OPEL INSIGNIA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 231 of 335

Rijden en bediening229ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk
de vergrendelhendel op het vulmond‐ stuk naar beneden.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendel‐
hendel op het vulmondstuk naar be‐
neden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai deze een kwartslag rechts-
of linksom. Trek zo ver mogelijk aan
de vergrendelhendel van het vul‐
mondstuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of begint langzaam te lopen wanneer
80% van het tankvolume is bereikt
(maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐ dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De meerwegklep op de vloeibaar- gastank beperkt de te vullen hoeveel‐
heid automatisch. Als een grotere
hoeveelheid wordt toegevoegd, ra‐
den we aan om de auto niet aan de
zon bloot te stellen voordat de extra
hoeveelheid is opgebruikt.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet zijn ge‐
normaliseerd, zijn verschillende
adapters nodig die verkrijgbaar zijn bij
Opel distributeurs en bij door Opel er‐ kende reparateurs.
ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland

Page 232 of 335

230Rijden en bediening
Adapter met bajonetsluitng: Neder‐
land, Noorwegen, Spanje, Verenigd
Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
DISH-adapter: Oostenrijk, Bosnië-
Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Tsje‐
chische Republiek, Denemarken,
Estland, Frankrijk, Griekenland, Hon‐ garije, Italië, Letland, Litouwen, Ma‐
cedonië, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Zweden,
Zwitserland, Turkije, Oekraïne
Tankdop Alleen een originele tankdop gebrui‐
ken. Auto's met een dieselmotor en
een ethanolmotor hebben speciale
tankdoppen.
Brandstofverbruik -
CO 2-uitstoot
Het (gecombineerde) brandstofver‐
bruik van de Opel Insignia ligt tussen
10,9 en 3,8 l/100 km.
Afhankelijk van het land verschijnt het
brandstofverbruik in km/l. In dit geval
ligt het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van het Opel Insignia binnen
een bereik van 9,2 tot 26,3 km/l.
De (gecombineerde) CO
2-emissie
ligt
tussen 252 en 99 g/km.
Voor de waarden specifiek voor uw
auto kunt u de EEG-conformiteitsver‐
klaring die bij uw auto is geleverd, of
andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
Algemene informatie
De officiële waarden voor het brand‐
stofverbruik en de specifieke CO 2-
emissie zijn gebaseerd op het Euro‐ pese basismodel met standaarduit‐
rusting.

Page 233 of 335

Rijden en bediening231De gegevens voor het brandstofver‐
bruik en de CO
2-
emissie zijn vastge‐
steld op basis van de richtlijn R (EG)
nr. 715/2007 (in de versie die van toe‐ passing is), rekening houdend met
het gewicht van het rijklare voertuig,
zoals bepaald in de richtlijn.
De gespecificeerde waarden zijn
slechts bedoeld om de verschillende
voertuigmodellen te kunnen vergelij‐
ken. Ze vormen geen garantie voor
het werkelijke brandstofverbruik van
een bepaalde auto. Accessoires lei‐
den mogelijk tot een geringe verho‐
ging ten opzichte van het opgegeven
brandstofverbruik en de CO 2- emis‐
sie. Het brandstofverbruik hangt bo‐
vendien af van de persoonlijke rijstijl,
de staat van het wegdek en de ver‐
keersomstandigheden.Trekhaak
Algemene informatie
De van fabriekswege gemonteerde
trekhaak wordt onder de achterbum‐
per ingeklapt.
Het achteraf monteren van een trek‐ haak door een werkplaats laten uit‐
voeren. Zo nodig wijzigingen in de
auto aanbrengen, zoals in het koel‐
systeem, de hitteschilden of andere
uitrusting. Alleen trekhaken gebrui‐
ken die voor uw auto zijn goedge‐
keurd.
Om schade aan de auto te voorko‐
men kan de elektrische achterklep
niet met de handzender worden be‐ diend wanneer er een aanhanger
elektrisch is aangesloten.
De lamp-uitvaldetectie van het aan‐
hangerremlicht constateert geen indi‐
vidueel uitgevallen lampen. Bij bijv.
vier lampen van 5 W wordt er pas uit‐ val geconstateerd als er nog slechts
één lamp van 5 W brandt of als alle
lampen zijn uitgevallen.Door montage van een trekhaak
wordt de opening voor het sleepoog
mogelijk afgedekt. Maak in dat geval
gebruik van een kogelstang.
Rijgedrag en aanhangertips Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel in‐
werkt, mag de kogel niet worden ge‐
smeerd.
Wanneer u een instabiele aanhanger met een max. toelaatbaar totaalge‐
wicht van meer dan 1400 kg (voor‐
wielaandrijving)/1600 kg (aandrijving
op alle wielen) trekt, is het uiterst
raadzaam een stabilisator te gebrui‐
ken wanneer u sneller rijdt dan
80 km/u.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling in‐
schakelen als bergopwaarts en onge‐ veer dezelfde snelheid aanhouden.

Page 234 of 335

232Rijden en bedieningBandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 303.
Aanhanger trekken
Trekgewicht Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐
tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren ver‐
meld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max.
12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor ie‐dere 1000 meter aan hoogtetoename
met 10% worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering hel‐
lingspercentage (minder dan 8%, bijv.
snelwegen) hoeft het maximaal toe‐
laatbare treingewicht niet te worden
verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 288
vermeld.
Kogeldruk De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het la‐
den van de aanhanger is van invloed
op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(85 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren ver‐
meld. Altijd de maximale kogeldruk
nastreven, vooral bij zware aanhan‐
gers. Nooit rijden met een kogeldruk
lager dan 25 kg.Achterasbelasting
Wanneer een aanhanger is aange‐
koppeld en de trekauto maximaal is
beladen, dan mag de max. achteras‐
belasting (zie typeplaatje of autopa‐
pieren) met 90 kg worden overschre‐
den bij de 5-deurs hatchback/4-deurs sedan en 85 kg bij de Sports Tourer/
Country Tourer. Het max. totaalge‐
wicht mag met 65 kg worden over‐
schreden bij de 5-deurs hatchback/4-
deurs sedan en 60 kg bij de Sports
Tourer/Country Tourer. Wordt de toe‐
laatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐
snelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
U kunt de inklapbare trekhaak nietvan de auto verwijderen. Wanneeru niet met een aanhanger rijdt,
klapt u de trekhaak in.

Page 235 of 335

Rijden en bediening2339Waarschuwing
Er mag niemand in de draaicirkel
van de trekhaak staan. Kans op
letsel.
Wanneer u de ingeklapte trekhaak ontgrendelt, moet u links van dehandgreep staan.
Ingeklapte trekhaak ontgrendelen
Trek de handgreep links van de num‐
merplaat onder het achterbumperpa‐
neel onder een hoek van ca 45° tot de
grond.
U hoort een waarschuwingszoemer wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Trek de ontgrendelde trekhaak zover
omhoog dat deze vastklikt.
Zorg dat de trekhaak goed vergren‐
deld en de ontgrendelingshendel in zijn verborgen uitgangspositie terug‐
gezet is, anders stopt de zoemer niet.
Trekhaak inklappen/verbergen
Trek de handgreep links van de num‐
merplaat onder het achterbumperpa‐
neel in een hoek van ongeveer 45°
met de grond.

Page 236 of 335

234Rijden en bediening
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Zwenk met een vlakke hand de ont‐
grendelde trekhaak naar rechts totdat deze onder de bodem vastklikt. Zet
de ontgrendelhendel terug in de ver‐
borgen beginstand, anders stopt de
zoemer niet.9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde trekhaak. Roep hulp in
van een werkplaats wanneer de
trekhaak niet goed vastklikt, wan‐
neer u de ontgrendelingshendel
niet in zijn verborgen uitgangspo‐
sitie kunt terugzetten of wanneer
de zoemer klinkt nadat de trek‐
haak is vergrendeld.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 184.

Page 237 of 335

Verzorging van de auto235Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................236
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 236
Auto stallen .............................. 236
Verwerking van sloopauto .......236
Controle van de auto .................237
Werkzaamheden uitvoeren .....237
Motorkap ................................. 237
Motorolie .................................. 238
Automatische transmissievloeistof ................239
Koelvloeistof ............................ 240
Stuurbekrachtigingsvloeistof ...241
Sproeiervloeistof ......................241
Remmen .................................. 242
Remvloeistof ............................ 242
Accu ........................................ 242
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 244
Wisserblad vervangen .............244
Gloeilamp vervangen .................245
Halogeenkoplampen ...............246
Xenonkoplampen ....................248
Mistlampen .............................. 250Achterlichten............................ 250
Zijrichtingaanwijzers ................253
Kentekenverlichting .................254
Binnenverlichting .....................254
Instrumentenverlichting ...........255
Elektrisch systeem .....................255
Zekeringen .............................. 255
Zekeringenkast in motorruimte 256
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................259
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 260
Boordgereedschap ....................262
Gereedschap ........................... 262
Velgen en banden .....................262
Winterbanden .......................... 262
Aanduidingen op banden ........263
Bandenspanning .....................263
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 264
Profieldiepte ............................ 266
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 267
Wieldoppen ............................. 267
Sneeuwkettingen .....................268
Bandenreparatieset .................268
Wiel verwisselen ......................272
Reservewiel ............................. 274
Starthulp gebruiken ...................277Trekken...................................... 278
Auto slepen ............................. 278
Andere auto slepen .................280
Verzorging van uiterlijk ..............282
Verzorging exterieur ................282
Verzorging interieur .................284

Page 238 of 335

236Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐
derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt

Page 239 of 335

Verzorging van de auto237u op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐
montagebedrijf.
Gasvoertuigen moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem en de Xe‐
nonkoplampen werken met een
zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.

Page 240 of 335

238Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch om‐ hoog gehouden.
Luchtinlaat 3 161.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 167.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 286.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens vijf minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende oliepeilstokken ge‐
bruikt.

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 340 next >