OPEL CROSSLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 161 of 255

Rijden en bediening159
Wanneer er een vrij vak is gevonden,wordt dit op het Colour-Info-Display
aangegeven in combinatie met een akoestisch signaal. Stop de auto,
schakel de achteruitversnelling in en
rijd op een snelheid tot 7 km/u.Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐
ling is afgerond. Na afloop dooft $ op
de instrumentengroep.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op
minder dan 50 cm is genaderd.
Uitparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: tijdens het uitparkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door Parkeerhulp te
selecteren op de startpagina van het
aanraakscherm. Kies vervolgens
Uitparkeren bij fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om uit te
parkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Uitparkeren bij fileparkeren .
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant waaraan u wilt uitparkeren.
Schakel de achteruitversnelling ofeen versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/u.

Page 162 of 255

160Rijden en bediening
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de manoeuvre is afgerond. De parkeermanoeuvre isafgerond, wanneer de voorwielen van de auto buiten het parkeervak staan
en $ op de instrumentengroep dooft.
Controleer na deactivering of u de
auto weer onder controle hebt.
Displayweergave
De instructies op het display tonen: ● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot inschakelen van de achteruitversnelling of eerste
versnelling
● het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden
● het met succes afronden van de parkeermanoeuvre aangegevendoor een pop-upsymbool en een
geluidssignaal
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvre
Uitschakelen
De actuele parkeermanoeuvre is te
annuleren via de knop om terug te
keren naar het voorgaande scherm
van het Colour-Info-Display. Om hetsysteem helemaal uit te schakelen
moet u op r Uit op de middencon‐
sole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact
● bij het uitvallen van de motor
● als u niet binnen 5 minuten na selectie van een bepaalde
parkeermanoeuvre aan de
manoeuvre begint
● bij langdurige stilstand van de auto tijdens een manoeuvre
● als de elektronische stabiliteits‐ regeling wordt getriggerd
● als de rijsnelheid de aangegeven
limiet overschrijdt
● wanneer de bestuurder de stuur‐
wielbeweging afbreekt
● na vier manoeuvreercycli
● bij het openen van het bestuur‐ dersportier
● als een van de voorwielen in contact komt met een obstakel
● nadat het inparkeren is gelukt

Page 163 of 255

Rijden en bediening161Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het systeem zichzelf deactiveert tijdens het inparkeren,
geeft het display dit aan. Ook klinkt er
een geluidssignaal.
Bij het aankoppelen van een aanhan‐ ger of een fietsendrager op de trek‐
haak wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld.
Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing knippert $ enkele
seconden in combinatie met een
akoestisch signaal. Als de storing
optreedt tijdens het gebruik van het systeem, dooft $.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging knippert c op het instrumenten‐
paneel in combinatie met een bericht.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden ofmechanische verstoringen (sporadi‐
sche valse waarschuwingen kunnen voorkomen).
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐ ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
of zelfs een kruising als een parkeer‐ plek herkennen. Na het inschakelen
van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen lage
stoepranden en onregelmatigheden
in het wegdek, bijv. op bouwterrei‐
nen. De bestuurder neemt de
verantwoordelijkheid op zich.
Blindehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐eel in elke buitenspiegel bij het detec‐ teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels mogelijk niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem gebruikt
sommige van de parkeerhulpsenso‐
ren.9 Waarschuwing
Het dodehoeksysteem ontslaat de
bestuurder niet van zijn/haar plichtom zelf te kijken.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de dode hoeken bevinden, en die moge‐lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Inschakelen
7'' Colour-Info-Display: kies Dode‐
hoekbewaking op het Info-Display en
activeer de functie.

Page 164 of 255

162Rijden en bediening8'' Colour-Info-Display: druk op Í.
Kies Rijfuncties op het Info-Display
en kies vervolgens
Dodehoekdetectie . Activeer de func‐
tie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode
hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het ledje gaat bij detectie van het
voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het ledje met vertraging bran‐
den.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● de rijsnelheid ligt tussen 12 en 140 km/u
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
● u rijdt op een weggedeelte met geen of weinig bochtenEr wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in ofwordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het gebied voor de auto
● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐ wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt

Page 165 of 255

Rijden en bediening163Uitschakelen
Het systeem is te deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen 3 97.
Op de instrumentengroep dooft B.
Ook klinkt er een geluidssignaal.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact opge‐
slagen.
Bij het aankoppelen van een aanhan‐ ger of een fietsendrager op de trek‐
haak wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld.
Bij slecht weer zoals bijvoorbeeld
zware regenval, neemt het systeem
mogelijk onjuist waar.
Storing
Bij een storing knippert B even op de
instrumentengroep in combinatie met
C en een displaybericht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving
van de auto op het Info-Display als
een afbeelding van bijna 180°, als het ware van boven af.Het systeem gebruikt:
● camera achter, in de achterklep
● ultrasone parkeersensoren in de achterbumper
Het scherm is verdeeld in twee delen: rechts ziet u een aanzicht boven op
de auto en links ziet u verschillende
aanzichten.
Inschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt geactiveerd bij:
● achteruitversnelling inschakelen● snelheden tot 10 km/u
WerkingLinks op het display kunt u de
verschillende weergaven kiezen. U kunt het type aanzicht wijzigen door
het aanraakveld links onder op het
display aan te raken:
● achteraanzicht
● auto-modus
● ingezoomd aanzicht
● 180°-weergave
Auto-modus is standaard geacti‐
veerd. In deze modus kiest het
systeem op basis van de informatie
van de parkeersensoren de beste
weergave, de standaardweergave of
ingezoomde weergave.
De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact niet in het geheugen staan.

Page 166 of 255

164Rijden en bedieningZicht achter
Het gebied achter de auto wordt
weergegeven op het scherm. De verticale lijnen geven de breedte vande auto aan met de spiegels uitge‐
klapt. De richting van de lijnen veran‐
dert met de stuurhoek.
De horizontale lijnen liggen op een
afstand van zo'n 30 cm, 1 m en 2 m
achter de achterbumper.
Deze weergave is beschikbaar in de
Auto-modus of in het menu voor
Weergavekeuze.
Auto-modus
Deze modus is standaard geacti‐
veerd. Als de auto tijdens een
parkeermanoeuvre een obstakel
nadert, wordt op basis van informatie van de parkeersensoren in de achter‐
bumper automatisch overgeschakeld
tussen een zicht naar achteren en
een bovenaanzicht.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving
van de auto tijdens het parkeren om
een bovenaanzicht van de achter‐
zijde van de auto en het omringende
gebied te creëren, zodat u de auto
langs obstakels kunt manoeuvreren.
Deze weergave is beschikbaar in de
auto-modus of in het menu voor
Weergavekeuze.
180°-weergave
De 180°-weergave maakt het uitpar‐
keren gemakkelijker, omdat u nade‐
rende voertuigen, voetgangers en
fietsers kunt zien. Het wordt afgera‐
den deze weergave te hanteren voor
een complete parkeermanoeuvre. De
weergave bestaat uit drie gebieden:
link 1, midden 2 en rechts 3. De weer‐ gave is alleen te kiezen in het menu
voor weergavekeuze.

Page 167 of 255

Rijden en bediening165Uitschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt
gedeactiveerd wanneer:
● wanneer u sneller rijdt dan 10 km/u
● 7 seconden na uitschakelen van de achteruitversnelling
● u het pictogram q in de linker
bovenhoek van het aanraak‐ scherm aanraakt
● u de achterklep opent
Algemene informatie9 Waarschuwing
Het panoramazichtsysteem kan
nooit het zicht van de bestuurder
vervangen. Het brengt geen
kinderen, voetgangers, fietsers,
kruisend verkeer, dieren of even‐
tuele andere obstakels buiten het
zicht van de camera, zoals onder
de bumper of onder de auto, in
beeld.
Gebruik niet alleen het panorama‐
zichtsysteem om te rijden of te
parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Weergegeven beelden zijn moge‐
lijk verder weg of dichterbij dan ze lijken. De weergegeven zone is
beperkt en obstakels dicht bij een
van de randen van de bumper of
onder de bumper worden niet op
het scherm weergegeven.
Systeembeperkingen
Voorzichtig
Voor een optimale werking van het systeem is het belangrijk om de
cameralens tussen de kenteken‐
plaatverlichting op de achterklep
schoon te houden. Spoel de lens met water af en veeg deze met
een zachte doek af.
Reinig de lens niet met een stoom- of hogedrukreiniger.
Het panoramazichtsysteem werkt
mogelijkerwijs niet goed wanneer:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt.
● Bij nachtelijke ritten.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil.
● Er is een aanhanger of fietsen‐ drager aan de trekhaal gekop‐
peld.
● De auto was betrokken bij een aanrijding.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door middel van een weergave van het
gebied achter de auto.

Page 168 of 255

166Rijden en bedieningHet camerabeeld verschijnt op hetInfo-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐ kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
De verticale lijnen staan voor de
breedte van de auto zonder spiegels
en de algemene richting van de auto.
De horizontale lijnen liggen op een
afstand van zo'n 30 cm, 1 m en 2 m
achter de achterbumper. De krui‐
sende gebogen lijnen geven de maxi‐
male stuurhoek aan.
Hulplijnen deactiveren
Hulplijnen zijn te deactiveren in het Info-Display. Kies Instellingen I Auto
I Aanrijdingsdetectie I Hulplijnen
achteruitkijkcamera I § .
Info-Display 3 92.

Page 169 of 255

Rijden en bediening167Persoonlijke instellingen 3 97.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer een bepaalde voorwaartse
snelheid wordt overschreden of als
de achteruitversnelling zo'n
10 seconden lang is uitgeschakeld.
Systeembeperkingen De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● De lichtbundel van koplampen rechtstreeks in de cameralenzenvalt.
● Bij nachtelijke ritten.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil. Reinig de lens,
spoel deze met water en veeg
deze met een zachte doek af.
● De achterklep wordt geopend.● Er is een aanhanger of fietsen‐ drager aan de trekhaal gekop‐
peld.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Lane Departure Warning Het Lane Departure Warning System
houdt via een frontcamera de belij‐
ning in het oog van de rijstrook waarin u rijdt. Het systeem detecteert veran‐
deringen van rijstrook en waarschuwt u met visuele en akoestische signa‐
len wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
● geen bediening van de richting‐ aanwijzers
● geen gebruik van het rempedaal
● geen actieve acceleratie
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.Inschakelen
U activeert het Lane Departure
Warning-systeem door ½ in te druk‐
ken. Het systeem wordt ingeschakeld wanneer het ledje in de toets niet
brandt.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den boven 60 km/u en wanneer een
wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook detecteert, dan knippert het controle‐
lampje ) geel. Tegelijkertijd hoort u
een akoestisch signaal.

Page 170 of 255

168Rijden en bediening
Uitschakelen
U deactiveert het systeem door ½ in te
drukken. Het ledje in de knop gaat
branden.
Bij snelheden lager dan 60 km/u
werkt het systeem niet.
Storing
Bij een storing verschijnt C op de
instrumentengroep in combinatie met een displaybericht. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Het systeem werkt niet als geen
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Systeembeperkingen
Het systeem werkt mogelijk niet goed
in de volgende gevallen:
● de rijsnelheid lager is dan 60 km/u
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de camera bedekt is met sneeuw, ijs, slijk, modder, vuil,
schade aan de voorruit of slech‐
ter werkt door vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
● de zon valt rechtstreeks in de lens van de camera
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● bermen
● wegen met slechte rijstrookmar‐ keringen
● plotselinge veranderingen in de lichtsterkteVermoeidheidsdetectie9Waarschuwing
Het systeem vormt geen excuus
voor de bestuurder om niet alert te
blijven. Het wordt geadviseerd om bij de eerste tekenen van
vermoeidheid of eens in de twee
uur even te pauzeren. Neem niet
achter het stuur plaats wanneer u
moe bent.
Activeren of deactiveren
Het systeem is te activeren of te deac‐ tiveren in de Persoonlijke instellingen
3 97.
De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact in het geheugen staan.
Rijtijdwaarschuwing
U krijgt het waarschuwingssymbool € op het Driver Information Center te
zien in combinatie met een geluids‐
signaal, als u 2 uur lang non-stop op een snelheid hoger dan 65 km/h hebt
gereden. De waarschuwing wordt

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 260 next >