OPEL CROSSLAND X 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 161 of 263
Rijden en bediening159Wanneer het tijdsverschil ten
opzichte van een voorligger te gering
is en er een botsing dreigt, verschijnt
er een waarschuwing op het Driver
Information Center.
Er klinkt tegelijkertijd een waarschu‐
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
en verricht de vereiste stuurhandelin‐
gen.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de
volgende voorwaarde zijn voldaan:
De snelheid moet tussen 5 km/u en
140 km/u liggen.
Inschakelen
Om de frontaanrijdingswaarschuwing te gebruiken moet de actieve veilig‐
heidsrem geactiveerd zijn in de
persoonlijke instellingen 3 104.
Systeemgevoeligheid instellen
In het menu 3 104 van de persoon‐
lijke instellingen moet u de systeem‐
gevoeligheid instellen op dichtbij,
normaal of veraf.Uitschakelen
Het systeem is alleen uit te schakelen
door activering van de actieve nood‐
rem in de persoonlijke instellingen
3 104.
Systeembeperkingen
De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● Ritten op bochtige of heuvelach‐ tige wegen.
● Nachtelijke ritten.
● Bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, als een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem ingrijpt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door de
frontaanrijdingswaarschuwing 3 158
of de voetgangersbescherming vóór
3 162.
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
remdruk, rijsnelheid) om de waar‐
schijnlijkheid van een frontale botsing
te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Page 162 of 263
160Rijden en bedieningHet is alleen bedoeld als aanvul‐ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te
remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Gebruiksvoorwaarden
De actieve noodrem is voorzien van
een frontcamera en werkt met een vooruitversnelling ingeschakeld van
stapvoets rijden tot aan 85 km/u.
Inschakelen
U kunt de actieve noodrem activeren
in het menu Persoonlijke instellingen 3 104.
Werking
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● anticiperend remassistentiesys‐ teem
● frontaanrijdingswaarschuwing
● voetgangersbescherming vóór
Anticiperend remsysteem
Bij het naderen van een voorligger of
een voetganger met een zodanige
snelheid dat een aanrijding waar‐
schijnlijk is, start het anticiperende
remsysteem een geringe remingreep. Dit verkort de responstijd, mochthandmatig of automatisch remmen
noodzakelijk zijn.
Het remsysteem is voorbereid op
sneller remmen.
Automatisch noodstopsysteem Na activering van het remvoorberei‐
dingssysteem en net voor het
moment van aanrijding start deze
functie automatisch een beperkte
remingreep om de snelheid te verla‐gen of een botsing te voorkomen.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch licht of sterk afrem‐
men. Dit automatisch remmen vóór is
alleen mogelijk als er een voorligger
3 158 of een voetganger 3 162 wordt
gedetecteerd.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een dreigende botsing te helpen
voorkomen.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Page 163 of 263
Rijden en bediening161Anticiperend
remassistentiesysteem
Als aanvulling op het anticiperende remsysteem en het automatische
noodstopsysteem verhoogt het anti‐
ciperende remassistentiesysteem de
gevoeligheid van de remassistentie.
Daarom remt de auto bij minder
stevig intrappen van het rempedaal
onmiddellijk krachtig af. Deze functie
helpt u om sneller en krachtiger te
remmen bij een dreigende botsing.9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 158
Voetgangersbescherming vóór
3 162.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem deactive‐
ren in het menu Persoonlijke instellin‐ gen 3 104 . Bij deactivering verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Systeembeperkingen
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in situaties waarin dat onnodig lijkt,
zoals in parkeergarages, als er
verkeersborden in een bocht staan of door auto's in een andere rijstrook. Dit is de normale werking van het
systeem, zodat geen auto-onderhoud vereist is. Trap om de automatische
remfunctie te negeren het gaspedaal
stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Ritten op bochtige of heuvelach‐ tige wegen.
● De functie detecteert alle voertui‐
gen, in het bijzonder voertuigen
met een aanhanger, trekkers,
modderige voertuigen, enz.
● De functie detecteert een voer‐ tuig wanneer het zicht door
weersomstandigheden beperkt is, zoals bij mist, regen of
sneeuw.
● Nachtelijke ritten.
Page 164 of 263
162Rijden en bediening●Bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij
het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en/of uit te wijken.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 102.Voetgangersbescherming
vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐
komt of beperkt mogelijk letsel van
voetgangers in de buurt als gevolg
van frontale botsingen tijdens ritten in
een vooruitversnelling.
De voetgangersbescherming vóór
gebruikt de frontcamera in de voorruit om een voetganger direct voor u, op
uw pad, te detecteren.
Het systeem activeert verschillende
waarschuwingsniveaus afhankelijk
van het gedetecteerde botsingsrisico.
De waarschuwingen verschijnen op
het Driver Information Center.
Niveau 1: Er verschijnt een visuele
waarschuwing.
Niveau 2: Er verschijnt een visuele
waarschuwing en er klinkt een
geluidssignaal.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand
volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
Page 165 of 263
Rijden en bediening163Wanneer het tijdsverschil ten
opzichte van een voetganger te krap
wordt en een botsing dreigt,
verschijnt er een waarschuwing op
het Driver Information Center.
Er klinkt tegelijkertijd een waarschu‐
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
en verricht de vereiste stuurhandelin‐
gen.
Gebruiksvoorwaarden Voor een juiste werking moet aan devolgende voorwaarde zijn voldaan:
De snelheid moet tussen 5 km/u en
60 km/u liggen.
Inschakelen
Om het systeem te gebruiken moet
de actieve veiligheidsrem geacti‐
veerd zijn in de persoonlijke instellin‐
gen 3 104.
Systeemgevoeligheid instellen
In het menu 3 104 van de persoon‐
lijke instellingen moet u de systeem‐
gevoeligheid instellen op dichtbij,
normaal of veraf.Uitschakelen
Het systeem is alleen uit te schakelen door activering van de actieve nood‐
rem in de persoonlijke instellingen,
3 104.
Systeembeperkingen
De voetgangersbescherming vóór is
ontworpen om alleen voor voetgan‐
gers te waarschuwen, maar kan ook
op andere objecten reageren.
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● Ritten op bochtige of heuvelach‐ tige wegen.
● Nachtelijke ritten.
● Bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.Parkeerhulp
Algemene informatie Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp
gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
De parkeerhulp achter vereenvoudigt
het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐
kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt u met akoestische
signalen en een aanduiding op het
display.
Page 166 of 263
164Rijden en bediening
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
De parkeerhulp achter wordt geacti‐
veerd wanneer u bij ingeschakeld
contact de achteruitversnelling
inschakelt.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het ledje in de parkeerhulp‐
knop r OFF niet brandt.
Melding
Het systeem waarschuwt u bij een
ingeschakelde achteruitversnelling
met akoestische signalen voor obsta‐ kels achter de auto op een afstandkleinder dan 50 cm.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderlijke afstandslijnen op het
Info-Display 3 99. Wanneer u het
obstakel erg dicht bent genaderd,
verschijnt het gevarensymbool 9 op
het scherm.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld bij inschakeling van de
achteruitversnelling. Druk op r
OFF om het systeem handmatig uit te
schakelen. Het ledje in de knop gaat
branden, wanneer het systeem
gedeactiveerd is.
Page 167 of 263
Rijden en bediening165Parkeerhulp voor-achterDe parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt u met
akoestische signalen en een aandui‐
ding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de voor- en
achterbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/u een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het ledje in de parkeerhulp‐
knop r niet brandt.
Na deactivering van het systeem
brandt het ledje in de knop.
Melding
Het systeem waarschuwt u met
akoestische signalen voor obstakels
vóór of achter de auto.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door veranderlijke afstandslijnen op
het Info-Display 3 99.
Page 168 of 263
166Rijden en bedieningUitschakelen
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij een rijsnelheid
hoger dan 10 km/u of als de auto
langer dan drie seconden stilstaat in een versnelling vooruit of als geen
andere obstakels zijn gedetecteerd.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Bij handmatige deactivering van het
systeem dooft het ledje in de knop en
verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor/achter
weer geactiveerd als r wordt inge‐
drukt of als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijvoorbeeld
vanwege veel geluid buiten of andere
storende factoren, gaat Service op de
instrumentengroep branden. Er
verschijnt een bericht in het Driver
Information Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Geavanceerde parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
Page 169 of 263
Rijden en bediening167De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐
vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐
matisch tijdens het inparkeren.
Geavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● Inparkeren bij fileparkeren.
● Inparkeren bij haaks parkeren. ● Uitparkeren bij fileparkeren.
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch. U kunt het
sturen altijd overnemen door het
stuurwiel beet te pakken.
U moet mogelijk meerdere keren
voor- en achteruitrijden.
Instructies verschijnen op het Info-
Display 3 99.
De geavanceerde parkeerhulp is
alleen te activeren, wanneer u voor‐
uitrijdt.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter.
Het systeem heeft zes ultrasone
parkeersensoren in voor- en achter‐
bumper.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het
aanraakscherm. Selecteer vervol‐
gens Hier fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door op Í te drukken. Kies
Rijfuncties op het aanraakscherm en vervolgens Parkeerhulp . Kies Haaks
inparkeren .
$ gaat branden op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/u.
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n 0,5 tot 1,5 meter.
Het systeem detecteert geen vakken
die te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.
Page 170 of 263
168Rijden en bediening
Wanneer er een vrij vak is gevonden,wordt dit op het Colour-Info-Display
aangegeven in combinatie met een akoestisch signaal. Rijd langzaam
vooruit. Stop de auto wanneer het
tweede akoestische signaal klinkt,
schakel de achteruitversnelling in,
laat het stuurwiel los en rijd op een
snelheid tot 7 km/u.Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is
afgerond. Na afloop dooft $ op de
instrumentengroep.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het
aanraakscherm. Selecteer vervol‐
gens Hier dwarsparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te activeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Haaks inparkeren .
$ gaat branden op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/u.
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n 0,5 tot 1,5 meter.
Wanneer er meerdere parkeervakken
naast elkaar worden gevonden, wordt de auto naar het laatste vak gestuurd.