken zoals op de afbeelding
wordt getoond en verwijderen.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Gloeilamp vervangen
Ontsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole
Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen met aparte
gloeilampen voor zijmarkeringslicht,
dimlicht en grootlicht.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht (1)
Dimlicht (2)
Grootlicht (3)
Richtingaanwijzers vooraan 3 207.
Page 206 of 277
204Verzorging van de autoDimlicht
1. Draai de kap (2) naar links enverwijder.
2.Druk op de clip om de lamphouder
los te klikken. Lamphouder met
gloeilamp uit het reflectorhuis
nemen.
3. Maak de gloeilamp los van de lamphouder en vervang de lamp.
4. Steek de lamphouder met de clip omlaag erin en klik deze vast in de
reflector.
5. Breng de kap aan.
Grootlicht
1. Draai de kap (3) naar links en verwijder.
Page 207 of 277
Verzorging van de auto2052.Druk op de clip om de lamphouder
los te klikken. Lamphouder met
gloeilamp uit het reflectorhuis
nemen.
3. Maak de gloeilamp los van de lamphouder en vervang de lamp.
4. Steek de lamphouder met de clip omlaag erin en klik deze vast in de
reflector.
5. Breng de kap aan.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht met
gloeilampen
1. Lampfitting (1) linksom losdraaien.
2. Druk beide clips naar elkaar toeen trek de lampfitting uit de
koplampbehuizing.
3. Haal de lamp uit de fitting door deze eruit te trekken.
4. Plaats een nieuwe lamp in de fitting.
5. Draai de lampfitting rechtsom in het koplamphuis vast.
Page 208 of 277
206Verzorging van de autoZijmarkeringslicht/dagrijlicht met
LED's
Zijmarkeringslicht en dagrijlicht zijn
uitgevoerd met LED's en kunnen niet worden vervangen. Neem bij eendefecte LED contact op met een
werkplaats.
Xenonkoplampen9 Gevaar
Xenonkoplampen werken onder
een extreem hoog voltage. Niet
aanraken. Lampen door een werk‐
plaats laten vervangen.
Zijmarkeringslicht/dagrijlichten zijn
uitgevoerd met LED's en kunnen niet
worden vervangen.
Lampen voor afslagverlichting zijn
vervangbaar.
Richtingaanwijzers vooraan 3 207.
Afslagverlichting
1. Draai de kap (3) naar links en
verwijder.
2. De lamphouder naar links losdraaien. Lamphouder met
gloeilamp uit het reflectorhuis
nemen.
3. Verwijder de lamp uit de stekker door deze los te klikken en te trek‐ken.
4. Vervang de gloeilamp. Sluit de lamphouder aan op de stekker.
5. Draai de lamphouder rechtsom in de reflector vast.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Page 209 of 277
Verzorging van de auto207Mistlampen
U kunt de lampen bereiken langs de onderkant van de auto.
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze uit de reflector.
2.Klik de lampfitting los van de stek‐
ker door op de borgnok te druk‐
ken.
3. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
4. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor door hem rechtsom te draaien
en zet hem vast.
Richtingaanwijzers vooraan
De richtingaanwijzers vooraan
hebben long-life gloeilampen die niet
kunnen worden vervangen.
Neem bij een defecte long-life gloei‐ lamp contact op met een werkplaats.
Achterlichten
1. Maak de afdekking in de bagage‐ ruimte aan de betreffende zijde
los en verwijder hem.
Bij auto's met bandenreparatieset
in de rechterzijwand:
Haal alle onderdelen van de
bandenreparatieset en alle
gereedschappen uit het inzetstuk
achter. Druk dit inzetstuk aan de
bovenkant in elkaar en haal het uit de zijwand.
Page 210 of 277
208Verzorging van de auto
2. Draai beide kunststof bevesti‐gingsmoeren van binnen met de
hand los.
3. Trek het achterlicht compleet voorzichtig uit de uitsparingen en
neem het eruit.
4. Druk op de borgnokken en verwij‐
der de lamphouder uit de lichtmo‐ dule.
5. Gloeilamp wegnemen en vervan‐ gen door deze iets in de fitting te
drukken en linksom te draaien:
Achterlicht/remlicht ( 1)
Richtingaanwijzer ( 2)
6. Plaats de lamp in de achterlicht- unit en draai hem rechtsom.
Breng de lichtmodule met de
borgpennen in de uitsparingen
van de carrosserie aan en draai
de kunststof bevestigingsmoeren
vanuit de binnenkant van de
bagageruimte vast.
Sluit het deksel en klik het vast.