PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 31 of 260
29
Toegang
2De volledige of selectieve ontgrendeling en de
uitschakeling van het alarm worden bevestigd
door het knipperen van de parkeerlichten en / of
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering, de
inschakeling van het alarm worden bevestigd door het
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet worden
vergrendeld. Als de auto echter is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit na ongeveer 45
seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
of de achterklep worden vervolgens niet geopend,
dan wordt de auto automatisch na ongeveer 30
seconden weer vergrendeld. Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
►
Druk binnen 3 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van de
auto in te schakelen (de richtingaanwijzers gaan kort
knipperen om dit te bevestigen).
Sluiten van de ruiten
De ruiten worden gesloten door de vergrendeltoets langer dan 3 seconden in te
drukken.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet door voorwerpen of personen wordt gehinderd.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem de
ruiten op een kier wilt laten staan, moet u eerst de
interieurbeveiliging uitschakelen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het alarmsysteem.
Lokaliseren van de auto
Hiermee kunt u uw auto op afstand lokaliseren terwijl
de auto is vergrendeld:
– De richtingaanwijzers of parkeerlichten en/
of dagrijverlichting (afhankelijk van de uitvoering)
knipperen ongeveer 10 seconden.
–
De lampen van de buitenspiegels gaan branden.
–
De plafonniers gaan branden.
► Druk op deze toets.
Op afstand inschakelen van de
verlichting
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van
de uitvoering.
► Druk op deze knop. De parkeerlichten, het
dimlicht, de kentekenplaatverlichting en de
instapverlichting in de buitenspiegels gaan gedurende
30 seconden branden.
Wanneer u nogmaals op de knop drukt voordat de
tijd is verstreken, wordt de verlichting onmiddellijk
uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt
ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening
wanneer u buiten het bereik van de auto
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
Page 32 of 260
30
Toegang
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact is
uitgeschakeld.
DiefstalbeveiligingPas de elektronische startblokkering niet aan,
omdat er dan storingen kunnen ontstaan.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot niet om
de sleutel te verwijderen en aan het stuurwiel te
draaien om het stuurslot te activeren.
Vergrendelen van de auto Wanneer de portieren onder het rijden zijn
vergrendeld, kunnen hulpdiensten in noodgevallen
lastig in de auto komen.
Haal uit veiligheidsoverwegingen altijd de
contactsleutel uit het contactslot of neem de
elektronische sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs
wanneer dit voor korte duur is.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer
in het elektronische geheugen van de auto opslaan,
zodat u zeker weet dat de sleutels in uw bezit de
enige sleutels zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
Proximity Keyless Entry and
Start
Dit is een Elektronische sleutel-systeem. Hiermee wordt de auto automatisch vergrendeld /
ontgrendeld door de elektronische sleutel te detecteren.
Als de bestuurder de elektronische sleutel bij zich heeft,
wordt de auto ontgrendeld zodra hij / zij de auto nadert
en vergrendeld als hij / zij bij de auto vandaan loopt.
Als de elektronische sleutel zich langer dan 30 minuten
binnen de 2 en 7 meter van de auto vandaan bevindt,
wordt het systeem gedeactiveerd om de batterij te
sparen.
Sleuteldetectiezones:
Zone A: automatische vergrendeling bij het van de auto
vandaan lopen (ongeveer 2 meter van de auto).
Zone C: automatische ontgrendeling en
instapverlichting bij het naderen van de auto (1 tot 2
meter van de auto).
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over de instapverlichting.
De automatische functies kunnen worden
geconfigureerd via het menu
Rijverlichting/ Auto
van het touchscreen.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling (bestuurdersportier, achterklep) kan worden
ingesteld in het menu Rijverlichting/ Auto
van het
touchscreen.
De selectieve ontgrendeling is standaard uitgeschakeld.
Volledig ontgrendelen
De auto (portieren en bagageruimte) worden
ontgrendeld:
►
Automatisch, als de bestuurder zone
B nadert en de
automatische functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier of de knop van de achterklep te
drukken.
Afhankelijk van de uitvoering worden de ontgrendeling
en de uitschakeling van het alarm bevestigd door
het knipperen van de parkeerlichten en/of de
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
Als de elektronische sleutel langer dan 15 minuten in de buurt van de auto blijft (zone A
of B) zonder dat er iets wordt gedaan, dan worden
de automatische functies uitgeschakeld. Gebruik de
afstandsbediening of druk op een van de
portierhandgrepen om de auto te ontgrendelen of te
vergrendelen.
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen of
ontgrendelen met de portierhandgrepen, houd de
elektronische sleutel dan dichterbij en herhaal de
handeling.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep van
de laadaansluiting
Het ontgrendelen gebeurt:
► Automatisch, wanneer de bestuurder het
bestuurdersportier nadert en de automatische functies
zijn geactiveerd.
► Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
► In de auto kunt u alle portieren en de achterklep
ontgrendelen met de toets van de centrale
vergrendeling of door een van de portieren te openen.
Selectieve ontgrendeling van de achterklep
De achterklep wordt automatisch ontgrendeld als u de
achterkant van de auto nadert.
► Druk op de schakelaar van de achterklep om deze
te openen.
De portieren blijven vergrendeld.
Page 33 of 260
31
Toegang
2de automatische functies uitgeschakeld. Gebruik de
afstandsbediening of druk op een van de
portierhandgrepen om de auto te ontgrendelen of te
vergrendelen.
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen of
ontgrendelen met de portierhandgrepen, houd de
elektronische sleutel dan dichterbij en herhaal de
handeling.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep van
de laadaansluiting
Het ontgrendelen gebeurt:
►
Automatisch, wanneer de bestuurder het
bestuurdersportier nadert en de automatische functies
zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
►
In de auto kunt u alle portieren en de achterklep
ontgrendelen met de toets van de centrale
vergrendeling of door een van de portieren te openen.
Selectieve ontgrendeling van de achterklep
De achterklep wordt automatisch ontgrendeld als u de
achterkant van de auto nadert.
►
Druk op de schakelaar van de achterklep om deze
te openen.
De portieren blijven vergrendeld.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
Met de portieren en de achterklep gesloten wordt de
auto vergrendeld:
►
Automatisch, als de bestuurder zone
A verlaat en
de automatische functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
De vergrendeling wordt bevestigd door het branden van
de richtingaanwijzers en door een geluidssignaal als de
auto wordt vergrendeld wanneer de bestuurder van de
auto vandaan loopt.
De auto kan niet worden vergrendeld als de
elektronische sleutel in de auto is achtergebleven.
Laat omwille van de veiligheid en ter voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet wanneer u in
de buurt bent.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling in de
auto uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
► Druk zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.
►
Druk er binnen 3 seconden nog een keer op om
de supervergrendeling van de auto in te schakelen
(de richtingaanwijzers gaan even branden om dit te
bevestigen).
Als een van de portieren of de achterklep nog open is of als de elektronische sleutel van het
Elektronische sleutel-systeem in de auto is
achtergebleven, dan wordt de centrale
vergrendeling niet ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren of de achterklep worden vervolgens
niet geopend, dan wordt de auto automatisch na
ongeveer 30 seconden weer vergrendeld. Als de
auto is uitgerust met een alarmsysteem, dan wordt
dit automatisch weer ingeschakeld.
De functie voor het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan via het
Page 34 of 260
32
Toegang
menu Rijverlichting/ Auto op het touchscreen
worden ingesteld.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte tijd,
zonder de elektronische sleutel van het
Elektronische sleutel-systeem mee te nemen.
Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen als
de sleutel nog in een van de aangegeven gebieden
aanwezig is terwijl de auto niet is vergrendeld.
Om de batterij in de elektronische sleutel en in de auto opgeladen te houden:
–
De functie voor vergrendeling bij nadering (zone
B ) schakelt na enkele dagen (ongeveer één week)
zonder gebruik automatisch over naar stand-by.
Gebruik de afstandsbediening of druk op de
handgreep van een van de voorportieren om de
auto te ontgrendelen. De volgende keer dat de auto
wordt gestart, worden de functies voor automatisch
ontgrendelen en vergrendelen weer geactiveerd.
–
W
anneer de instapverlichting een paar keer
achter elkaar wordt geactiveerd zonder dat de auto
wordt gestart, wordt deze uitgeschakeld.
–
Alle "handsfree" functies schakelen over op
de verlengde stand-by als ze 21 dagen niet zijn
gebruikt. Om deze functies weer in te schakelen,
ontgrendelt u de auto met de afstandsbediening en
start u de motor.
Elektrische storingen De elektronische sleutel werkt in sommige
gevallen niet goed in de nabijheid van elektronische
apparatuur zoals telefoons (ingeschakeld of in
stand-by) of laptops, en sterke magnetische velden.
Centrale vergrendeling
Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren en
achterklep) vanuit het interieur te vergrendelen /
ontgrendelen.
Het controlelampje gaat branden om te bevestigen dat
de centrale vergrendeling is ingeschakeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend.
Bij vergrendeling / supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling van buitenaf is ingeschakeld,
knippert het controlelampje en werkt de knop niet.
► Als de auto is vergrendeld, trek dan aan de
binnenportiergreep van een van de portieren om de
auto te ontgrendelen.
►
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet
u de afstandsbediening, het Elektronische sleutel-
systeem of de geïntegreerde sleutel gebruiken om
de auto te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het rijden
automatisch vergrendeld (bij een snelheid hoger dan
10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of weer
inschakelen:
►
Druk op de toets totdat er ter bevestiging een
melding wordt weergegeven.
Vervoer van lange of grote voorwerpen Druk op de knop van de centrale vergrendeling
om met geopende achterklep en vergrendelde
portieren te kunnen rijden. Anders hoort u de sloten
terugspringen telkens wanneer de auto harder
dan 10 km/h rijdt en wordt er een waarschuwing
weergegeven.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode naar
een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de sleutel
ontgrendelen/vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
– Een storing in de afstandsbediening.
– De accu van de auto is leeg.
– De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
Page 35 of 260
33
Toegang
2Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode naar
een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de sleutel
ontgrendelen/vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde /
achterzijde om de auto te ontgrendelen / vergrendelen.
►
Draai de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar
de achterzijde van de auto om de supervergrendeling
van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet ingeschakeld bij het
vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
sirene bij het openen van de deur. De sirene stopt
als het contact wordt ingeschakeld.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-vergrendelingssysteem moet de accu worden
losgekoppeld, zodat de auto volledig is vergrendeld.
Bestuurdersportier of portier linksvoor
(afhankelijk van de uitvoering)
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van
de auto om deze te vergrendelen of in de richting van
de voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen
► Trek aan de binnenportiergreep.
Vergrendelen
► Open de portieren.
► Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet is geactiveerd.
Zie het betreffende hoofdstuk.
►
V
erwijder het zwarte dopje op de zijkant van het
portier met behulp van de sleutel.
►
Steek de sleutel zonder te forceren in de opening en
draai het slot richting de binnenkant van het portier.
►
V
erwijder de sleutel en plaats de zwarte dop terug.
►
Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de
auto goed is vergrendeld.
Vervangen van de batterij
Als de batterij leeg is, gaat dit waarschuwingslampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding.
Page 36 of 260
34
Toegang
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Zonder Elektronische sleutel
Met Elektronische sleutel
► Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij
de uitsparing los en zet het deksel omhoog.
►
V
erwijder de lege batterij.
►
Plaats de nieuwe batterij en let goed op de plus- en
minkant. Steek de batterij eerst in de contacten in de
hoek en klik het deksel daarna erop.
► Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
het synchroniseren van de afstandsbediening.
Gooi batterijen van de afstandsbediening niet
weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn
voor het milieu. Lever ze in bij een speciaal
inzamelpunt.
Slik batterijen niet in. Gevaar van chemische brandwonden
Dit product bevat een knoopcelbatterij.
Als een knoopcelbatterij wordt ingeslikt, kan deze
binnen 2 uur interne brandwonden veroorzaken die
dodelijk kunnen zijn.
Bewaar nieuwe en gebruikte batterijen uit de buurt
van kinderen.
Als het batterijvakje niet goed sluit, mag u het
product niet meer gebruiken en moet u het uit de
buurt van kinderen houden.
Als u vermoedt dat batterijen zijn ingeslikt of elders
in het lichaam zijn gestoken, moet u onmiddellijk
medische hulp inroepen.
Risico van explosie als de batterij door een verkeerd type wordt vervangen.
Vervang de batterij door hetzelfde type.
Risico van explosie of lekkage van ontvlambare vloeistof of gas.
U mag dit product niet gebruiken / opbergen /
meenemen in een omgeving met een extreem hoge
temperatuur of een extreem lage druk door zeer
grote hoogte.
Probeer een gebruikte batterij niet te verbranden, te
verbrijzelen of door te zagen / knippen.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een storing moet
de afstandsbediening gesynchroniseerd worden.
Zonder Elektronische sleutel
► Zet het contact af.
► Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan).
►
Druk direct gedurende enkele seconden op de toets
met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Elektronische sleutel
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen.
► Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het contact
hebt aangezet.
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
► Bij een auto met een automatische transmissie
of een selectiehendel (elektrisch): trap met de
selectiehendel in stand P op het rempedaal.
► Zet het contact aan door op de toets START/
STOP te drukken.
Als de storing na het resetten niet is verholpen, neem
zo snel mogelijk contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 37 of 260
35
Toegang
2Met Elektronische sleutel
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen.
►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het contact
hebt aangezet.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
►
Bij een auto met een automatische transmissie
of een selectiehendel (elektrisch):
trap met de
selectiehendel in stand P op het rempedaal.
►
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Als de storing na het resetten niet is verholpen, neem
zo snel mogelijk contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Elektronische sleutel-
systeem zich in de detectiezone bevindt, trekt u aan de
portierhandgreep.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de
auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd: – W anneer het bestuurdersportier wordt
geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
–
W
anneer een van de passagiersportieren wordt
geopend, wordt de auto volledig ontgrendeld.
Sluiten
Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaat dit waarschuwingslampje branden, samen
met een melding als de motor draait en een
geluidssignaal als de auto harder dan 10 km/h rijdt.
Achterklep
Openen
► Ontgrendel de auto of alleen de
achterklep(afhankelijk van de uitvoering), druk op de
schakelaar voor het openen en open de achterklep.
Sluiten
► Trek de achterklep omlaag met behulp van een van
de handgrepen aan de binnenzijde.
Bij een storing of wanneer de achterklep lastig opent en sluit, moet u de auto onmiddellijk
door een PEUGEOT-dealer of in een
gekwalificeerde werkplaats laten nakijken om te
voorkomen dat het probleem verergert en de
achterklep plotseling dicht valt, waarbij ernstig letsel
kan ontstaan.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
► Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de
bagageruimte te komen.
Page 38 of 260
36
Toegang
► Steek een kleine schroevendraaier in de opening A
van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt
deze weer vergrendeld als het probleem niet is
verholpen.
Als de centrale vergrendeling niet werkt, moet de accu worden losgekoppeld om de
bagageruimte te kunnen vergrendelen zodat de
auto volledig is vergrendeld.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als
iets of iemand het interieur binnendringt of als iets of
iemand in de auto beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten niet
goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare alarm
uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
door op de handgreep van het bestuurdersportier te
drukken.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert het
rode controlelampje van de toets één keer per seconde
en gaan de richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden geactiveerd
en de interieurbeveiliging na 45 seconden.
Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer de auto automatisch op afstand wordt
vergrendeld.
Wanneer een portier, de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging wel na 45 seconden
ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto door op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en / of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het ontgrendelen met de afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld
(als een van de portieren of de achterklep niet
binnen 30 seconden wordt geopend), wordt ook het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat
het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
– Het raam staat een klein stukje open.
– De auto wordt gewassen.
– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
– De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op
de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje blijft
branden.
► Stap uit de auto.
► Vergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Elektronische sleutel-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het rode
verklikkerlampje in de toets knippert elke seconde.
Page 39 of 260
37
Toegang
2Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en / of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het ontgrendelen met de afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld
(als een van de portieren of de achterklep niet
binnen 30 seconden wordt geopend), wordt ook het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat
het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op
de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje blijft
branden.
►
Stap uit de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Elektronische sleutel-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het rode
verklikkerlampje in de toets knippert elke seconde. De beveiliging kan alleen worden uitgeschakeld als
het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto met
de afstandsbediening of het Elektronische sleutel-
systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel het volledige alarmsysteem weer in door
de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of
door op de portiergreep van het bestuurdersportier te
drukken.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert weer één
keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm in
werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven bepaalde
bewakingsfuncties ingeschakeld totdat het alarm voor
de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Elektronische sleutel-
systeem, gaat het rode controlelampje in de toets
knipperen om aan te geven dat het alarm tijdens
uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen: ►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
controlelampje in de toets gaat uit.
De auto vergrendelen zonder
het alarm in te schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in de
toets dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen van
een portier of de achterklep te voorkomen, moet u
eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met het
Elektronische sleutel-systeem.
Page 40 of 260
38
Toegang
Elektrische ruitbediening
1.Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van de
uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de Elektrische kinderbeveiliging.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek aan de
schakelaar zonder het weerstandspunt te passeren; de
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 seconden na het uitschakelen van het contact
of na vergrendeling van de auto worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. U kunt
de bediening weer inschakelen door het contact in
te schakelen of de auto te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel tegenkomt,
stop de ruit onmiddellijk en gaat gedeeltelijk weer
omlaag.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of wanneer
de ruit een abnormale beweging maakt, moet de
beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de
schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de ruit enkele
centimeters. Laat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de schakelaar
trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk hiervoor op de betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische ruitbediening
van een van de andere portieren bedient, moet hij/
zij controleren of de ruit zonder problemen kan
worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische ruiten
juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere personen die
aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met de
elektronische sleutel worden gesloten.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten niet
naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op ernstig
letsel!
Schuif- / kanteldak
Het schuif- / kanteldak bestaat uit een beweegbaar
glazen gedeelte dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden geopend.
Als het schuif- / kanteldak wordt geopend, opent
automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knop in de dakconsole om het
panoramische schuif- / kanteldak te bedienen.
Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
het contact is aangezet (als de laadtoestand van de
accu voldoende is), bij draaiende motor, in de STOP-
stand van de Stop & Start en tot 45 seconden na het
afzetten van het contact of het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt - kans op
ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van het
dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de