OPEL INSIGNIA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 121 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen119
Band belasten
Het bandenspanningsdisplay selec‐
teert de bandenspanningscategorie
op basis van de huidige bandenspan‐
ning. Druk tijdens het weergeven van
de pagina op > 3 251.
Selecteer: ■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
■ Max voor volledige belading
door op 9 te drukken.
Software-informatie
Geeft informatie over open source-
software weer.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver In‐ formation Center en het Colour-Info-
Display kunnen voor sommige be‐
stuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Colour-Info-Display 3 119.Persoonlijke instellingen 3 124.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor meer informatie.
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display bevindt zich
in het instrumentenbord bij de instru‐
mentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
■ 4,2" kleurendisplay
of
■ 8" kleurendisplay met aanraak‐
scherm en touchpad
De infodisplays geven het volgende
aan:
■ tijd 3 91
■ buitentemperatuur 3 90
■ datum 3 91
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ navigatie, zie beschrijving in de handleiding van het Infotainment‐systeem■ systeemberichten
■ boordinformatie 3 121
■ persoonlijke instellingen 3 124
4,2" kleurendisplay
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Druk op toets X om naar het display
te gaan.
Druk op toets ; om de startpagina
weer te geven.

Page 122 of 329

120Instrumenten en bedieningsorganen
Draai aan toets MENU om een dis‐
playpictogram van het menu te selec‐ teren.
Druk op toets MENU om een gese‐
lecteerde optie te bevestigen
Druk op toets BACK om een menu af
te sluiten zonder een instelling te wij‐
zigen.
Druk op toets ; om terug te gaan
naar de startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informatie.
Persoonlijke instellingen 3 124.
8" kleurendisplay Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
■ via toetsen onder het display
■ direct met de vinger op het aan‐ raakscherm
■ via een touchpad in de middencon‐
sole tussen de stoelenBediening met toetsen
Druk op toets X om naar het display
te gaan.
Druk op toets ; om de startpagina
weer te geven.
Draai aan toets MENU om een dis‐
playpictogram of functie van het
menu te selecteren.
Druk op toets MENU om een gese‐
lecteerde optie te bevestigen.
Draai aan toets MENU om door een
submenulijst te scrollen.
Druk op toets MENU om een gese‐
lecteerde optie te bevestigen.
Druk op toets BACK om een menu af
te sluiten zonder een instelling te wij‐
zigen.
Druk op toets ; om terug te gaan
naar de startpagina.Bediening met aanraakscherm
Schakel het display in door op X te
drukken en selecteer de startpagina
door op ; te drukken.
Tik met een vinger op het/de gewen‐ ste displaypictogram of functie van
het menu.
Scrol met de vinger omhoog of om‐
laag door een langere submenulijst.
Bevestig een gewenste functie of se‐
lectie door erop te tikken.
Druk op displaytoets q om een menu
af te sluiten zonder een instelling te
wijzigen.
Druk op toets ; om terug te gaan
naar de startpagina.Bediening met touchpad
Schakel het display in door op X te
drukken en selecteer de startpagina
met ;.

Page 123 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen121
Scrol horizontaal met de vinger door
het gewenste displaypictogram en tik
erop ter bevestiging.
Scrol met de vinger verticaal door een langere submenulijst.
Bevestig een gemarkeerde functie of
selectie door erop te tikken.
Druk op toets BACK om een menu af
te sluiten zonder een instelling te wij‐
zigen.
Druk op toets ; om terug te gaan
naar de startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informatie.
Persoonlijke instellingen 3 124.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver In‐ formation Center en het Colour-Info-
Display kunnen voor sommige be‐
stuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 124.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor meer informatie.
Regeleenheid smartphone
Via de regeleenheid smartphone hebt
u via een smartphone toegang tot
boordgegevens via WLAN of een
Bluetooth-verbinding. Daarna kunt u deze gegevens op de smartphone
weergeven en analyseren.Boordinformatie
Berichten worden weergegeven op
het Driver Information Center (DIC); in sommige gevallen samen met een
waarschuwingszoemer.
Druk op het Baselevel-display op de
knop SET/CLR , de knop MENU of
draai aan het stelwieltje om een be‐ richt te bevestigen.

Page 124 of 329

122Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op het Midlevel- en Uplevel-dis‐play op de toets 9 om een bericht te
bevestigen.
Boord- en
onderhoudsinformatie
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐ gende onderwerpen:
■ Serviceberichten
■ Vloeistofpeilen
■ Diefstalalarmsysteem
■ Remmen
■ Rijsystemen
■ Rijregelsystemen
■ Bestuurdersondersteuningssyste‐ men
■ Cruise control
■ Snelheidsbegrenzer
■ Adaptieve cruise control
■ Frontaanrijdingswaarschuwing ■ Preventief remsysteem
■ Parkeerhulpsystemen
■ Verlichting, gloeilampen vervangen
■ Adaptief rijlicht (AFL)
■ Wis-/wasinstallatie
■ Portieren, ruiten
■ Blindehoeksysteem
■ Verkeersbordherkenning
■ Lane Departure Warning
■ Bagageruimte, kofferdeksel
■ Handzender
■ Elektronisch sleutelsysteem
■ Starten zonder sleutel
■ Veiligheidsgordels
■ Airbagsystemen■ Motor en versnellingsbak
■ Bandenspanning
■ Dieselpartikelfilter
■ Accustatus
Berichten op het
Colour-Info-Display Sommige belangrijke berichten kun‐nen tevens verschijnen op het
Colour-Info-Display. Druk op de mul‐
tifunctionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige berichten ver‐
schijnen slechts gedurende enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.
Het waarschuwingssignaal voor vei‐
ligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle an‐
dere geluidssignalen.

Page 125 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen123
■ Wanneer de veiligheidsgordel nietwordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer de adaptieve cruise con‐ trol automatisch uitschakelt.
■ Wanneer de afstand tot de voorlig‐ ger te klein is.
■ Wanneer een geprogrammeerde snelheid of snelheidslimiet wordtoverschreden.
■ Wanneer er een waarschuwings‐ bericht verschijnt op het Driver In‐
formation Centre.
■ Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Als het roetfilter het maximale vul‐ niveau bereikt.Bij het parkeren van de auto en/
of het openen van hetbestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.
■ Wanneer de trekhaak niet is vast‐ geklikt.
Tijdens een Autostop ■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of an‐ dere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.Het waarschuwingsbericht verdwijntnadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.

Page 126 of 329

124Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Colour-Info-Display te ver‐
anderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Onderstaand wordt het wijzigen van
persoonlijke instellingen via de toet‐
sen onder het display beschreven. Dit
geldt voor 4,2" en 8" Colour-Info-Dis‐
play. Daarbij werkt het 8" display als
een aanraakscherm en via het touch‐ pad tussen de voorstoelen. Raad‐pleeg de beschrijving Colour-Info-
Display 3 119 en de handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Druk bij een actief display op toets ;.
Draai aan toets MENU om een dis‐
playpictogram van Instellingen te se‐
lecteren.
Druk ter bevestiging op de toets
MENU .
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Tijd en datum
■ Sportmodus
■Taal (Language)
■ Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ Bluetooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugk. naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie klok 3 91.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 175.

Page 127 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen125
■Achterverl. sportmodus : Instru‐
mentenverlichting verandert van
kleur.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.
■ Sportbesturing : De stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Voertuig
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Max. snelheid autoventilator : Ver‐
andert het niveau van het luchtde‐
biet van de klimaatregeling in het
interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Autom. Ontwasemen : Ondersteunt
het ontvochtigen van de voorruit door het automatisch selecteren
van de vereiste instellingen en de
automatische aircomodus.
Autom. ontwasemen achter : Acti‐
veert automatisch de achterruitver‐
warming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Autom. voorbereiding botsing : Ac‐
tiveert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in ge‐ val van dreigend aanrijdingsge‐vaar. Het volgende kan worden ge‐
selecteerd: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt al‐
leen door middel van geluidssigna‐
len of wordt volledig gedeactiveerd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blindehoek‐
systeem.
Verkeerswaarsch. achteruitr. : Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
■ Comfort en gemak
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Personalisatie door bestuurder : Ac‐
tiveert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Automat. oproepen geheugen : Ac‐
tiveert of deactiveert het oproepen
van de opgeslagen instellingen
voor de afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.

Page 128 of 329

126Instrumenten en bedieningsorganen
Comfortuitstap best. stoel: Acti‐
veert of deactiveert de uitstaphulp van de elektrische stoelverstelling.
Spiegel kantelen in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert de parkeerhulp‐ functie van de buitenspiegel aan de
passagierskant.
Automat. inklappen spiegel : Acti‐
veert of deactiveert het inklappen van de buitenspiegels via de hand‐ zender.
Autom. ruitenw. in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
Ruitenw. met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch
wissen met regensensor.
■ Verlichting
Verlichting uit : Activeert of deacti‐
veert en verandert de duur van de
uitstapverlichting.
Voertuig vinden met lichtsignaal :
Activeert of deactiveert de wel‐ komstverlichting.Verstelbaar stadslicht : Activeert of
deactiveert de functies van het
adaptieve rijlicht.
Verkeer links of rechts : Omschake‐
len tussen verlichting voor links- of
rechtsrijdend verkeer.
■ Deurvergrendeling
Open deur niet vergrendelen : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche bestuurdersportiervergrende‐
lingsfunctie wanneer het portier
open staat.
Vertraagde deurvergrendeling : Ac‐
tiveert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
Automatisch deur vergrendelen :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
■ Afstand vergr, ontgr, starten
Lichtsign. ontgr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarmknip‐
perlichtsignaal bij het ontgrende‐
len.Melding vergrend. op afstand : Wij‐
zigt het type terugmelding bij het
vergrendelen van de auto.
Ontgrendelen op afstand : Veran‐
dert de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Open deuren op afst. vergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
Passieve vergrendeling : Activeert
of deactiveert de passieve vergren‐
delingsfunctie.
Waarsch. afst. bed. nog in auto : Ac‐
tiveert of deactiveert de waarschu‐
wingstoon wanneer de elektroni‐
sche sleutel in de auto blijft.
Bluetooth
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Spraak in-/uitvoer
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.

Page 129 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen127
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugk. naar fabrieksinst.
Inst. voertuig herstellen : Reset alle
functies op standaardinstellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de auto.
Instellingen radio herstellen : Reset
alle radiofuncties op standaardinstel‐ lingen. Zie handleiding bij het infotain‐
ment-systeem.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
TouchPad
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.

Page 130 of 329

128VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 128
Binnenverlichting .......................136
Verlichtingsfuncties ....................138Rijverlichting
Lichtschakelaar Lichtschakelaar met
automatische verlichtingLichtschakelaar draaien:AUTO=automatische verlichting:
de rijverlichting wordt au‐
tomatisch in- en uitgescha‐ keld, afhankelijk van het
omgevingslicht.m=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO.8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
De huidige status van de automati‐
sche verlichting wordt weergegeven
op het Driver Information Center.
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelamp 8 3 110.
Achterlichten De achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 330 next >