sensor OPEL MOKKA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 195 of 239

Verzorging van de auto193Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 95.
Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning verhoogd of ver‐
laagd moet worden.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitge‐
rust met spanningssensoren. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. De contro‐
lelamp w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem werken.
Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten ge‐
bruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare fre‐quenties gebruiken, kan dit de wer‐
king van het bandenspanningscon‐
trolesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensor; ver‐
vang de complete ventielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 225 en selecteer de betreffende in‐
stelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatie- menu
voertuig 3 89. Deze instelling is de
referentie voor de bandenspannings‐ waarschuwingen.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen als de auto stilstaat en de handrem aangetrokken is. Bij auto's
met automatische versnellingsbak
moet de keuzehendel op P staan.
Selecteer:
● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
● Max voor volledige belading
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐
tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld na‐ dat de wielen zijn geroteerd of alle
wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn

Page 196 of 239

194Verzorging van de autovervangen. De bandenspannings‐
sensoren moeten ook worden gekop‐ peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een inleerge‐
reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de
huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Neem contact op met een werkplaats voor onderhoud of om inleergereed‐
schap aan te schaffen. U hebt twee
minuten voor het koppelen van de po‐
sitie van het eerste wiel en vijf minu‐
ten voor het koppelen van de positie van alle vier de wielen. Bij het over‐
schrijden van deze tijd stopt het kop‐ pelen en moet u opnieuw beginnen.
De koppelingsprocedure voor de ban‐ denspanningssensoren is als volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.3. Op auto's met automatische ver‐ snellingsbak: zet de keuzehendel
in P.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer Neu‐
traalstand.
4. Druk op MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.
5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er
moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces ver‐ schijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De cla‐
xon piept twee keer om aan te ge‐
ven dat de ontvanger in de inleer‐ modus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de lin‐ kerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de toets om de ban‐denspanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging
dat de sensoridentificatiecode
aan de positie van deze band en
dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met het achterwiel links
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 9. De claxon
piept twee keer ter aanduiding dat de sensoridentificatiecode aan
het achterwiel aan bestuurders‐
zijde is gekoppeld en dat de pro‐
cedure voor het koppelen van de
bandenspanningssensoren afge‐
sloten is.
13. Schakel het contact uit.

Page 236 of 239

234I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 49
Info-Displays ................................. 89
Inhouden ................................... 224
Inklapbare spiegels .....................28
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 117 Interieurverlichting ......................116
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........52
K Katalysator ................................. 134
Kentekenverlichting ...................183
Keuzehendel ............................. 135
Kilometerteller .............................. 78
Kindersloten ................................. 24 Kinderveiligheids-systemen ..........48
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................119
Klok .............................................. 76
Koelvloeistof .............................. 172
Koelvloeistof en antivries ............213
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...80
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 111
Koplampverstelling ....................111L
Laadsysteem ............................... 84
Lane Departure Warning ......86, 155
Leeslampen ............................... 117
Lekke band ................................. 200
Lichtschakelaar .......................... 109 Lichtsignaal ................................ 111
Luchtinlaat ................................. 125
M Meters........................................... 78Mistachterlicht ...................... 89, 115
Mistlamp ...................................... 89
Mistlampen ................................ 180
Mistlampen voor ........................115
Motorgegevens .......................... 220
Motor-ID...................................... 216
Motorkap .................................... 170
Motorkap open.............................. 89
Motorolie .................... 171, 213, 217
Motoroliedruk ............................... 87
Motor starten ............................. 129
N Nieuwe auto inrijden ..................128
O Obstakeldetectiesystemen .........148
Olie, motor .......................... 213, 217
OnStar ........................................ 104
Ontlaadbeveiliging accu ............118Opbergvakken .............................. 54
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................54
Opbergvak middenconsole ..........56
Opbergvak onder passagiersstoel 56
Opgeslagen instellingen ...............21
Opschakelen................................. 86
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 206
Parkeerhulp ............................... 148
Parkeren .............................. 18, 133
Park pilot met ultrasoonsensoren 148
Partikelfilter ................................. 133
Pedaal intrappen .......................... 85
Persoonlijke instellingen ............100
Pollenfilter .................................. 125
Portieren ....................................... 24
Portier open ................................. 89
Prestaties ................................... 221
Profieldiepte ............................... 195
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 230
Regelbare instrumentenverlichting ...........116
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 229
Remassistentie .......................... 140

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30