PEUGEOT 2008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Page 21 of 240
19
Indicatoren
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
-
d
e kilometerteller geeft de resterende
kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of de afgelegde
afstand sinds de vorige verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het
teken "-". De weergegeven afstand (in kilometers
of mijlen) wordt berekend op basis
van het aantal afgelegde kilometers
en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
Waarschuwings-
resp.
verklikkerlampje Status
OorzaakActies /
Opmerkingen
Onder -
houdssleu -
tel Gaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact. De afstand tot de
eerstvolgende beurt is
3000 tot 1000 km.
Permanent, bij het
aanzetten van het
contact. De onderhoudsbeurt
moet binnen 1000 km
worden uitgevoerd.Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+ Onder
-
houdssleu -
tel knippert
Knippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van
het contact.
(Bij uitvoeringen met
BlueHDi-dieselmotor
in combinatie met het
waarschuwingslampje
Service).Het
onderhoudsinterval
is overschreden. Laat zo snel
mogelijk onderhoud
uitvoeren.
-
e
en waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u de onderhoudsbeurt van uw auto zelf
hebt uitgevoerd:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display =0
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
1
Instrumentenpaneel
Page 22 of 240
20
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de resetknop van de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Koelvloeistoftemperatuur-
meter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt
in:
-
zone A, is de temperatuur in orde,
-
zone B, is de temperatuur te hoog.
Het waarschuwingslampje te hoge
temperatuur en het waarschuwingslampje
STOP gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het scherm.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor
afzet.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F
w
acht tot de motor is afgekoeld,
F
d
raai de dop iets los om de druk te laten
dalen,
F
v
erwijder vervolgens de dop,
F
v
ul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de
koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul
niet bij tot boven het maximumniveau
(aangegeven op het reservoir).Motorolieniveau
Oliepeilstok
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de motorruimte en de
oliepeilstok.
2 merktekens op de peilstok: -
A
= maxi; het
olieniveau mag
nooit boven dit
niveau uitkomen,
-
B
= mini; als het
olieniveau niet
boven het niveau
B uitkomt, moet
het voor de motor
van uw auto
voorgeschreven
type motorolie
worden bijgevuld
via de vuldop.
Controle
F Open de motorkap en bevestig de motorkapsteun om hem open te houden.
F
V
er wijder de oliepeilstok en veeg hem af
met een schone doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
houder en verwijder hem weer om het
olieniveau te controleren aan de hand van
de merktekens.
F
S
teek de oliepeilstok weer in de houder.
Te laag olieniveau
F Zoek de olievuldop op.
F V erwijder de olievuldop.
F
V
ul motorolie bij, waarbij het olieniveau niet
boven het merkteken A uit mag komen.
F
B
reng de olievuldop weer aan.
Instrumentenpaneel
Page 23 of 240
21
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Oliekwaliteit: gebruik motorolie van het
type dat wordt voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje van de
auto.
Elektronische olieniveaumeterHet olieniveau wordt enkele seconden na
het aanzetten van het contact automatisch
gecontroleerd, waarbij een melding verschijnt
op het display of het scherm (afhankelijk van de
uitvoering).
Het weergegeven niveau is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke, horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid.Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke
5000 km het olieniveau te controleren en,
indien nodig, olie bij te vullen.
Niveau correct
Niveau te laag
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het
symbool " OIL" knipperen of wordt een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat
het symbool " OIL _ _" knipperen of wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Deze actieradiusindicatoren zijn uitsluitend
aanwezig bij auto's met een BlueHDi-
dieselmotor.
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue
®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Niet starten van de motor bij een
te laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel. Druk op deze knop om de
actieradius tijdelijk weer te
geven.
1
Instrumentenpaneel
Page 24 of 240
22
Actieradius tussen 2400 en 800 km
( 1.5 BlueHDi euro 6.2)
Actieradius tussen 2400 en 600
km
(1.6
BlueHDi euro 6.1) Actieradius tussen 800 en 100
km
(1.5 BlueHDi euro 6.2)
Actieradius kleiner dan 600
km (1.6 BlueHDi
e u r o 6 .1) Actieradius kleiner dan 100
km (1.5 BlueHDi
euro 6.2)
Tijdens het rijden worden het geluidssignaal en
de melding elke 10 km weergegeven zolang er
geen AdBlue is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Star ten geblokkeerd vanwege te weinig
AdBlue
®
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje ongeveer 30 seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding (" Vul AdBlue bij: starten onmogelijk
over x km") die aangeeft hoeveel kilometer
of mijl u nog kunt rijden met de resterende
hoeveelheid vloeistof.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij. Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal (1 pieptoon) en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden.
Tijdens het rijden worden het geluidssignaal en
de melding elke 100 km weergegeven zolang
er geen vloeistof is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje knipperen in combinatie met een
geluidssignaal (1 pieptoon) en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden met de
resterende hoeveelheid vloeistof.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld
" Vul AdBlue bij: starten niet mogelijk over x
mijl") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u
nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid
vloeistof.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300
km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij. Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met
het permanent branden van het lampje
Ser vice, een geluidssignaal en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
seconden herhaald zolang er geen AdBlue is
bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit lampje
knipperen in combinatie met een geluidssignaal
en de melding " Vul AdBlue bij: Starten
onmogelijk".
Instrumentenpaneel
Page 25 of 240
23
Het AdBlue®-reser voir is leeg: het starten van
de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem.
Om de motor weer te kunnen starten moet
het reser voir met minimaal 5 liter AdBlue
®
worden gevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking
tot het bijvullen.
Als een storing in het SCR-
emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem geactiveerd als
meer dan 1100 km is gereden nadat de
storing in het SCR-systeem is bevestigd.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als een storing wordt gedetecteerd De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en ver volgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
In het geval van een tijdelijke
storing verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit na controle
van de zelfdiagnose van het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling". Tijdens de toegestane rijfase (tussen 1100
en 0 km)
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing
in
de SCR-emissieregeling niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer
worden gestart. Starten geblokkeerd
U hebt de limiet van de toegestane
rijfase overschreden: het
startblokkeringssysteem voorkomt dat de
motor kan worden gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (na 50 km) en de storingsmelding
permanent wordt weergegeven, gaan deze
lampjes branden en knippert het lampje
AdBlue in combinatie met een geluidssignaal
en een melding (bijvoorbeeld: "Storing
emissieregeling:starten onmogelijk over
300
km") wat aangeeft hoeveel kilometer u
nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid
vloeistof. Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze lampjes branden en knippert het lampje
AdBlue in combinatie met een geluidssignaal
en de melding "Storing emissieregeling:starten
geblokkeerd".
1
Instrumentenpaneel
Page 26 of 240
24
Instrumentenpaneel met
LCD- display
Dimmer
dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Druk, als de verlichting brandt, op de
toets B om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de toets A om de verlichting te dimmen.
Laat de toets los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Instellen
F D ruk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat de toets los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Instellen niet mogelijk
De lichtsterkteregeling werkt niet als de
verlichting van de auto uitgeschakeld is of in de
dagstand staat (dagrijverlichting ingeschakeld).
Touchscreen
De helderheid kan verschillend worden
afgesteld voor de dag (lichtschakelaar in
de stand " 0") en nacht (lichtschakelaar in
iedere andere stand).
F
S
electeer in het menu Instellingen
de
optie " Lichtsterkte ".
F
S
tel de lichtsterkte af door op de pijlen te
drukken of de cursor te bewegen.
Instrumentenpaneel
Page 27 of 240
25
Kilometerteller/dagteller
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.
De totale kilometerstand wordt weergegeven
in het gedeelte A van het display van het
instrumentenpaneel.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers (bijvoorbeeld per dag) weer nadat
de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
De dagteller wordt weergegeven in
het gedeelte B van het display van het
instrumentenpaneel.
Nulstelling dagteller
Druk, als de dagteller wordt weergegeven,
enkele seconden op deze knop.
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).
Met instrumentenpaneel
met matrixdisplay
Weergave van informatie op het
instrumentenpaneel
F Druk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de verschillende functies
weer te geven.
-
T
abblad actuele informatie met:
•
d
e actieradius,
•
h
et actuele brandstofverbruik,
•
d
e teller van het Stop & Start-systeem.
-
H
et tabblad "Traject 1 " met daarin:
•
g
emiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
af
gelegde afstand.
-
H
et tabblad "Traject 2 " met daarin:
•
g
emiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
af
gelegde afstand.
1
Instrumentenpaneel
Page 28 of 240
26
Traject op nul zetten
F Druk zodra het gewenste traject wordt weergegeven langer dan twee
seconden op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar .
De trajecten 1 en 2 zijn onafhankelijk en
kunnen op dezelfde manier worden gebruikt.
Traject 1 kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor
een dagelijks verbruik en traject 2 voor een
maandelijks verbruik.
Met touchscreen
De gegevens zijn toegankelijk via
het menu " Applicaties ".
Weergave van informatie op het
touchscreen
Permanente weergave:
F
S electeer in het menu " Applicaties" de
optie " Boordcomputer ".
F
D
ruk op een van de knoppen om het
gewenste tabblad te bekijken.
Tijdelijke weergave in een specifiek venster:
F
D
ruk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de informatie
te bekijken en de verschillende tabbladen
weer te geven.
Het tabblad Actuele info met:
-
d
e actieradius,
-
h
et actuele brandstofverbruik,
-
d
e teller van het Stop & Start-systeem.
Het tabblad Traject 1 met daarin:
-
d
e afgelegde afstand,
-
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
-
de
gemiddelde snelheid. Het tabblad Traject 2 met daarin:
-
d
e afgelegde afstand,
-
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
-
de
gemiddelde snelheid.
Traject op nul zetten
F Druk zodra het gewenste traject
wordt weergegeven langer dan twee
seconden op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar .
De trajecten " 1" en " 2" zijn onafhankelijk en
kunnen op dezelfde manier worden gebruikt.
Traject "1 " kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject " 2" voor
een maandelijks verbruik.
Instrumentenpaneel
Page 29 of 240
27
Enkele definities
Actieradius
(km of miles)De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden
(berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100 km
bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als tijdens
het rijden de streepjes continu worden
weergegeven.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30 km/h. Berekend over de laatste seconden.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Totale tijd in de STOP-stand
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
- p ermanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er gaat een blauw
pictogram branden bij kans op gladheid),
-
d
e configuratiemenu's van de functies en
de systemen van de auto,
-
d
e bediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie,
-
d
e weergave van de waarschuwingen
van de parkeerhulpsystemen (grafische
weergave van de parkeerhulp, Park Assist,
e n z .),
-
d
e internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie.
En bovendien, afhankelijk van de uitvoering:
-
d
e bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie.
1
Instrumentenpaneel
Page 30 of 240
28
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder handelingen die zijn
volledige aandacht vragen uitsluitend
uitvoeren bij stilstaande auto.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
Algemene werking
Adviezen
Het touchscreen is een capacitief scherm.
Het kan bij alle temperaturen worden gebruikt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het het
touchscreen.
Raak het het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het het
touchscreen te reinigen.
Werkingsprincipes
Druk op de toets MENU aan de zijkant van het
touchscreen om de menucarrousel te openen,
en gebruik ver volgens de knoppen op het
touchscreen.
Bepaalde menu's kunnen op twee pagina's
worden weergegeven: druk op de toets
" OPTIES " om de tweede pagina te bekijken.
Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de tweede pagina worden
uitgevoerd, wordt automatisch de eerste
pagina weer weergegeven.
Druk op " ON" of " OFF" om een functie in of uit
te schakelen.
Druk op deze toets om de instellingen
voor een functie aan te passen.
Druk op deze toets om aanvullende
informatie over de functie weer te
geven.
Druk op deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Druk op deze toets om terug te keren
naar de vorige pagina.
Menu's
Druk met drie vingers op het touchscreen om
de menucarrousel weer te geven. Radio Media.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Navigatie
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Telefoon
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Instellingen
Hiermee kunnen de weergave en
het systeem worden geconfigureerd.
Applicaties
Hiermee wordt de boordcomputer
weergegeven.
Volumeregeling/onderbreken van
het geluid.
Inschakelen/uitschakelen van het
audiosysteem
Zie de rubriek 'Audio en telematica'. Rijverlichting of Auto.
*
Hiermee kunnen bepaalde functies
worden geactiveerd, gedeactiveerd
en geconfigureerd.
*
A
fhankelijk van de uitvoering.
De via dit menu beschikbare functies zijn
verdeeld onder twee tabbladen: "
Overige
instellingen " en "Snelkoppelingen ".
Instrumentenpaneel