OPEL VIVARO B 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 151 of 197

Verzorging van de auto149Mistachterlicht
1.De 2 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap) en het lamphuis verwijderen.
2. Lamphouder linksom draaien om deze van het lamphuis te schei‐
den.
3. Bovenste lamp vervangen.
4. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
5. Lamphuis met de 2 boutjes mon‐ teren.
Binnenverlichting
Interieurverlichting voor en
achter
1. Lens compleet verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Lens plaatsen.
Laadruimteverlichting
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Achterste afdekking op lamphuis verwijderen.
3. Lamp vervangen.
4. Achterste afdekking en lamphuis aanbrengen.
Verlichting
handschoenenkastje
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.

Page 152 of 197

150Verzorging van de autoInstrumentenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Het wordt geadviseerd altijd een vol‐
ledige set zekeringen mee te nemen.
Dergelijke reservezekeringen kunnen
in de zekeringenkast worden be‐
waard.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.

Page 153 of 197

Verzorging van de auto151
Let op
Het is mogelijk dat niet alle in deze
gebruikershandleiding beschreven
zekeringenkasten op uw auto aan‐ wezig zijn. Raadpleeg het zekerin‐
genkastlabel indien aanwezig.
Zekeringtrekker
Voor het vervangen van zekeringen
bevat de zekeringendoos een zeke‐ ringtrekker.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit aan de linker‐
kant van het instrumentenbord, ach‐
ter een bekledingspaneel.
Trek het bovenste deel van het be‐
kledingspaneel weg om bij de zeke‐
ringenkast te komen.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.

Page 154 of 197

152Verzorging van de auto
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.

Page 155 of 197

Verzorging van de auto153

Page 156 of 197

154Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)2APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)3Interieurverwarming4Aanpassingen5Aanpassingen6Interieurverwarming7Extra airco8Hulpverwarming9Elektrische buitenspiegels, extra aanpassingen10Verwarmbare buitenspiegels11Radio, multimedia, elektrische
buitenspiegels, diagnoseaan‐
sluiting12Multimedia, trekhaak13Brandstofinspuitsysteem, interi‐
eurverlichtingNr.Stroomkring14Brandstofinspuitsysteem,
bandenspanningscontrolesys‐
teem, elektronisch sleutelsys‐
teem15Alarmknipperlichten, richting‐
aanwijzers16Centrale vergrendeling17Grootlicht links, grootlicht rechts, achterlichten, dagrijlicht links18Mistlampen voor, mistachter‐
lichten, kentekenverlichting19Alarm, claxon, automatische
verlichting, wisser20Instrumentengroep21Lichtschakelaar22Achterruitwisser, sproeierpomp
voorruit, claxon23APC algemene accu24Achteruitrijlichten25Start/Stop-knop motor26Brandstofinspuiting, startmotorNr.Stroomkring27Airbag, stuurslot28Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit29Stuurbekrachtiging30Remlichten31APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)32Servicedisplay33Aansteker, 12 V-aansluiting34Grootlicht rechts, grootlicht links, koplampen, dagrijlicht rechts35Remlichten, ABS, startbeveili‐
ging36Interieurverlichting, airco37Starten met elektronisch sleutel‐
systeem38Achterruitwisser39Waarschuwingssignalen4012V-aansluiting bagageruimte41Motor elektrisch bediende ruit4212V-aansluiting achterin

Page 157 of 197

Verzorging van de auto155
Nr.Stroomkring43Starten, carrosserieregelmodule44Stoelverwarming45Verwarming, airco46Voorruitwissers47TachograafBoordgereedschap
Gereedschap
De krik, de wielsleutel, de wielbout‐
mof, de momentsleutel, adapters, de wieldophaak en het sleepoog liggen
in een module onder de bestuurders‐
stoel.
Schuif de stoel naar voren en klap de rugleuning naar voren 3 45 om bij de
gereedschapskist te komen. U kunt de gereedschapskist vastzetten met
een vleugelmoer.
Wiel verwisselen 3 164, Reservewiel
3 166.
Auto’s met bandenreparatieset: De
wieldophaak en de momentsleutel lig‐
gen in het koffertje met de bandenre‐ paratieset, dat onder de bestuurders‐stoel opgeborgen is.
Bandenreparatieset 3 161.

Page 158 of 197

156Verzorging van de autoVelgen en bandenConditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐ heid.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.Afhankelijk van de voorschriften die in
uw land gelden dient er een sticker in het zicht van de bestuurder te worden
aangebracht met daarop de toelaat‐
bare maximumsnelheid bij gebruik
van winterbanden.
Aanduidingen op bandenBijv. 195/65 R 16 C 88 Q195=Bandbreedte in mm65=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlat16=Velgdiameter in inchesC=Cargo (bedrijfswagen)88=Kengetal voor draagvermo‐
gen, 88 komt bijv. overeen
met 567 kgQ=Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=maximaal 160 km/uS=maximaal 180 km/uT=maximaal 190 km/uH=maximaal 210 km/uV=maximaal 240 km/uW=maximaal 270 km/u
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Bandenspanningswaarden 3 187.
Breng de banden op de spannings‐
waarden zoals vermeld op het label op het frame van de bestuurdersdeur.

Page 159 of 197

Verzorging van de auto157
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 187.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐
denspanning van alle vier de banden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de
bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
Bandenspanningswaarden op
display
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center 3 90.

Page 160 of 197

158Verzorging van de auto
Druk bij een stilstaande auto meer‐
dere malen op de knop op het uit‐
einde van de wisserhendel totdat het
menu Bandenspanningswaarden
verschijnt.
Bandenspanning te laag
Een te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 88 en een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 187.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op Driver In‐
formation Center bij te werken. Hierbij
kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met druk‐
sensoren, omdat anders de banden‐
spanning niet wordt weergegeven en
w enkele seconden knippert, vervol‐
gens brandt en er een bijbehorend
bericht op het Driver Information Cen‐ ter verschijnt.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Voor de
overige drie wielen blijft het systeem
in werking.Controlelamp w en het bijbehorende
bericht blijven actief totdat de banden op de juiste bandenspanning zijn ge‐
zet.
Driver Information Center 3 90.
Boordinformatie 3 91.
Lekke band
Een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt aangegeven
door het oplichten van controlelamp
w samen met F 3 86 en een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information
Center.
Bandenspanning 3 187, Bandenre‐
paratieset 3 161, Reservewiel
3 166, Wiel verwisselen 3 164.
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg lopen de temperatuur en de spanning van de band op.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 200 next >