OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 141 of 297
Verlichting139
Afgebeeld is de interieurverlichting
achterin.
Bagageruimteverlichting Bij het openen van de bagageruimte
gaan de lampen in de bagageruimte
onder branden.Een van de lampen in de bagage‐
ruimte is ook te gebruiken als
zaklamp.
Trek de zaklamp uit de bovenkant van
de uitsparing.
Leeslampen
Werken door het indrukken van z en
B in de instapverlichting.
Page 142 of 297
140VerlichtingAfgebeeld is de interieurverlichting
achterin.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole Een in de dakconsole geïntegreerde
spot zorgt voor verlichting van de
middenconsole, wanneer de koplam‐
pen zijn uitgeschakeld.
De helderheid kan worden aangepast
in de Persoonlijke instellingen 3 127.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
Een of meer van de volgende verlich‐
tingsfuncties worden korte tijd inge‐ schakeld door de auto te ontgrende‐
len met de handzender:
● dimlicht of grootlicht
● achterlichten
● binnenverlichting
Hoeveel verlichtingsfuncties er
worden ingeschakeld hangt af van de omgevingsverlichting.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.Wegrijden 3 18.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 127.
De volgende verlichting gaat ook branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center
Uitstapverlichting De volgende verlichting gaat bran‐
den, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Padverlichting De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto verlaat.
Page 143 of 297
Verlichting141Handbediende padverlichting
Om de handbediende padverlichting
in te schakelen, het contact uitzetten, het bestuurdersportier openen en aan
de richtingaanwijzerhendel trekken.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
enkele seconden uit.
Om de handbediende padverlichting uit te schakelen, weer aan de hendel
trekken terwijl het bestuurdersportier
open is.
U kunt de duur van de padverlichting
instellen in de Persoonlijke instellin‐
gen 3 127.
Info-Display 3 123.
Automatische padverlichting
De padverlichting wordt geactiveerd, wanneer u na uitschakeling van het
contact het bestuurdersportier opent.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 127.
Info-Display 3 123.
Autozoekverlichting
Met deze functie kunt u de auto
zoeken, bijv. bij weinig licht met
behulp van de bediening op afstand.
De koplampen gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedu‐
rende 10 seconden.
Druk op de bediening op afstand op N.
De auto moet langer dan 5 seconden
vergrendeld zijn.
Wegverlichting
Met de wegverlichting kunt u de posi‐ tieverlichting, het dimlicht en de
kentekenverlichting met behulp van
de bediening op afstand inschakelen.Druk op de afstandsbediening op
D om de wegverlichting in te scha‐
kelen.
Druk nogmaals op D om de wegver‐
lichting uit te schakelen.
Ontlaadbeveiliging accu
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.
Page 144 of 297
142KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............142
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................142
Airconditioning ......................... 144
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 146
Parkeerverwarming .................150
Luchtroosters ............................. 152
Verstelbare luchtroosters ........152
Vaste luchtroosters ..................153
Koeling handschoenenkastje ..153
Onderhoud ................................. 154
Luchtinlaat ............................... 154
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 154
Service .................................... 154Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur ñ
● luchtverdeling w, x en y
● ventilatorsnelheid ý
● luchtrecirculatie q
● achterruitverwarming è of
verwarmbare buitenspiegels m
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Verwarmde stoelen ß 3 54.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door ñ op
de gewenste temperatuur te draaien.HI:warmLO:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersy:naar de voetenruimte en voor‐
ruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Page 145 of 297
Klimaatregeling143Luchtdebiet instellen door ý op de
gewenste snelheid te draaien.rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Luchtrecirculatiesysteem q
Luchtrecirculatiemodus met q
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met q
uitschakelen.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ontwasemen en ontdooien
● Druk op w: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur ñ in
hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid ý op hoogste
stand zetten,
● Schakel de achterruitverwarming
en de verwarmbare buitenspie‐
gels è in of schakel de
verwarmbare buitenspiegels m
in.
Page 146 of 297
144Klimaatregeling● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Voorruitverwarming 9 3 46.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur ñ
● luchtverdeling w, x en y
● ventilatorsnelheid ý
● koeling A/C
● luchtrecirculatie q
● achterruitverwarming è of
verwarmbare buitenspiegels m
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Temperatuur ñ
Temperatuur aanpassen door ñ op
de gewenste temperatuur te draaien.HI:warmLO:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling w, x , y
w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersy:naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet ý
Luchtdebiet instellen door ý op de
gewenste snelheid te draaien.rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Page 147 of 297
Klimaatregeling145De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop-startsysteem
3 160.
Luchtrecirculatiesysteem qLuchtrecirculatiemodus met q
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met q
uitschakelen.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op q voor luchtrecirculatie‐
systeem aan.
● Druk op x voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur ñ in
laagste stand zetten.
● Aanjagersnelheid ý op hoogste
stand zetten,
● Alle ventilatieopeningen openen.
Page 148 of 297
146KlimaatregelingRuiten ontwasemen en ontdooien
● Aanjagersnelheid ý op hoogste
stand zetten,
● Draaiknop voor temperatuur ñ in
hoogste stand zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Schakel de achterruitverwarming
è of de verwarmbare buiten‐
spiegels m in.
● Voorruitverwarming 9 inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontdooien zijn geselecteerd, is er wellicht geen Autostop mogelijk.
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontvriezen zijn geselecteerd
terwijl de motor in een Autostop is,
zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 160.
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Voorruitverwarming 9 3 46.
Stop-startsysteem 3 160.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie q
● luchtverdeling w
● tuimelschakelaar voor aanpas‐ sen van de temperatuur aanbestuurders- en passagierszijde
voorin
● ontwasemen en ontdooien h
Page 149 of 297
Klimaatregeling147● koeling A/C
● automatische modus AUTO
● temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
● achterruitverwarming è of
verwarmbare buitenspiegels m
● ventilatorsnelheid r s
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
De LED in de betreffende knop geeft
de geactiveerde functie aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. De LED in de toets
geeft aan dat het systeem geac‐
tiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin in met de linker
en rechter draairing. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.
Druk achter elkaar op AUTO om de
gewenste automatische instellingen
te selecteren:
● Soft Auto voor een zachte en
stille luchtverdeling.
● Auto voor warmtecomfort en een
stille luchtverdeling.
● Auto Fast voor een dynamische
en efficiënte luchtverdeling.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende functies te activeren:
Page 150 of 297
148KlimaatregelingLuchtdebiet r s
Druk op r voor meer of s voor
minder opbrengst.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w
Druk achter elkaar op w totdat de
gewenste richting van de luchtverde‐
ling verschijnt:
t:naar de voorruit en de voorste
zijruitenu:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersv:naar voetenruimte voor en
achterw:naar de voorruit en de voorste
zijruiten, naar hoofdzone en
zitplaatsen achterin via verstel‐
bare luchtroosters, naar voeten‐
ruimte voor en achterDruk achter elkaar op w voor combi‐
naties van verschillende luchtverde‐
lingsopties.
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker- en
rechterschakelaar voor aanpassen
van de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display naast de schakelaars voor
aanpassen van de temperatuur.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.