OPEL INSIGNIA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2014Pages: 329, PDF Size: 8.89 MB
Page 111 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen109
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐ der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem grijpt actief in. Het mo‐torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) 3 174, Traction Control-sys‐
teem 3 173.
Traction Control-systeem
uit k brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.Voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gereinigd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
reinigingsproces zo spoedig mogelijk.
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het reinigingsproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 163, Stop-startsysteem
3 160.Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Page 112 of 329

110Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept
3 225.
Te laag brandstofpeil i of Y brandt of knippert geel.
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Katalysator 3 164.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 231.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Rem intrappen - brandt geel.
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 171.
Autostop
D brandt wanneer de motor op Auto‐
stop staat.
Stop-startsysteem 3 160.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 128.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 129.
Page 113 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen111Grootlichtassistentiel brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐ veerd, zie adaptief rijlicht (AFL)
3 131.
Adaptive Forward Lighting f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer 4 seconden na het inscha‐
kelen van het contact als herinnering voor het symmetrische dimlicht
3 131.
Mistlamp
> brandt groen.
De mistlampen voor branden 3 135.Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht brandt 3 135.
Cruise control m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is ingeschakeld. In‐
gestelde snelheid wordt op Midlevel-
of Uplevel-display bij symbool m aan‐
gegeven.
Cruise control 3 178.
Adaptieve cruise control C of m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld. Ingestelde snelheid wordt
aangegeven bij symbool C of m.
Adaptieve cruise control 3 181.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 181, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 189.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 180.
Page 114 of 329

112Instrumenten en bedieningsorganenVerkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 206.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat open.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Centre (DIC) is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de in‐ strumentengroep is het Driver Infor‐
mation Center verkrijgbaar als Base‐
level-display, Midlevel-display of
Uplevel-display.
Afhankelijk van de uitrusting geeft het DIC aan:
■ kilometerteller en dagteller
■ boordinformatie
■ reis-/brandstofinformatie
■ verbruiksinformatie
■ prestatiegegevens
■ boord- en waarschuwingsinforma‐ tie
■ audio- en Infotainmentinformatie
■ telefooninformatie
■ navigatie-informatie
■ auto-instellingenBaselevel-display
De menupagina's op het Baselevel-
display worden geselecteerd door op
de toets MENU op de richtingaanwij‐
zer te drukken. Hoofdmenusymbolen
verschijnen op de bovenste regel van
het display:
■ W Menu Info
■ X Menu Instellingen
■ s Menu Verbruik
Sommige van de weergegeven func‐
ties variëren tussen rijdende en stil‐
staande auto, andere functies zijn al‐
leen actief als de auto rijdt.
Page 115 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen113
Persoonlijke instellingen 3 124. Op‐
geslagen instellingen 3 24.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op de toets MENU om tussen de
hoofdmenu's te schakelen of om van‐
uit een submenu één niveau terug te
gaan.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina van het hoofdmenu te selecterenof om een numerieke waarde in te
stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te selecteren en te bevesti‐
gen.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het DIC. Be‐
vestig berichten door op de toets SET/CLR te drukken. Boordinforma‐
tie 3 121.
Midlevel- en Uplevel-display
Menupagina's verschijnen door op de stuurwielknop p te drukken. Druk op
Q of P om een menu te selecteren,
druk op 9 om te bevestigen. Selec‐
teerbare menupagina's zijn:■ Menu Info
■ Menu Prestaties
■ Menu Audio
■ Menu Telefoon
■ Menu Navigatie
■ Menu Instellingen
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Instrumentengroep Uplevel kan wor‐
den weergegeven als Sportmodus of
Tourmodus. Zie hieronder: Menu In‐
stellingen, displayonderwerpen.
Persoonlijke instellingen 3 124. Op‐
geslagen instellingen 3 24.
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen wor‐
den geselecteerd met de knoppen
rechts in het stuurwiel.
Page 116 of 329

114Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op p om de hoofdmenupagina te
openen.
Selecteer een hoofdmenupagina met
Q of P.
Bevestig een hoofdmenupagina met
9 .
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op Q of P om
subpagina's te selecteren.
Druk op q om een volgende map van
de geselecteerde subpagina te ope‐
nen.
Druk op Q of P om functies te se‐
lecteren of zo nodig een numerieke waarde in te stellen.
Druk op 9 om een functie te selecte‐
ren en te bevestigen.
Als het Driver Information Center
(DIC) de bestuurder verzoekt een
functie of bericht te bevestigen door
op H (Selecteren) te drukken, be‐
vestig dan door op 9 te drukken.
Na het selecteren van een hoofdme‐
nupagina blijft deze selectie opgesla‐ gen totdat er een andere hoofdmenu‐
pagina wordt geselecteerd. Dit houdt
in dat u na het selecteren van de pa‐
gina Menu Info kunt veranderen van
subpagina door gewoon op P of Q
te drukken.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐ derhoudsinformatie op het DIC. Be‐vestig berichten door op de toets 9 te
drukken. Boordinformatie 3 121.
Menu Info Onderstaand volgt een lijst met alle
mogelijke pagina's van het menu Info. Sommige zijn voor uw specifieke auto
wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren:
■ Dagteller 1/A Gemiddeld verbruik
Gemiddelde snelheid
■ Dagteller 2/B Gemiddeld verbruik
Gemiddelde snelheid
■ Digitale snelheid
■ Actieradius brandstof
■ Actieradius brandstof LPG-versie ■ Momentaan verbruik
■ Resterende levensduur olie
■ Bandenspanning
■ Benzinebrandstofpeil LPG-brandstofpeil
■ Timer
■ Verbruikte brandstof
■ Verkeersbordherkenning
■ Afstand tot voorligger
■ Koelvloeistoftemperatuur
■ Batterijspanning
■ Eco-pagina: Grootste verbruikers
Page 117 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen115
■ Zuinigheidstrend
■ Eco-index
■ Lege pagina
Op het Baselevel-display worden de
pagina's "Resterende levensduur
olie", "Bandenspanning", "Verkeers‐
bordherkenning" en "Indicatie afstand
tot voorligger" weergegeven in het
menu Instellingen X . Selecteer dit
door op de toets Menu te drukken.
Op het Baselevel-display verschijnen de pagina's "Grootste verbruikers",
"Zuinigheidstrend" en "Eco-index" in
het menu Eco s . Selecteer dit
door op de toets Menu te drukken.
Dagteller 1/A en 2/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller werkt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, op
het Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.De informatie op de dagtellerpagina
1/A en 2/B kan apart worden terug‐
gezet voor dagteller, gemiddeld ver‐ bruik en gemiddelde snelheid terwijl
het betreffende display actief is.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, op
het Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.
Bij auto's op LPG wordt het gemid‐
delde verbruik aangegeven voor de
momenteel geselecteerde modus,
LPG of benzine.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op de toets SET/CLR te drukken, ophet Midlevel- en Uplevel-display door
op > te drukken en met 9 te beves‐
tigen.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐ mentane verbruik berekend. Op hetdisplay verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en gaat het controle‐
lampje i of Y op de brandstofmeter
branden.
Wanneer er onmiddellijk moet wor‐
den bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het dis‐
play blijft staan. Daarbij gaat het con‐
trolelampje i of Y op de brandstof‐
meter knipperen 3 110.
Page 118 of 329

116Instrumenten en bedieningsorganen
Actieradius brandstof LPG-versie
Weergeve van de actieradius brand‐
stof bij benadering met de resterende
brandstof in elke betreffende brand‐
stoftank met benzine en LPG, samen met de totale actieradius van beide
brandstofsoorten samen. Schakel
tussen de modi door op de toets SET/
CLR of de toets 9 te drukken.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's op LPG wordt het momen‐ tele verbruik aangegeven voor de
momenteel geselecteerde modus,
LPG of benzine.
Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het getal in % staat
voor de resterende levensduur van
de olie 3 103.
Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg 3 251.Benzinebrandstofpeil/LPG-
brandstofpeil
Geeft het brandstofpeil weer voor de
brandstof die momenteel niet wordt
gebruikt (Benzine of LPG). Een spe‐
cifieke meter op de DIC-groep geeft
het brandstofpeil weer voor de brand‐
stof die momenteel wordt gebruikt.
Timer
Druk voor starten en stoppen op 9.
Druk voor terugzetten op > en beves‐
tig Terugzetten.
Verbruikte brandstof
Geeft verbruikte brandstof sinds een
bepaald tijdstip aan. Druk voor terug‐
zetten op > en bevestig Terugzetten.
Verkeersbordherkenning
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3 206.Afstand tot voorligger
Geeft de afstand tot een rijdende
voorligger weer 3 192. Als de adap‐
tieve cruise control actief is, geeft
deze pagina in plaats daarvan de in‐
gestelde afstand tot voorligger weer.
Koelvloeistoftemperatuur
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
Batterijspanning
Geeft de accuspanning weer.
Grootste verbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers ver‐
schijnt in aflopende volgorde. De mo‐ gelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven. Een uitgeschakelde
verbruiker verdwijnt van de lijst en de
verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Tijdens slechts nu en dan voorko‐ mende rijomstandigheden activeert
de motor de achterruitverwarming au‐ tomatisch om de motorbelasting te
vergroten. In dat geval wordt de ont‐
waseminrichting van de achterruit
Page 119 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen117
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder deze heeft geactiveerd.
Zuinigheidstrend
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en laten de gevolgen van de terreingesteld‐
heid of het rijgedrag op het brandstof‐ verbruik zien.
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas omwille van een zuinig
verbruik uw rijstijl zodanig aan dat de
indicator binnen de Eco-zone blijft. In‐
dicator buiten de Eco-zone geeft een
hoger brandstofverbruik aan. Op het
Baselevel-display wordt de waarde
van het huidige verbruik aangegeven.
Schakelaanduiding : Op het Basele‐
vel-display wordt de huidige versnel‐
ling in een pijltje aangegeven. Het cij‐
fer erboven geeft aan dat de bestuur‐
der omwille van het brandstofverbruik moet opschakelen.Lege pagina
geeft een lege pagina zonder enige informatie weer.
Menu Prestaties Het menu Prestaties is alleen be‐
schikbaar op het Uplevel-display.
Onderstaand volgt een lijst met alle
mogelijke pagina's van het menu Prestaties. Sommige zijn voor uw
specifieke auto wellicht niet beschik‐
baar.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren:
■ Wrijvingsluchtbel
■ Accelereren en remmen
■ Olietemperatuur
■ Oliedruk
■ Batterijspanning
■ Temperatuur transmissieolie
Wrijvingsluchtbel
Een visuele weergave met vier kwa‐
dranten, voor elke hoek van de auto
één, met een "luchtbel" die aangeeft
waar de meeste massatraagheid op
de auto wordt uitgeoefend.Accelereren en remmen
Toont de hoeveelheid rem- of acce‐
leratiedruk door de bestuurder als
percentage in een balkweergave
rondom de buitenkant van de DIC-
zone. De linkerzijde is voor accelera‐
tie en de rechterzijde is voor remmen.
Olietemperatuur
Geeft de olietemperatuur in graden
Celsius weer.
Oliedruk
Geeft de oliedruk in kPa weer.
Batterijspanning
Geeft de accuspanning weer.
Temperatuur transmissieolie
Geeft de temperatuur van de trans‐
missieolie in graden Celsius weer.
Menu Audio In het menu Audio kunt u naar muziek
zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Page 120 of 329

118Instrumenten en bedieningsorganen
Menu Telefoon
In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐ begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Menu InstellingenDe onderstaande lijst bevat alle mo‐
gelijke pagina's van het menu Instel‐ lingen. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn som‐
mige functies weergegeven als sym‐
bool.Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's
op:
■ Eenheden
■ Displayonderwerpen
■ Infopagina's
■ Snelheidswaarschuwing
■ Band belasten
■ Software-informatie
Eenheden
Druk tijdens het weergeven van Een‐
heden op >. Selecteer Engelse of
metrische eenheden door op 9 te
drukken.
Displayonderwerpen
Druk tijdens het weergeven van Dis‐
playonderwerpen op >. Selecteer
Sport- of Tourmodus door op 9 te
drukken. In de Sportmodus is er meer
boordinformatie, in de Tourmodus is
er meer media-informatie.
Deze instelling is alleen beschikbaar
bij een Uplevel-display.Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info. Se‐ lecteer de functies die op de pagina
Info moeten worden weergegeven
door op 9 te drukken. Geselecteerde
pagina's hebben een 9 in een aan‐
kruisvakje. Niet zichtbare functies
hebben een leeg aankruisvakje.
Zie Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
Op het snelheidswaarschuwingsdis‐
play kunt u een snelheid instellen die u niet wilt overschrijden.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op > te drukken terwijl de pagina
wordt weergegeven. Druk op Q of
P om de waarde aan te passen. Druk
op 9 om de snelheid in te stellen. Na
het instellen van de snelheid kan
deze functie worden uitgeschakeld
door tijdens het bekijken van deze pa‐ gina op 9 te drukken. Als de gese‐
lecteerde maximumsnelheid wordt
overschreden, verschijnt er een pop-
upwaarschuwing en klinkt er een ge‐
luidssignaal.