PEUGEOT 2008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2018Pages: 240, PDF Size: 8.36 MB
Page 51 of 240

49
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland bevat het aircocircuit het
broeikasgas R134a.
Hoeveelheid gas: 0,525 kg (+/- 0,025 kg),
GWP-index 1430 ton (CO
2-equivalent:
0 ,751 t o n).
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
Verwarming
1. Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
Temperatuur
F Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai de knop 2 in één van de zes standen
om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met de toets 3 kunt u de luchtverdeling in het
interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte. Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Handbediende
airconditioning
1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
Temperatuur
F Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 240

50
Luchtopbrengst
F Draai de knop 2 in één van de zes standen
om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met de toets 3 kunt u de luchtverdeling in het
interieur instellen.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op de toets 4 te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand "0" staat.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1.Temperatuurregeling voor de linker- of
rechterzijde.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Automatisch programma "Zicht".
Modus AUTO
Comfortprogramma
De bestuurder en de voorpassagier kunnen
met drie standen het door hen gewenste
comfortniveau in het interieur instellen.
Inschakelen
F Druk een aantal keren op de toets 6 .
Het lampje gaat branden zodra de toets
wordt ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het scherm van de
automatische airconditioning:
Ergonomie en comfort
Page 53 of 240

51
Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de voetenruimte van de passagiers
verdeeld.
Uitschakelen
F Druk op de toets " lege propeller" van de
luchtopbrengstregeling 2 tot het symbool
van de propeller is verdwenen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit. F
D
uw de toets 1 omlaag (blauw) om de
waarde te verlagen of omhoog (rood) om de
waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "
LO" wordt
weergegeven of omhoog tot " HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.Programma "Zicht"
Zie voor meer informatie over gebruik van
het programma "zicht" 7 het desbetreffende
gedeelte in de rubriek " Ontwasemen -
ontdooien voorruit ".
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op de toets 4 te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand " 0" staat.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 240

52
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voetenruimten.
Luchtopbrengst
F Druk op de toets 2 "gevulde propeller " om
de luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
wordt op het display weergegeven en wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk
vo l l e r.
F
D
ruk op de toets 2 " lege propeller" om de
luchtopbrengst te verlagen.
Handbediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen. De
overige functies blijven dan automatisch
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets 6 .
F
D
ruk nogmaals op de toets 6 om
terug te keren naar het automatische
comfortprogramma.
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 " lege propeller" voor
de luchtopbrengst tot het symbool van
de propeller is verdwenen en "- - -" wordt
weergegeven. Alle functies van het airconditioningsysteem
zijn nu uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen
dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit
vermindert.
Als u op de toets 2 "gevulde propeller " drukt,
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór de uitschakeling
worden toegepast.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en de zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk
gebruiken om sneller warme of koele lucht
te verkrijgen.
F
D
ruk op de knop 4 om de lucht in het
interieur te laten recirculeren of om de
toevoer van buitenlucht toe te staan.
Wanneer de recirculatie van de interieurlucht
ingeschakeld is, wordt het symbool
weergegeven of gaat het lampje branden
(afhankelijk van de uitvoering). Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Met verwarming
Zet de knoppen van de
aanjagersnelheid, de temperatuur
en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de
luchtopbrengst 2 , de
temperatuur 1 en de
luchtverdeling 3 in de met
de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
D
ruk voor airconditioning op toets 5 ; het
lampje van de toets gaat branden.
Ergonomie en comfort
Page 55 of 240

53
Met automatische
airconditioning en
gescheiden regeling
AUTO – Programma "Zicht"
Inschakelen
F Druk op toets 7 om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de luchttemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling
zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo
snel mogelijk schoon worden.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op toets 7 of toets 6 ; het
lampje van toets 7 gaat uit en het lampje in
van toets 6 gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Aan/uit
F Druk op deze toets om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien
(indien aangebracht op uw auto).
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Voorzieningen interieur
1. Dashboardkastje
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 240

54
Matten
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder de mat.
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
2.
12V-aansluiting (120 W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
3. USB-/Jack-aansluiting *
4. Open opbergvak
5. Bekerhouders
6. Afsluitbaar opbergvak of armleuning*
7. Portier vakken Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
In het deksel zijn voorgevormde vakken
aangebracht voor o.a. een bril.
F
T
rek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De schakelaar A voor het uitschakelen
van de airbag vóór aan passagierszijde
bevindt zich in het dashboardkastje.
*
A
fhankelijk van de uitvoering.
Ergonomie en comfort
Page 57 of 240

55
Als uw auto is voorzien van
airconditioning, bevat het dashboardkastje
een ventilatieopening B die dezelfde
gekoelde lucht aanvoert als de
uitstroomopeningen in het interieur.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit – bij een noodstop
of een aanrijding kan dit leiden tot ernstig
letsel!
12 V-aansluiting
F Open, wanneer u een 12V-apparaat (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders is er
kans op beschadiging van uw accessoire). Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-/Jack-aansluiting*
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USB-
en een Jack-aansluiting*, bevindt zich op de
middenconsole.
Hierop kunt u draagbare apparatuur, zoals een
digitale audiospeler (bijvoorbeeld een iPod
®) of
een USB-stick, aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuur wiel of het bedieningspaneel van
het audiosysteem en deze weergeven op het
display. De USB-aansluiting kan ook worden gebruikt
om een smartphone via MirrorLink
TM, Android
Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat u
bepaalde apps van uw smartphone via het
touchscreen kunt gebruiken.
Armsteun vóór
(afhankelijk van de uitvoering)
Om te profiteren van extra comfort kan de
armsteun naar voren worden gekanteld, maar
hij kan ook volledig naar achteren worden
geklapt.
*
a
fhankelijk van de uitvoering Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting
wordt de draagbare apparatuur automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 240

56
Voorzieningen bagageruimte
1.Bagagenet voor hoge belading
(afhankelijk van de uitvoering)
2. Bagageafdekking
3. Verlichting bagageruimte
4. Bagageriem
5. Sjorogen (afhankelijk van de uitvoering)
6. Opbergnet
Bagagenet voor hoge
belading
Het net, dat aan de bovenste bevestigingen
en de onderste sjorogen of de nokken wordt
vastgemaakt, zorgt er voor dat de auto tot aan
het dak kan worden beladen:
-
a
chter de achterbank (zitrij 2),
-
a
chter de voorstoelen (zitrij 1) wanneer de
achterbank is neergeklapt.
Controleer bij het plaatsen van het net of
de gespen van de riemen zichtbaar zijn
vanuit de bagageruimte; hierdoor is het
makkelijker de riemen te ontspannen of
aan te spannen. Voor gebruik bij zitrij 1:
F
o
pen de kapjes van de bovenste
bevestigingen 1 ,
F
r
ol het bagagenet voor hoge belading uit,
F
p
laats een van de uiteinden van de metalen
stang van het net in de desbetreffende
bovenste bevestiging 1 , en doe ver volgens
hetzelfde met de tweede stang,
F o ntspan de riemen maximaal,
F
b
evestig de musketonhaak van elk van de
riemen aan de desbetreffende nok 3 onder
de zitting van de bank,
F
k
lap de achterbank neer,
F
s
pan de riemen aan zonder de bank weer
op te klappen,
F
c
ontroleer of het net goed is vastgemaakt
en goed gespannen is.
Ergonomie en comfort
Page 59 of 240

57
Voor gebruik bij zitrij 2:
F v ouw de bagageafdekking op of ver wijder
deze,
F
o
pen de kapjes van de bovenste
bevestigingen 2 ,
F
r
ol het bagagenet voor hoge belading uit,
F
p
laats een van de uiteinden van de metalen
stang van het net in de desbetreffende
bovenste bevestiging 2 , en doe ver volgens
hetzelfde met de tweede stang,
F
b
evestig de haak van elk van de riemen van
het net aan het desbetreffende onderste
sjoroog 4 ,
F
span
de riemen aan,
F
c
ontroleer of het net goed is vastgemaakt
en goed gespannen is.
Gebruik nooit de ISOFIX-ring die is
bedoeld voor de bevestiging van de riem
van een kinderzitje met Top Tether.
Bagageafdekking
De bagageafdekking bestaat uit twee
opvouwbare delen.
Vouw de afdekking op en plaats deze achter in
de bagageruimte.
Toegang tot de bagageruimte vanaf de
achterbank:
F
t
il het voorste gedeelte van de
bagageafdekking op met behulp van
handgreep A . Let op: bij hard remmen kunnen op de
bagageafdekking geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Gevarendriehoek
(opbergen)
Onder de voorstoel of onder de bekleding
van de bagageruimte (afhankelijk van de
uitvoering) is plaats voor een opgevouwen
gevarendriehoek, al dan niet in een koker.
Schakel voordat u uit de auto stapt om
de gevarendriehoek uit te vouwen en te
plaatsen de alarmknipperlichten in en trek
uw reflecterende veiligheidsvest aan.
De opgevouwen gevarendriehoek (of de koker)
moet de volgende afmetingen hebben:
-
A : l
engte = 438 mm,
-
B : h
oogte = 56 mm,
-
C : b
reedte = 38 mm.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 240

58
Raadpleeg voor het gebruiken van de
gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
F Plaats de gevarendriehoek achter de auto en houd u aan de ter plaatse geldende
wettelijke voorschriften.
De gevarendriehoek is als accessoire
leverbaar. Neem hier voor contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Plafonniers
1. Plafonniers voor/achter
2. Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden: -
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de sleutel uit het contact wordt
verwijderd,
-
b
ij het openen van een portier,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer
10
minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer
30
seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Kaartleeslampjes
F Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.
Let op dat u nergens mee tegen de
plafonniers stoot.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
* Volgens uitvoering. Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeer verlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, beenruimte,
hemelbekleding, panoramadak*, ...)
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
Uitschakelen
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Ergonomie en comfort