OPEL ZAFIRA C 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 131 of 305
Instrumenten en bedieningsorganen129GeluidssignalenBij het starten van de motor oftijdens het rijden Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer de adaptieve cruise con‐ trol automatisch uitschakelt.
■ Wanneer de afstand tot de voorlig‐ ger te klein is.
■ Wanneer een geprogrammeerde snelheid of snelheidslimiet wordtoverschreden.■ Er verschijnt een waarschuwings‐ tekst of waarschuwingscode op hetDriver Information Centre (DIC).
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Na het inschakelen van de achter‐ uitversnelling en het uittrekken van
de achterdrager.
■ Als het roetfilter de maximale ver‐ zadigingsgraad bereikt.
■ Als er AdBlue moet worden bijge‐ tankt.
Bij het parkeren van de auto en/ of het openen van het
bestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde buitenverlichting.Tijdens een Autostop
■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.
Page 132 of 305
130Instrumenten en bedieningsorganenTripcomputerU selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren, of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-display
Draai aan het stelwiel om een van de
submenu’s te kiezen:
■ Dagteller 1
■ Dagteller 2
■ Actieradius
■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik
■ Gemiddelde snelheid
■ Digitale snelheid
■ Verkeersbordherkenning
■ Routebegeleiding
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-Combi-display
Draai aan het stelwiel om de subme‐
nu's te kiezen:
Page 133 of 305
Instrumenten en bedieningsorganen131
■ Dagteller 1
■ Gemiddeld verbruik 1
■ Gemiddelde snelheid 1
■ Dagteller 2
■ Gemiddeld verbruik 2
■ Gemiddelde snelheid 2
■ Digitale snelheid
■ Actieradius
■ Momentaan verbruik
■ Routebegeleiding
Dagteller 1 en 2
De informatie van twee tripcomputers kan afzonderlijk worden teruggezet
voor de kilometerteller, het gemid‐ delde verbruik en de gemiddelde
snelheid met de knop SET/CLR. Zo
kunnen er verschillende tripgegevens
voor verschillende bestuurders wor‐
den weergegeven.
Dagteller
De dagteller geeft de afgelegde af‐
stand vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
2000 km en begint dan weer bij 0.
Voor het resetten drukt u de knop
SET/CLR enkele seconden in.
Page 134 of 305
132Instrumenten en bedieningsorganen
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er bij auto’s met een Uplevel- of Uplevel-Combi-display
een bericht.
Wanneer de tank onmiddellijk moet
worden bijgevuld, verschijnt er een
waarschuwingscode of waarschu‐
wingsbericht bij auto’s met een Mid‐
level-, Uplevel- en Uplevel-Combi-
display.
Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐ peren 3 117.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en begint met een standaardwaarde.Voor het resetten drukt u de knop
SET/CLR enkele seconden in.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u de knop
SET/CLR enkele seconden in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Verkeersbordherkenning
Toont waargenomen verkeersborden
tijdens het huidige traject 3 211.
Routebegeleiding
Naast de navigatie-informatie op het Color-Info-Display wordt routebege‐leiding op het Driver Information Cen‐
ter weergegeven.Afwijkende weergave voor auto's die
op aardgas rijden:
Actieradius Actieradius weergegeven voor rijden
op benzine en op aardgas.
Het is mogelijk om het totaal van beide standen weer te geven.
Gemiddeld verbruik
Het gemiddeld verbruik is altijd weer‐ gegeven in de geselecteerde modus.
Brandstofkeuzeschakelaar 3 108.
Momentaan verbruik
Huidig verbruik is altijd weergegeven
in de geselecteerde modus.
Brandstofkeuzeschakelaar 3 108.
Page 135 of 305
Instrumenten en bedieningsorganen133Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 23.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in hetGraphic-Info-Display
CD 300/CD 400/CD400plus
CONFIG -toets indrukken. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de
sportmodus worden geactiveerd
3 182.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties aandrijflijn :
Gasaanname en schakelkarakte‐ ristieken worden sneller.
Page 136 of 305
134Instrumenten en bedieningsorganen
■Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
■ Andere kleur verlichting
hoofdinstr. : Instrumentenverlich‐
ting verandert van kleur.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 104.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadathet contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling iedere
keer dat het contact wordt inge‐
schakeld of hanteert de laatst ge‐
kozen instelling.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐ stellingen.
Wis auto. achter in achteruit : acti‐
veert of deactiveert automatische inschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
■ Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Voorbereiding aanrijding : activeert
of deactiveert de automatische
Page 137 of 305
Instrumenten en bedieningsorganen135
remfunctionaliteit van de auto bij
dreigend gevaar voor een botsing.
Het volgende is een optie: het sys‐
teem neemt de remregeling over,
waarschuwt alleen via geluidssig‐
nalen of wordt geheel gedeacti‐
veerd.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐
systeem.
■ Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.
■ Portiervergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact. Activeert of deactiveert de automa‐ tische portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐sche portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐
lichtsignaal bij het ontgrendelen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
Autom. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen
Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Persoonlijke instellingen in het Colour-Info-Display Navi 600/Navi 900
CONFIG -toets indrukken. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
Page 138 of 305
136Instrumenten en bedieningsorganen
De volgende instellingen kunnen wor‐den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Navigatie-instellingen
■ Auto-instellingen
■ Displayinstellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 182.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : se stuurbekrachti‐
ging is verminderd.
■ Kleur dashboardverl. wisselen : In‐
strumentenverlichting verandert
van kleur.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 104.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert de
aanjagerregeling. De gewijzigde in‐
stelling wordt actief nadat het con‐
tact uit en opnieuw aan wordt ge‐ zet.
Airconditioning : Activeert of deacti‐
veert de koeling wanneer het con‐
tact wordt ingeschakeld of hanteert de laatst gekozen instelling.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
Page 139 of 305
Instrumenten en bedieningsorganen137
■Comfortinstellingen
Volume signaaltonen : Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Autom. wisser achter bij achteruit :
activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeersensor / botsherkenning
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Voorbereiding aanrijding : activeert
of deactiveert de automatische
remfunctionaliteit van de auto bij
dreigend gevaar voor een botsing.
Het volgende is een optie: het sys‐
teem neemt de remregeling over,
waarschuwt alleen via geluidssig‐
nalen of wordt geheel gedeacti‐
veerd.
Dodehoekalarm : Wijzigt de instel‐
lingen van het blindehoeksysteem.
■ Wegverlichting
Duur bij uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
Lokalisatielichten : Activeert of
deactiveert de welkomstverlichting.
■ Deurvergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact.
Activeert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergrendeling bij open deur :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
■ Vergrendel / ontgrendel / start op
afstandMelding bij ontgrendelen : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐
lichtsignaal bij het ontgrendelen.
Ontgrendelen op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het be‐
stuurdersportier of de hele auto te
ontgrendelen.
Deuren autom. opnieuw
vergrendelen : Activeert of deacti‐
veert de automatische hervergren‐
deling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
■ Terug op standaardinstellingen
Terug op standaardinstellingen :
Hervat alle standaardinstellingen.
Displayinstellingen
Te selecteren displayinstellingen:
■ Dagdesign : Optimale instelling bij
daglicht.
■ Nachtdesign : Optimale instelling in
het donker.
■ Automatisch : Het display gaat naar
een andere modus als de verlich‐
ting wordt in-/uitgeschakeld.
Page 140 of 305
138Instrumenten en bedieningsorganen
■Achteruitrijcamera : Wijzigt de in‐
stellingen van de achteruitkijkca‐
mera.
■ Fotolijst : Zie beschrijving voor het
Infotainmentsysteem in de handlei‐ ding bij het Infotainmentsysteem.
Instellingen in het Colour-Info-
Display CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de toets CONFIG op de con‐
sole van het Infotainmentsysteem om
naar het menu Configuratie te gaan.
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctionele
knop (Navi 950 / Navi 650: druk op de
buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
■ Profiel sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Profiel sportmodus
■ Sportprestaties motor :
Gasaanname en schakelkarakte‐ ristieken worden sneller.
■ Achtergrondverlichting
sportmodus :
Instrumentenverlichting verandert
van kleur.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.