PEUGEOT 2008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 324

129
6
Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór
Vastmaken
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.

De veili
gheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijdingzorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken. De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.

Hoogteverstelling
)
Knijp de knop A
in en schuif deze omlaag
om het bevestigingspunt lager te plaatsen.) Schuif de knop A
omhoog om het bevestigingspunt hoger te plaatsen.

Page 132 of 324

130
Veiligheid






Veiligheidsgordels achter

De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met op de buitenste zitplaatsen een spankrachtbegrenzer. Als het contact wordt aan
gezet, gaat
dit verklikkerlampje branden.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt (op instrumentenpaneel)
Vastmaken
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
)Breng bij de veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen de gesp naar de bovenzijde van de rugleuning om
te voorkomen dat de gesp tegen de
zijbekleding klappert. Het blijft enige tijd branden als de voorpassagier
zijn veiligheidsgordel niet vastmaakt. Vervolgensgaat het verklikkerlampje uit als de bestuurder
zijn veiligheidsgordel wel heeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h en de
bestuurder en/of de voorpassagier heeft de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt, knipper t het verklikkerlampje gedurende 2 minuten incombinatie met een steeds sterker wordendgeluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het
verklikkerlampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 133 of 324

131
6
Veiligheid



Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van eenautomatische blokkeerinrichting die in werkingtreedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt, niets aan wordengewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats, die tevens voor de garantiezorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsopof een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k .
Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetPEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 134 of 324

132
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en een knal,als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.



Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.












Airbags vóór


Activering

De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A), in de lengterichting van de auto en vanaf
de voorzijde richting de achterzijde van de auto,
die zich op een horizontale ondergrond moetbevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.

Page 135 of 324

133
6
Veiligheid

Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt ophet instrumentenpaneel bij aangezet contact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.


Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen

Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.

Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het
display, laat het systeem dan controleren
door het PEU
GEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Als dit lampje knipper t, raadpleeg dan het PEUGEOT- netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbag aanpassagierszijde bij een ernstigeaanrijding niet wordt geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )steek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde, )draai deze in de stand "OFF" , )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Page 136 of 324

134
Veiligheid
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.
De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.

Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.







Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
v
an het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.

Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.



Activering

De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwin
gslampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en eenmelding op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem
te latencontroleren. De kans bestaat dat deairbags bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.

Storing

Page 137 of 324

135
6
Veiligheid
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussende airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uwauto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaanop letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zichwenden tot het PEUGEOT- net wer k . Raadpleeg de rubriek "Accessoires".Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.



Airbags vóór

Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op hetdashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijpbrandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.











Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbagskunnen leiden tot hoofdletsel.Demonteer nooit de handgrepen van het dak(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

Page 138 of 324

136
Veiligheid








Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
Volg voor een optimale veiligheid de volgendeadviezen op:
- conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjesop met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd * , -de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een
plaats op de achterbank van uw auto,- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor-als achterin met de rug in de rijrichtingworden vervoerd.
PEUGEOTbeveelt u aan
kinderen op de buitenste achterzitplaatsen
van uw auto te vervoeren:

-
met de rug in de rijrichtingtot 2 jaar,-met het gezicht in de rijrichtingvanaf 2 jaar.

H
oewel PEUGEOTbij het ontwerp vanuw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun
veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
*

De re
gels voor het ver voeren van kinderen zijn per land verschillend. Informeer hier voor
naar de wetgeving in uw land.









Kinderzitje op de passagiersstoel voor

"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het
ver voeren met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voorwordt geplaatst,rmoet de airbag aan passagierszijde zijnuitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het
kind bij het afgaan van de airbag ernstig of
dodelijk gewond raken .


"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de achterste stand van de voor-/achterwaartse verstelling
worden gezet, in de hoogste stand en met
de rugleuning rechtop en mag de airbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.


Let erop dat de veiligheidsgordel goedaansgespannen is. Zorg ervoor dat het kinderzitje geenander deel van de auto raakt dan depassagiersstoel.

Page 139 of 324

137
6
Veiligheid
Airbag aan passagierszijde OFF
Passagiersstoel in de hoogste stand en zover mogelijk naar achteren.

Raadpleeg de voorschriften op de sticker die
zich aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde bevindt:
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u eenkinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Page 140 of 324

138
Veiligheid








Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13 kgGroep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L1"RÖMER Baby-SafePlus" Wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst.
L2"KIDDY Comfort Pro" Voor het vervoer van jonge kinderen (van 9 tot
18 kg) is het gebruik
van de beschermbandverplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L4"KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de I
SOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd. Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel. PEUGE
OT lever t een complete reeks kinderzitjes met ar tikelnummer die met een
driepuntsveiligheidsgordelkunnen worden vastgemaakt:

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 330 next >