OPEL VIVARO B 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 171 of 241
Rijden en bediening169Trekhaak
Algemene informatie
Het achteraf monteren van een trek‐
haak door een werkplaats laten
uitvoeren. Zo nodig wijzigingen in de
auto aanbrengen, zoals in het koel‐
systeem, de hitteschilden of andere
uitrusting. Alleen trekhaken gebrui‐
ken die voor uw auto zijn goedge‐
keurd.
Rijgedrag en aanhangertips
Bij beremde aanhangers/caravans de losbreekkabel bevestigen.
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd. Voor aanhangers met een
geringe rijstabiliteit wordt het gebruik
van een trillingsdemper aanbevolen.
Niet sneller rijden dan 80 km/u, ook al
zijn hogere snelheden toegestaan in
het land waar u rijdt.Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 222.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 m boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de ijlere lucht
daalt en het klimvermogen daardoor
afneemt, moet het maximaal toelaat‐ bare treingewicht voor iedere
1000 m aan hoogtetoename met
10% worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering
hellingspercentage (kleiner dan 8%,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 217
vermeld.
Kogeldruk De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
Page 172 of 241
170Rijden en bedieningDe maximaal toelaatbare kogeldruk
staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers. Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.
Wanneer de aanhanger met meer
dan 1200 kg beladen is, een minimale kogeldruk van 50 kg aanhouden.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belading van de auto
(inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie
typeplaatje of autopapieren) niet worden overschreden.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto / aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling (ESC) 3 155.
Page 173 of 241
Verzorging van de auto171Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................172
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 172
Auto stallen .............................. 172
Verwerking van sloopauto .......173
Controle van de auto .................173
Werkzaamheden uitvoeren .....173
Motorkap ................................. 173
Motorolie .................................. 174
Motorluchtfilter ......................... 175
Koelvloeistof ............................ 176
Stuurbekrachtigingsvloeistof ...176
Sproeiervloeistof ......................177
Remmen .................................. 177
Remvloeistof ............................ 177
Accu ........................................ 178
Dieselbrandstoffilter .................180
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 180
Wisserblad vervangen .............181
Gloeilamp vervangen .................182
Koplampen .............................. 182
Mistlampen voor ......................183
Richtingaanwijzers vooraan ....183Achterlichten ............................ 183
Zijrichtingaanwijzers ................184
Derde remlicht ......................... 185
Achteruitrijlichten .....................186
Kentekenverlichting .................186
Mistachterlicht ......................... 187
Binnenverlichting .....................187
Instrumentenverlichting ...........188
Elektrisch systeem .....................189
Zekeringen .............................. 189
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................190
Boordgereedschap ....................193
Gereedschap ........................... 193
Velgen en banden .....................194
Banden .................................... 194
Winterbanden .......................... 194
Aanduidingen op banden ........194
Bandenspanning .....................195
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 196
Profieldiepte ............................ 198
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 198
Wieldoppen ............................. 199
Sneeuwkettingen .....................199
Bandenreparatieset .................199
Wiel verwisselen ......................202
Reservewiel ............................. 204Starthulp gebruiken ...................206
Trekken ...................................... 207
Auto slepen ............................. 207
Andere auto slepen .................208
Verzorging van uiterlijk ..............209
Verzorging exterieur ................209
Verzorging interieur .................211
Page 174 of 241
172Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke aanpassingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
rijhulpsystemen, het brandstofver‐
bruik, de CO 2-uitstoot en andere
emissies van de auto. Ook kan dan de typegoedkeuring komen te vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Was de auto. Breng was op het lakwerk van de auto aan.
Verzorging exterieur 3 209.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen. ● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Aangezien AdBlue maximaal twee jaar meegaat, moet eventu‐eel te oude vloeistof worden
ververst. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Page 175 of 241
Verzorging van de auto173Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Inspecteer alleen in de motor‐
ruimte wanneer het contact uit is. De auto mag niet in een Autostop
staan 3 140.
De koelventilator kan gaan werken zelfs als het contact uit is.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem wekt zeer
hoge spanningsniveaus op. Nietaanraken.
Om ze beter herkenbaar te makenzijn de doppen op de vulopeningen
voor motorolie, koelvloeistof,
remvloeistof, sproeiervloeistof en de
handgreep van de oliepeilstok geel
van kleur.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Page 176 of 241
174Verzorging van de auto
Zet de veiligheidspal, iets rechts van
het midden, naar links en open de
motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 140.
Voorzichtig
Zorg dat de voorruitenwisser
uitgeschakeld is voordat u de
motorkap opent 3 88.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte (onge‐
veer 30 cm) in de grendelpal vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
9 Waarschuwing
Laat bij ook maar de geringste
frontale aanrijding de motorkap‐ veiligheidspal door een werk‐
plaats controleren.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen.
Vergewis u ervan dat de gebruikte
motorolie de juiste specificatie heeft.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 214.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
10 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Trek de oliepeilstok eruit, wrijf hem
schoon, plaats hem volledig terug,
trek hem er weer uit en lees het moto‐ roliepeil af.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Page 177 of 241
Verzorging van de auto175Voorzichtig
Het motoroliepeil nooit tot onder
het minimumpeil laten dalen!
Het wordt geadviseerd dezelfde
kwaliteit olie te gebruikt als bij de laat‐
ste olieverversing.
Tussen de merkjes MIN en MAX kunt
u een hoeveelheid van ongeveer.
2,1 l voor motoren R9M 408, R9M 413
en R9M 415 respectievelijk ongeveer 3,5 l voor motoren R9M 450 en R9M
452 bijvullen.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Om bij het bijvullen van de motorolie
niet te morsen, adviseren wij u om
daarvoor een trechter te gebruiken.
Controleer of de trechter goed op de
vulpijp staat.
Doe de trechter na het bijvullen in een
plastic zak en berg deze goed op.
Het olieverbruik stabiliseert niet voor‐ dat de auto enkele duizenden kilome‐
ters heeft afgelegd. Pas dan kan het
werkelijke olieverbruik worden
bepaald.
Bij een verbruik van meer dan 0,6 l per 1000 km na deze inrijperiode wordt geadviseerd contact op te
nemen met een werkplaats.
Dop recht terugplaatsen en vast‐
draaien.
Motorluchtfilter
Indicator luchtstroom motor
Op bepaalde modellen is de luchtin‐
laat van de motor voorzien van een
indicator die aangeeft wanneer de
luchttoevoer naar de motor beperkt
is.
Open:Geen beperkingRode indicator:Beperkt
Neem contact op met een werkplaats,
als de rode indicator verschijnt bij een draaiende motor.
Page 178 of 241
176Verzorging van de autoKoelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –28 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken MINI staan. Bijvullen als het peil
te laag is.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Vul bij met antivries. Is er geen anti‐
vries beschikbaar, gebruik dan
schoon kraanwater of gedestilleerd
water. Dop goed vastdraaien. Anti‐
vriesgehalte door een werkplaats laten controleren en oorzaak van het
koelvloeistofverlies laten verhelpen.
Als een aanzienlijke hoeveelheid
koelvloeistof vereist is, dient het koel‐ systeem te worden ontlucht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Als de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is, brandt controlelamp W
3 102 rood op de instrumentengroep,
samen met C 3 101. Bij een te laag
koelvloeistofpeil een werkplaats
raadplegen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop of dat ze in het reservoir terechtkomen.
Het stuurbekrachtigingsvloeistofre‐
servoir zit onder het voorwielscherm
links, achter een bekledingspaneel.
In principe hoeft u het vloeistofpeil
niet te controleren. Als er bij het
sturen een ongewoon geluid klinkt of
als de stuurbekrachtiging vreemd
reageert, roep dan de hulp van een
werkplaats in.
Page 179 of 241
Verzorging van de auto177
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MIN zakt.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐ stof en antivries bijvullen.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Het gebruik van sproeiervloeistof
dat isopropanol bevat, kan de
buitenlampen beschadigen.
Sproeiervloeistof 3 214.
Remmen
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 180 of 241
178Verzorging van de autoDe remvloeistof moet tussen de
merktekens MINI en MAXI staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan, omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot
gevolg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Remvloeistof 3 214.
Accu
De accu bevindt zich onder een
afdekking in de motorruimte.
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Controlelampje p licht op als er een
storing in het laadsysteem is. Stop,
schakel de motor uit en roep de hulp
van een werkplaats in.
Laadsysteem 3 101.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken.
9 Gevaar
Controleer of het contact geheel is
uitgeschakeld (de auto mag niet ineen Autostop staan) voordat u de
accu aansluit of loskoppelt.
Stop-startsysteem 3 140.
Accu vervangen
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Roep de hulp van een werkplaats in
om de accu van de auto te laten
vervangen.
Stop-startsysteem 3 140.
Accu opladen
9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.