OPEL CROSSLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2019.75Pages: 255, PDF Size: 7.79 MB
Page 121 of 255

Klimaatregeling119Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge snelheid.
● Schakel, indien nodig, de koeling
in met een druk op A/C.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Schakel de voorruitverwar‐ ming , in.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om
naar de automatische modus
terug te gaan, AUTO indrukken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 128.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
De koelmodus, ventilatiemodus en
automatische modus zijn uit te scha‐
kelen door de draaiknop Z linksom te
draaien.
Activering door inschakeling van de
ventilator of door het indrukken van
AUTO .
Verwarmbare achterruit b 3 37.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 34.Voorruitverwarming , 3 38.
Verwarmde stoelen ß 3 44.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.
Page 122 of 255

120KlimaatregelingLuchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is,
moeten er minstens twee luchtroos‐
ters openstaan.9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Middelste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar binnen.
Buitenste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar buiten.
Middelste luchtrooster boven op
dashboard
Sluit de luchtstroom door het kartel‐
wieltje naar voren te draaien.
Page 123 of 255

Klimaatregeling121Luchtrooster in
handschoenenkastje
Het luchtrooster is te openen en slui‐
ten door eraan te draaien.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Interieurluchtfilter
Vervang het filter regelmatig voor een optimale werking.
Het interieurluchtfilter moet mogelijk
vaker worden vervangen bij ritten in
gebieden met druk verkeer, een
slechte luchtkwaliteit, hoge stofcon‐
centraties of als u gevoelig bent voor
allergenen vanuit de buitenlucht.
Het interieurluchtfilter moet mogelijk
ook worden vervangen, als de
hoeveelheid lucht uit de luchtroosters beperkt is, als de ruiten beslaan of als
er hinderlijke geuren optreden.
Uw dealer kan u helpen bij het bepa‐
len of het filter aan vervanging toe is.
Airconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen 3 jaar na aflevering van de nieuwe auto, te weten:
Page 124 of 255

122Klimaatregeling● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
● controle interieurluchtfilter
Page 125 of 255

Rijden en bediening123Rijden en bedieningRijtips......................................... 124
Controle over de auto ..............124
Sturen ...................................... 124
Starten en bediening .................124
Nieuwe auto inrijden ................124
Contactslotstanden ..................125
Aan/Uit-knop ............................ 125
Motor starten ........................... 127
Uitrol-brandstofafsluiter ...........128
Stop/Start-systeem ..................128
Parkeren .................................. 130
Uitlaatgassen ............................. 132
Uitlaatfilter ............................... 132
Katalysator .............................. 132
AdBlue ..................................... 133
Automatische versnellingsbak ...136
Versnellingsbakdisplay ............136
Schakelen ................................ 136
Handmatige modus .................137
Elektronische rijprogramma's ..137
Storing ..................................... 138
Stroomonderbreking ................138
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 139Remmen.................................... 140
Antiblokkeersysteem ...............140
Handrem .................................. 140
Remassistentie ........................141
Hellingrem ............................... 141
Rijregelsystemen .......................141
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..141
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 143
Cruise control .......................... 143
Snelheidsbegrenzer ................145
Frontaanrijdingswaarschu‐
wing ........................................ 148
Actieve noodrem .....................150
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 152
Parkeerhulp ............................. 153
Geavanceerde parkeerhulp .....157
Blindehoeksysteem .................161
Panoramazichtsysteem ...........163
Achteruitkijkcamera .................165
Lane Departure Warning .........167
Vermoeidheidsdetectie ............168
Brandstof ................................... 170
Brandstof voor benzinemotoren .....................170
Brandstof voor dieselmotoren . 170
Tanken .................................... 171Trekhaak.................................... 173
Algemene informatie ...............173
Rijgedrag en aanhangertips ....173
Aanhanger trekken ..................174
Page 126 of 255

124Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 128.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 132.
Page 127 of 255

Rijden en bediening125Contactslotstanden0:blokkeerstand: sommige functiesblijven actief totdat de sleutel
wordt uitgenomen of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, op
voorwaarde dat het contact van
tevoren aan was1:accessoirestand: contact inge‐
schakeld, controlelampjes bran‐
den en de meeste elektrische
functies zijn te gebruiken2:startstand: laat de sleutel los
nadat de motor is aangeslagenStuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel moet in de
auto aanwezig zijn.
Contactslot in ingeschakelde stand
zonder de motor te starten
Druk op Start/Stop zonder een pedaal
in te trappen. De controlelampjes
branden en de meeste elektrische
functies werken.Motor starten
Trap het koppelingspedaal en het
rempedaal in en druk op Start/Stop.
Laat de knop los wanneer de motor
aanslaat.Motor af en contact uit
Druk in elke modus kort op
Start/Stop of wanneer de motor draait
en de auto stilstaat. Sommige func‐
ties blijven actief tot het bestuurders‐
portier wordt geopend, mits het
contact van tevoren aan was.
Uitschakelen in noodsituatie
tijdens het rijden
Als u de motor in een noodsituatie
tijdens het rijden moet uitschakelen,
kunt u 5 seconden op Start/Stop druk‐
ken.
Page 128 of 255

126Rijden en bediening9Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
Hef het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
zet het contact in de accessoiremo‐ dus of start de motor rechtstreeks.
9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening bij storing
Bij een storing in de elektronische
sleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Houd de elektronische sleutel met de knoppen naar de buitenkant gericht
tegen de stuurkolombekleding zoals
afgebeeld.
Trap het koppelingspedaal en het
rempedaal in en druk op Start/Stop.
Laat de knop los wanneer de motor
aanslaat.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 22.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐ delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 23.
Page 129 of 255

Rijden en bediening127Motor startenAuto's met contactschakelaar
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
schakelhendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: wacht totdat het controlelampje ! dooft.
● Draai de sleutel naar de stand 2
en laat deze los nadat de motor
is aangeslagen.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 128.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 128.
Auto's met Aan/Uit-knop● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
schakelhendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Toets Start/Stop indrukken. Laat
de toets los nadat de motor
gestart is.
● Een dieselmotor start nadat het controlelampje ! voor voorver‐
warming is gedoofd.
● Voordat u de motor weer start of uitschakelt terwijl de auto stil‐
staat, drukt u nog een keer kort
op Start/Stop .
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 128.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 128.
Page 130 of 255

128Rijden en bedieningDe auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot -25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren.
Motorolie met de juiste viscositeit, de
juiste brandstof, uitgevoerd onder‐
houd en een voldoende opgeladen
accu zijn vereist.
Bij temperaturen onder -30 °C moet
de automatische versnellingsbak
gedurende ca. 5 minuten worden
verwarmd. De schakelhendel moet in
stand P staan.
Turbomotor opwarmen
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motor koud is. Deze
beperking is er om het smeersysteem
de motor volledig te laten bescher‐
men.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem
Het Stop/Start-systeem helpt brand‐
stof besparen en uitlaatemissies
beperken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de
motor uit vanaf het moment dat de
auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv.
aan een verkeerslicht of in een file.
Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐
baar vanaf het moment dat de motor
is gestart, de auto is vertrokken en
aan de onderstaande voorwaarden is
voldaan.Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de toets Ò
niet brandt. Druk om een gedeacti‐
veerd systeem te activeren op Ó.
Als het Stop/Start-systeem tijdelijk niet beschikbaar is en de knop Ò
wordt ingedrukt, knippert de led in de
knop.
Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐eel uit door op Ò te drukken. De
uitschakeling wordt aangeduid
wanneer de led in de knop oplicht.