display PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 93 of 260

91
Rijden
6► Druk nogmaals op deze toets om het contact af te
zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als het systeem
de sleutel niet waarneemt in de detectiezone of als de
batterij van de elektronische sleutel leeg is.


► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.


Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.


Selecteer bij een auto
met een automatische
transmissie of selectiehendel
(elektrisch) stand P en
trap vervolgens het rempedaal in.


Druk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de
motor


Als de elektronische sleutel niet wordt gedetecteerd of
zich niet meer in de detectiezone bevindt, verschijnt er
een melding op het instrumentenpaneel wanneer een
portier wordt gesloten of bij een poging om de motor af
te zetten.


Houd de toets "
START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt om het afzetten van de motor te
bevestigen.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd
worden uitgeschakeld (zelfs tijdens het rijden).


Houd de toets "
START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra de
auto stilstaat.
Handbediende parkeerrem
Vrijzetten

► Trek de hendel van de parkeerrem licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de hendel geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het waarschuwingslampje STOP gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op
het display, is de parkeerrem nog (iets) aangetrokken.
Aantrekken
► Trek de hendel van de parkeerrem aan om de auto
op zijn plaats te houden.
Blokkeer bij het parkeren van de auto op een helling de voorwielen door deze in de richting
van het trottoir te sturen, trek de parkeerrem aan,
schakel een versnelling in en zet het contact uit.

Page 98 of 260

96
Rijden
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als
de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de
auto niet volledig stilstaat.
Handmatig schakelen
U kunt het brandstofverbruik beperken wanneer u langere tijd met draaiende motor
stilstaat (bijvoorbeeld in de file) door de
selectiehendel in stand N te zetten en de
parkeerrem aan te trekken.


W

anneer u de hendel in stand M zet, kunt u
sequentieel schakelen tussen de zes versnellingen.


Duw de hendel naar achteren of naar voren om op

of terug te schakelen.
De transmissie schakelt alleen de gevraagde
versnelling in als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten; anders gelden tijdelijk de regels voor de
automatische werking.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M worden
geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de transmissie
automatisch stand M1.
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee standen in).
De auto afzetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel
in de stand P of N zetten om de transmissie in de
neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de auto
stil te zetten (als de parkeerrem niet in de automatische
stand staat).
Als de keuzehendel niet in stand P staat, klinkt
er bij het openen van het bestuurdersportier of
na ongeveer 45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display.


Zet de selectiehendel weer in stand
P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het
schakelen van P naar R en van N naar R is het
mogelijk dat u een behoorlijke schok voelt (deze heeft
geen gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken: – W anneer het gaspedaal en het rempedaal
tegelijkertijd worden ingetrapt.


W

anneer er een probleem met de accu is
waardoor de keuzeschakelaar geforceerd vanuit
stand P naar een andere stand wordt bewogen.
Automatische transmissie
(EAT8)
Automatische transmissie (8 versnellingen) met
selectiehendel. De transmissie biedt ook de
mogelijkheid handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Standen van de selectiehendel
P.Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto te verplaatsen met afgezet contact, of
om de vrijloop te gebruiken.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de
belading van de auto.
M.Rijden in de handmatige stand
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
Impulsselectiehendel

A.Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met ingetrapt
rempedaal, vanuit stand P een andere stand te
selecteren of stand R te selecteren.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Toets M
Om vanuit stand D over te schakelen op de
handbediende stand.
D. Controlelampjes transmissiestatus (R, N, D)

Page 112 of 260

11 0
Rijden
Informatie op het instrumentenpaneel

3.Weergave van de snelheidslimiet
4. Vraag voor opslaan snelheid
5. Actuele ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid opslaan

► Schakel de snelheidsbegrenzer/snelheidsregelaar
in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Bij de detectie van een verkeersbord met een andere
snelheidslimiet geeft het systeem de waarde aan en
knippert "MEM" enkele seconden; u kunt deze snelheid
vervolgens als nieuwe snelheid opslaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/h tussen
de ingestelde snelheid en de door de
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "MEM" niet weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.


Druk
één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een bericht weergegeven om het verzoek te
bevestigen.


Druk toets
2nogmaals in om te bevestigen en deze
snelheid als nieuwe snelheid op te slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Uitgebreide
verkeersbordherkenning
(Afhankelijk van de uitvoering)
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
voor meer informatie.


Dit aanvullende systeem herkent deze verkeersborden
en geeft ze weer op het instrumentenpaneel als de
juiste weergavemodus is geselecteerd:


V
erboden in te rijden: wanneer een weg in de
verkeerde richting wordt opgereden, wordt een
waarschuwingsmelding en het symbool van dit bord
weergegeven op het instrumentenpaneel (verzoek om
de rijrichting te controleren).
– Overige borden: wanneer u een dergelijk bord
nadert, wordt het betreffende symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De borden langs of boven de weg hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven borden.
De borden moeten voldoen aan de regels van het
Verdrag van Wenen voor verkeersborden.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het menu Rijverlichting/ Auto op het touchscreen.
Snelheidsbegrenzer
Raadpleeg de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
voor meer informatie.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is
30

km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Stuurkolomschakelaars



1. ON (stand LIMIT)/OFF
2. Ingestelde snelheid verlagen
3. Ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsbegrenzer onderbreken/hervatten met de
eerder opgeslagen ingestelde snelheid
5. De snelheid gebruiken die wordt weergegeven door
het Verkeersbordherkenning (MEM)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
het Verkeersbordherkenning.

Page 166 of 260

164
Praktische informatie
Met automatische transmissie
EAT8 en handbediende
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:


Zet het contact weer aan.



Houd het rempedaal ingetrapt en duw de

selectiehendel naar voren of naar achteren om stand N
te bevestigen.


Zet het contact af.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,


schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Druk op toets P op de selectiehendel.
Met automatische transmissie
EAT8 of selectiehendel
(elektrisch) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:


Zet het contact weer aan.



Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de

selectiehendel naar voren of naar achteren om stand N
te bevestigen.


Druk het rempedaal in en duw op de knop om de

parkeerrem uit te schakelen.


Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,


schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Elektronische sleutel
Trap het rempedaal niet in terwijl u het contact
aan en weer uit zet. Als u dat wel doet, start de
motor waardoor u de procedure opnieuw moet
uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan elektrische
componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en, afhankelijk
van de uitvoering, haal de elektronische sleutel uit
de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van de auto
(vooral wanneer u gebieden met beschadigde lak,
sensoren of afdichtingen reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto vaker
wassen om zoutafzettingen (in kustgebieden), roet
(in industriële gebieden) of modder/zout (in natte of
koude gebieden) te verwijderen. Deze materialen
kunnen zeer corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen op
het dashboard en de middenconsole. Wees altijd
voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een zachte,
droge doek af te vegen. Gebruik geen producten
(zoals alcohol of desinfectiemiddelen) of zeepwater
direct op deze oppervlakken - kans op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige vlekken
te verwijderen - kans op krassen in de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel schijnt,
of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.

Page 167 of 260

165
Praktische informatie
7Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen op
het dashboard en de middenconsole. Wees altijd
voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een zachte,
droge doek af te vegen. Gebruik geen producten
(zoals alcohol of desinfectiemiddelen) of zeepwater
direct op deze oppervlakken - kans op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige vlekken
te verwijderen - kans op krassen in de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel schijnt,
of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en droge
auto.
Neem de instructies die op het product worden
vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukspuit om de auto te
wassen - kans op schade of loslaten van de
stickers!
Gebruik een slang met grote diameter (temperatuur tussen 25 °C en 40 °C).
Richt de waterstraal haaks op het oppervlak dat
moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.
Leder
Leder is een natuurproduct. Verzorg het op de juiste
manier zodat het lang meegaat.
Het moet worden beschermd en onderhouden met een
speciaal product voor leder, zodat het soepel blijft en
zijn oorspronkelijke uiterlijk behoudt.
Reinig leder niet met ongeschikte reinigingsmiddelen, zoals oplosmiddelen,
schoonmaakmiddelen, benzine of pure alcohol.
Wanneer u onderdelen reinigt die gedeeltelijk van
leder zijn, zorg dan dat u de andere materialen niet
beschadigt met het speciale product voor leder.
Voordat u vetvlekken of vloeistoffen verwijdert, veeg dan eerst de resten weg.
Veeg voordat u begint met schoonmaken de
resten weg die het leder kunnen beschadigen.
Gebruik daarvoor een doek die is bevochtigd met
gedemineraliseerd water en vervolgens goed is
uitgeknepen.
Reinig leder met een zachte doek die is bevochtigd
met zeepwater of een pH-neutraal product.
Droog het af met een zachte, droge doek.

Page 232 of 260

230
Trefwoordenregister
Carrosserie-onderhoud 165
Centrale vergrendeling
31–32
CHECK

23
Claxon

66
Configuratie van de auto

26
Connectiviteit

212
Contact

90, 220
Contact aangezet

90
Controlelampjes

12
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
controle

19
Controlepaneel

142–143
Controles

157, 159–161
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
193, 216
Dagteller

23
Dashboardkastje

51
Datum (instellen)

199, 222
Datum instellen

199, 222
Detectie obstakels

130
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie

104, 168
Dieselmotor

139, 157, 166, 185
Digitaal instrumentenpaneel

10–11
Digitale radio - DAB
(Digital Audio Broadcasting)

193, 216
Dimlicht

174
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)

23
Display instrumentenpaneel 9
Dodehoekbewaking
125
Draadloze lader

52
Drive Assist Plus

11 4
Dynamische noodrem

92–94
E
Eco-mode ~ Eco-modus 155
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand

101
Electronic Stability Program (ESC)

68–69
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend

92–94, 160
Elektrische ruitbediening

38
Elektrisch verstelbare stoelen

42
Elektromotor

5, 8, 26, 90, 140,
150, 157, 176, 179, 186
Elektronische remdrukregelaar (REF)

68
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)

68
Elektronische sleutel

30–31
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,
elektronische

88
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)

68–69
Energiestromen

26
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)

68
Etiketten

6
F
Flacon AdBlue® 162
Follow me home-verlichting
29, 59
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-
verlichting

29, 59
Frequentie (radio)

215–216
G
Gekoppeld navigatiesysteem 210–212
Geluidssignaal stil voertuig (elektrische auto)
66, 87
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrische auto)

66, 87
Geprogrammeerd laden

27
Geprogrammeerd laden
(elektrische auto)

26–27, 142, 146, 148
Gereedschap

166–168
Gereedschapskist

55
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's

204–207
Gevarendriehoek

166
Gewichten

182–183, 185
GPS

209
Grootlicht

60, 174
Grootlichtassistent

60
H
Halogeenlampen 58, 174

Page 234 of 260

232
Trefwoordenregister
M
Make-upspiegel 51
Massagefunctie
42
Matrix-instrumentenpaneel

9
Matten

53, 107
Mat verwijderen

53
Meldingen

220
Menu

195
Menu's (audio)

190–191, 202–203
Menustructuren display

195
Milieu

7, 34, 87
Minimaal laadniveau tractiebatterij
(elektrische auto)

22
Mistachterlicht

56, 175
Mistlampen vóór

56, 60
Mobiele app

27, 50, 148
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren

153
Motor

161
Motoren

182–183, 185
Motorkap

156
Motorkapsteun

156
Motorolie

158
Motorolieniveaumeter

19
N
Navigatiesysteem 207–209
Neerklappen stoelen achter
45
Netaansluiting (standaardstekker)

142
Niveau AdBlue®

159
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
160
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau

20, 159
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau

158
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau

62, 159
Niveaus controleren

157–159
Niveaus en controles

157–159
Noodbediening achterklep

35
Noodbediening portieren

33
Noodoproep ~ Urgence-oproep

66–67
Noodprocedure afzetten van de motor

91
Noodprocedure starten

91, 176
Noodremassistentie ~
Brake Assist System (BAS)

68, 128
Noodremassistentie (AFU) ~
Brake Assist System (BAS)

68
O
Oliefilter 160
Oliefilter (vervangen)
160
Olieniveau

19, 158
Oliepeilstok

19, 158
Olieverbruik

158
Onder de motorkap ~ Motorruimte

157
Onderhoud (adviezen)

141, 164
Onderhoudsadviezen

141, 164
Onderhoudscontroles

18, 159, 161
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator

18, 23
Ontdooien

44, 50
Ontgrendelen 28, 30
Ontgrendelen achterklep
31
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte
ontgrendelen

31
Ontgrendelen portieren ~ Portieren ontgrendelen

32
Ontgrendelen van binnenuit ~
Interieur ontgrendelen

32
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten

166
Ontwasemen

44, 50
Ontwasemen achter

50
Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming

50
Ontwasemen voor

50
Op afstand bedienbare functies
(elektrische auto)

27, 50, 148
Opbergvak

55
Opbergvakken

51, 55
Openbaar snellaadpunt

142, 147
Openen bagageruimte ~
Bagageruimte openen

30, 35
Openen motorkap ~ Motorkap, openen

156
Openen portieren ~ Portieren openen

30, 35
Openen ruiten ~ Ruiten openen

28
Opladen via normaal stopcontact
(elektrische auto)

143, 147–149, 186
Opschakelindicator

102
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht

186
Overzicht van het verbruik

27
P
Park Assist 134

Page:   < prev 1-10 11-20