OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 101 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen99Ook verschijnt het bericht VERVANG
ZSM DE MOTOROLIE op het Driver
Information Center.
Servicedisplay 3 93.
Schakel motor uit
C brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Als C brandt (mogelijk in combinatie
met W en/of R) de auto zo spoedig
mogelijk stoppen en de motor
uitschakelen.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Afhankelijk van het type storing kan er
ook een waarschuwingsmelding op
het Driver Information Center
verschijnen 3 103.
Remsysteem
R brandt rood.
Controlelamp R blijft branden na het
inschakelen van het contact als de
handrem aangetrokken is en dooft
wanneer de handrem wordt losgezet
3 158.
Wanneer de handrem wordt losgezet, brandt R (mogelijk in combinatie met
C ) als het remvloeistofpeil te laag is
3 185.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 157.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelampjes u en A oplich‐
ten en de berichten CONTROLEER
ABS en CONTROLEER ESP op het
Driver Information Center 3 103
verschijnen, is er een storing in het
ABS. Het remsysteem blijft werken
maar zonder ABS-regeling.
Als controlelampen u, A , R en
C oplichten, worden ABS en ESP
gedeactiveerd en verschijnt het
bericht DEFECT REMSYSTEEM . De
hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem 3 157.
Opschakelen k of j brandt geel.
Gaat branden wanneer voor zuinig
rijden schakelen wordt aanbevolen.
ECO-modus 3 135.
Lane Departure Warning
ì brandt wit.
Brandt kort wanneer het contact wordt ingeschakeld en het systeem
bedrijfsgereed is.
Wanneer het systeem onbedoeld
wisselen van rijstrook herkent, klinkt
er een geluidssignaal in combinatie
met ì.
Lane Departure Warning 3 170.

Page 102 of 267

100Instrumenten en bedieningsorganenElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP)
b knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Knippert tijdens het rijden Het systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd 3 161.
Brandt onderweg Het systeem is niet beschikbaar.
Kan samen met de controlelamp A
oplichten 3 98. Een bijbehorend
bericht verschijnt ook op het Driver
Information Center 3 103.
ESP® Plus
3 161, Traction Control-
systeem 3 160.
Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma uit
Ø brandt groen.Als ESP® Plus
gedeactiveerd is met
Ø op het instrumentenpaneel, dan
brandt controlelamp Ø en verschijnt
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 103.
ESP® Plus
3 161, Traction Control-
systeem 3 160.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor Als W brandt (mogelijk in combinatie
met controlelampje C), stop dan de
auto en schakel de motor uit.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 182.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
AdBlue
Õ brandt geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Tank zo
spoedig mogelijk AdBlue bij, opdat de motor blijft starten.
Licht samen met controlelamp A op
als aanduiding van een systeemsto‐
ring of als waarschuwing dat de motor na het bepaalde afstand wellicht niet
kan worden gestart. Onmiddellijk hulp
van een werkplaats inroepen.
Er verschijnt een bijbehorend bericht
op het Driver Information Center
3 103.
AdBlue 3 145.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.

Page 103 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen101Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
De controlelamp w brandt samen met
C 3 99 en er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center als
een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt gedetecteerd.
Knippert Storing in het systeem. Na enige tijd
brandt de controlelamp continu.
Neem contact op met een werkplaats.
De controlelamp w brandt samen met
A 3 98 en er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center als
een band zonder druksensor wordt
geplaatst (bijv. reservewiel).
Bandenspanningscontrolesysteem
3 206.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept
3 181.
Te laag brandstofpeil Y brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Brandstofpeil in de tank is te laag.
Onmiddellijk bijtanken.
Tank nooit leegrijden.
Tanken 3 172.

Page 104 of 267

102Instrumenten en bedieningsorganenKatalysator 3 145.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 188.
Stop-startsysteem
\
Brandt wanneer een Autostop wordt
verhinderd als niet aan bepaalde
voorwaarden wordt voldaan.
Ï brandt of knippert geel / groen.
Brandt Licht groen op tijdens een Autostop.
Als Ï geel oplicht, is er sprake van
een fout in het Stop/Start-systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert Knippert groen tijdens automatisch
opnieuw starten.
Stop-startsysteem 3 138.
Rijverlichting
9 brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde buitenver‐
lichting 3 109.Grootlicht
P brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 110.
Grootlichtassistentie
í licht op wanneer de grootlichtas‐
sistentie wordt geactiveerd 3 110.
Mistlamp > brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde voorste mistlampen 3 113.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 113.
Cruise control
m , U brandt groen of geel.
m brandt groen als een bepaalde
snelheid wordt opgeslagen.U brandt groen als het systeem aan
is.
Snelheidsbegrenzer U brandt geel.
U brandt geel als het systeem aan is.
Cruise control, snelheidsbegrenzer
3 163.
Tachograaf
& licht op wanneer er een storing is
3 107.
Portier open
y brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld contact
wanneer er een portier of de bagage‐ ruimte open is.
Afhankelijk van de versie brandt ook
de controlelamp op het versnellings‐
bakdisplay en geeft aan welk portier
open is.

Page 105 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen103Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center zit in de
instrumentengroep onder de snel‐
heidsmeter.
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie, verschijnen de volgende zaken in
de display:
● buitentemperatuur 3 87
● klok 3 88
● kilometerteller, dagteller 3 91
● peilsensor motorolie 3 93
● service-display 3 93
● boordinformatie 3 104
● tripcomputer 3 105
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Info-Display Het centrale display op het Infotain‐
mentsysteem toont de tijd (en/of de
buitentemperatuur, afhankelijk van
de versie) en gegevens van het Info‐
tainmentsysteem.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op
de stuurkolom, het stemherkennings‐ systeem (mits beschikbaar) of via hetaanraakschermdisplay.Bediening met aanraakscherm
Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van het infotainmentsys‐ teem.

Page 106 of 267

104Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieEr verschijnen berichten in het Driver
Information Center, in combinatie met
controlelamp A of C.
InformatieberichtenInformatieberichtenSPAARSTAND ACCUANTISLIP-SYSTEEM UITLICHTAUTOMAAT NIET CTIEFOLIEPEIL CORRECT
Storingsmeldingen Verschijnen in combinatie met contro‐
lelampje A. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg een werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om de
storingsmelding te wissen. Na enkele
seconden verdwijnt de melding auto‐
matisch en blijft A in beeld. De
storing wordt daarna opgeslagen in
het on board-systeem.
StoringsmeldingenCONTROLEER ESPVERVANG DIESELFILTERTRANSMISSIE CONTROLERENCONTROLEER VERLICHTING
Waarschuwingsmeldingen
Deze kunnen verschijnen bij contro‐
lelampje C of in combinatie met
andere waarschuwingsmeldingen,
controlelampen of een akoestisch
signaal. Schakel de motor onmiddel‐
lijk uit en raadpleeg een werkplaats.
WaarschuwingsmeldingenDEFECTE INSPUITINGMOTOR TE HEETTRANSMISSIE TE HEET
Bandenspanningscontrolesysteem
3 206.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Als de veiligheidsgordel niet omgedaan is 3 55.
● Als u met aangetrokken handrem
een bepaalde snelheid over‐
schrijdt 3 158.
● Als de parkeerhulp een obstakel detecteert of als er een storing is3 166.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft en
de koppelingstemperatuur te
hoog is 3 153.
● Als de snelheid korte tijd een ingestelde limiet overschrijdt
3 91.
● Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur 3 28.

Page 107 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen105● Als de schuifdeur open is en dehandrem losgezet is 3 28.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 34.
● Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaald niveau daalt of als er een
storing is 3 145.
● Als het Lane Departure Warning-
systeem onbedoeld wisselen van
rijstrook detecteert en wanneer
het systeem geactiveerd is
3 170.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde rijverlichting 3 109.
● Er is een storing in de elektrische
portiervergrendeling 3 26.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft
3 153, de handrem niet aange‐
trokken is, de neutrale stand niet
geselecteerd is of het rempedaalniet ingetrapt is. Ook kan een
betreffend bericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 103.
● Als de buitenkruk van de zijschuifdeur bij het ontgrendelen
van de auto open staat 3 28.
● Als de handrem niet is aange‐ trokken wanneer de schakelaar
elektrische schuifdeur wordt ingedrukt 3 28.
● Als de elektrische schuifdeur aan
de binnenkant met actief kinder‐
slot wordt vergrendeld 3 28.
● Als de motor in een Autostop maar niet uitgeschakeld is. Stop/
Start-systeem 3 138.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatieover rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden.
Afhankelijk van het specifieke model
kunnen de volgende functies worden
geselecteerd door de knop op het
uiteinde van de wisserhendel meer‐
dere malen in te drukken:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● actieradius

Page 108 of 267

106Instrumenten en bedieningsorganen● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● afstand vóór onderhoudsbeurt 3 93
● klok 3 88
● opgeslagen snelheid cruise control en snelheidsbegrenzer
3 163
● storings- en informatieberichten
● kilometerteller 3 91, dagteller
3 91
Brandstofverbruik Geeft de hoeveelheid brandstof aan
die verbruikt is sinds de laatste reset.
Het meten kan op elk gewenst
moment opnieuw worden gestart
door de knop aan het einde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
Gemiddeld verbruik De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 meter.
Het gemiddelde verbruik wordt
aangegeven op basis van de afge‐ legde afstand en de verbruikte brand‐
stof sinds de laatste reset.De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
De waarde verschijnt na het bereiken
van een snelheid van 30 km/u.
Actieradius
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 meter.
De actieradius wordt berekend op
basis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde
verbruik sinds de laatste reset.
De actieradius verschijnt niet als
controlelampje Y op de instrumenten‐
groep 3 101 verschijnt.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 meter.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie boordcomputer
resetten
Boordcomputer terugzetten door een
van de functies ervan te selecteren en de knop aan het uiteinde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐
computer kan worden gereset:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid

Page 109 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen107Bij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de boordcomputer automa‐
tisch teruggezet.
Brandstofverbruikcijfer
(ecoScoring)
Indien aanwezig, verschijnt er een
cijfer van 0 tot 100 op het display van het Infotainmentsysteem ter beoorde‐
ling van het brandstofverbruik op
basis van uw rijstijl.
Hoe hoger het cijfer, hoe beter het
brandstofverbruik.
Op het display verschijnen ook tips
voor een beter brandstofverbruik.
Ritten kunnen worden opgeslagen in
het systeemgeheugen, zodat u pres‐
taties kunt vergelijken. Raadpleeg
voor meer informatie de Handleiding
Infotainment.
Boordinformatie 3 104.
Ritverslag
Wanneer de motor uitgeschakeld is, wordt er mogelijk een verslag van de
laatste rit op het display van het Info‐
tainmentsysteem getoond.De volgende informatie verschijnt:
● gemiddeld brandstofverbruik
● dagteller
● bespaarde brandstof in km
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Onderbreking van de voeding
Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.Tachograaf
De tachograaf is te bedienen zoals
aangegeven in de geleverde gebrui‐
kershandleiding. Voorschriften
omtrent het gebruik aanhouden.
Bij een storing licht controlelamp & op
in de instrumentengroep. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Let op
Wanneer er een tachograaf aange‐
bracht is, verschijnt de totale afge‐
legde afstand wellicht alleen op de

Page 110 of 267

108Instrumenten en bedieningsorganentachograaf en niet op de kilometer‐
teller op het display van het instru‐
mentenbord.
Kilometerteller 3 91.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 270 next >