PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 260

49
Ergonomie en comfort
3De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatisch comfortprogramma
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
â–º

Druk op toets
5 om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te kiezen:


Soft
: voor een aangename en stille werking door de
luchtstroom te beperken.


Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).


Fast
: voor een stevige en doeltreffende luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het betreffende controlelampje) drukt u meerdere
keren op toets 7 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het
controlelampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand AUTO
is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO hierdoor niet
ingeschakeld.
Om de toevoer van koude lucht in de auto bij koud weer en een koude motor te beperken
neemt de luchtstroom geleidelijk toe totdat de
gewenste comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel
lager of hoger is dan de ingestelde comfortwaarde,
heeft het geen zin om de ingestelde waarde
te wijzigen om de gewenste temperatuur
sneller te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes en
vervuilende stoffen van buitenaf en kan de gewenste
binnentemperatuur sneller worden bereikt.
â–º Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden / doven van
het controlelampje).
De functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op
de laagste stand in, stuurt de luchtstroom naar de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, stelt
de luchtopbrengst op maximaal in en schakelt, indien
nodig, de luchtrecirculatie in het interieur in.
â–º Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het systeem
terug naar de instellingen van vóór de inschakeling.
Het thermisch-
comfortsysteem uitschakelen
â–º Druk op deze knop.
Het controlelampje gaat branden en alle andere
controlelampjes van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu
uitgeschakeld.

Page 52 of 260

50
Ergonomie en comfort
Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
â–º Druk op + om een programmering toe te voegen.
â–º Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
â–º Druk op ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
â–º Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Het programma regelt automatisch de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering), de luchtopbrengst en de
luchttoevoer, en zorgt voor een optimale verdeling van
de lucht naar de voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen zonder
het automatische programma Zicht uit te schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de camera
verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur die de
camera gebruiken negatief worden beïnvloed.
Voorruitverwarming

Bij koud weer verwarmt dit systeem de onderzijde van
de voorruit en het gedeelte langs de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze functie
ervoor dat de ruitenwisserbladen sneller loskomen van
de voorruit als ze zijn vastgevroren en helpt de functie
een opeenhoping van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen / uitschakelen



â–º Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de buitentemperatuur
daalt tot minder dan 0 °C en automatisch uitgeschakeld
wanneer de motor wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de motor
draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ook ontwasemd/ontdooid.
â–º Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt; wanneer het
stroomverbruik daalt, daalt het energieverbruik ook.
Voorverwarmen/voorkoelen
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het interieur
zo programmeren dat een vooraf bepaalde temperatuur
die niet kan worden gewijzigd (ongeveer 21 °C) is
bereikt voordat u in de auto stapt. U kunt de dagen en
tijden hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet wordt
opgeladen.

Page 53 of 260

51
Ergonomie en comfort
3Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
â–º

Druk op
+ om een programmering toe te voegen.
â–º

Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en

de gewenste dagen. Druk op OK.
â–º

Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het contact
is afgezet en de auto is vergrendeld.


Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, dan

wordt de functie alleen geactiveerd als de laadtoestand
van de tractiebatterij meer dan 50% is.


Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, er

een herhaald programma is geactiveerd (bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de
auto is gebruikt, dan wordt het programma gestopt.
Voorzieningen in het interieur

1. Handgreep
2. Zonneklep
3. Dashboardkastje
4. Portiervakken
5.Open opbergruimte, opbergruimte met deksel of
draadloze smartphonelader met deksel (afhankelijk
van de uitvoering)
â–º

Druk midden op de bovenkant van het deksel

om het te openen.
6. Opbergruimte met 12V-aansluiting
7. Bekerhouder
8. Verstelbare middenarmsteun met opbergruimte
USB-aansluiting(en) achter (afhankelijk van de
uitvoering)
Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in het
interieur laat liggen die in zonlicht als een
vergrootglas kunnen fungeren en brand kunnen
veroorzaken - kans op brand of schade aan
oppervlakken in de auto!
Zonneklep
â–º Open de afdekklep terwijl het contact aan staat. De
verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch
branden (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het
opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
â–º Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje als er iemand op de voorpassagiersstoel zit.
Bij hard remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.

Page 54 of 260

52
Ergonomie en comfort
van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij het Elektronische sleutel-systeem kan de werking
van de lader kort worden onderbroken als er een portier
wordt geopend of als het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
â–º Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.
â–º Leg het apparaat in het midden van het lege
laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.


Laat geen metalen voorwerpen zoals munten, sleutels of de afstandsbediening op het
laadgedeelte liggen, omdat er dan kans op
oververhitting of onderbreking van het laadproces
bestaat.
USB-aansluitingen

Op de USB-aansluitingen kunt u draagbare apparatuur
aansluiten.
De USB-aansluiting voorin aan de rechterzijde kan ook worden gebruikt
om een smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw smartphone
via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en rondom
het stuurwiel of de bedieningselementen van het
audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
Zie de delen over de audio- en telematicasystemen
voor meer informatie over het gebruik van deze
apparatuur.
12V-aansluiting



â–º Steek een 12V -accessoire (met een maximaal
nominaal vermogen van 120 W) met een geschikte
adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale vermogen om te voorkomen dat het accessoire
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de elektrische systemen
van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
FOCAL® Hi-Fi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie van
het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van een
puur en verfijnd geluid in de auto:
– Middelste luidspreker / satellietluidsprekers
met middenbereik en polyglass-technologie:
onderdompeling en spatialisatie van geluid.


W
oofers / middenbereik met polyglass-technologie
en hoge excursie: balans, dynamica en precisie van
geluid.


Aluminium
TNF-tweeter met omgekeerde kegel:
optimale geluidsverspreiding, gedetailleerde hoge
tonen.


Actieve 12-kanaalsversterker - 515 W
:
hybridetechnologie klasse AB / klasse D voor volle en
verfijnde hoge tonen en krachtige bassen.


Subwoofer met Power FlowerTM-technologie
met hoge excursie en drievoudige spoel: volle,
gecontroleerde weergave van lage frequenties.
Voor optimaal geluid raden wij u aan om de vloerplaat van de bagageruimte in de hoogste
stand te zetten (afhankelijk van de uitvoering).
Draadloze smartphonelader



Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens het principe

Page 55 of 260

53
Ergonomie en comfort
3van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij het Elektronische sleutel-systeem kan de werking
van de lader kort worden onderbroken als er een portier
wordt geopend of als het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
â–º Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.
â–º Leg het apparaat in het midden van het lege
laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.


Laat geen metalen voorwerpen zoals munten, sleutels of de afstandsbediening op het
laadgedeelte liggen, omdat er dan kans op
oververhitting of onderbreking van het laadproces
bestaat.
Matten
Bevestigen

Gebruik bij het monteren aan de bestuurderszijde
alleen de bevestigingsogen in de mat (een klik betekent
een goede vergrendeling).
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen / terugplaatsen
â–º Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen:
schuif de bestuurdersstoel naar achteren en maak de
bevestigingen los.
â–º

Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en druk

deze omlaag om hem te bevestigen.
â–º

Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:


Gebruik uitsluitend matten die op de

bevestigingen van de auto passen; het gebruik van
deze bevestigingen is verplicht.
– Leg nooit meerdere matten boven op elkaar .
Bij gebruik van niet door PEUGEOT goedgekeurde
matten kunnen de bediening van de pedalen en
de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van twee
bevestigingen onder de stoel.
Plafonniers
Uitvoering zonder
aanraakfunctie
1. Plafonnier vóór
2. Leeslampjes vóór
Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafonnier geleidelijk
branden:


als de auto wordt ontgrendeld.



als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.



als een van de portieren wordt geopend.

Page 56 of 260

54
Ergonomie en comfort
Voorzieningen bagageruimte

1.Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
3. Sjorogen
4. Open opbergvakken
5. Gereedschapsset (afhankelijk van de uitvoering)
6. Vloerbekleding in de bagageruimte of
bagageruimtevloer met 2 standen
7. Opbergbak
Aan de sjorogen kunt u verschillende soorten
bagagenetten bevestigen om bagage op zijn
plaats te houden.
Deze bagagenetten zijn als accessoire leverbaar.
– als er op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat geleidelijk uit:


als de auto wordt vergrendeld.



als het contact wordt aangezet.



30 seconden na het sluiten van het laatste portier
.
Permanent uit.
Permanent aan.
In de stand "Permanent aan" blijft de plafonnier
gedurende een bepaalde tijd branden:


Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.



In de eco-mode: ongeveer 30 seconden.



Bij draaiende motor: onbeperkt.
Leeslampjes
â–º Bedien de betreffende schakelaar terwijl het
contact is aangezet.
Plaats geen voorwerpen tegen de plafonniers.
Aanraakgevoelige uitvoering
met led
1. Aanraakgevoelige plafonnier vóór
2. Aanraakgevoelige leeslampjes vóór
Aanraakgevoelige plafonnier vóór
De plafonnier gaat geleidelijk aan:

als de auto wordt ontgrendeld.


als het contact wordt afgezet.



als een van de portieren wordt geopend.



als er op de vergrendeltoets van de

afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat uit:


als de auto wordt vergrendeld.



als het contact wordt aangezet.



30 seconden na het sluiten van het laatste portier
.
De aanraakgevoelige kaartleeslampjes voor en achter
gaan samen met de plafonnier aan en uit.
Als er lang op de plafonnier wordt gedrukt, wordt deze
volledig uitgeschakeld (bevestigd door de weergave
van het symbool "OFF").
Aanraakgevoelige leeslampjes
3. Aanraakgevoelige leeslampjes achter
â–º
Druk bij aangezet contact op het betreffende

leeslampje.
Sfeerverlichting
De gedempte verlichting in het interieur verbetert het
zicht in de auto wanneer deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
U kunt deze functie in- en uitschakelen, de lichtsterkte ervan aanpassen en de kleur ervan
selecteren in het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.

Page 57 of 260

55
Ergonomie en comfort
3Voorzieningen bagageruimte

1.Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
3. Sjorogen
4. Open opbergvakken
5. Gereedschapsset (afhankelijk van de uitvoering)
6. Vloerbekleding in de bagageruimte of
bagageruimtevloer met 2 standen
7. Opbergbak
Aan de sjorogen kunt u verschillende soorten
bagagenetten bevestigen om bagage op zijn
plaats te houden.
Deze bagagenetten zijn als accessoire leverbaar.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vloer bagageruimte, twee
posities
De vloerplaat kan met behulp van de steunen aan de
zijkant in twee standen worden gezet, waarmee u de
bagageruimte naar wens kunt indelen:


Hoogste stand (
maximaal 100 kg): met de
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
laadvloer tot aan de voorstoelen.


Laagste stand (
maximaal 150 kg): maximale inhoud
van de bagageruimte.
Bij bepaalde uitvoeringen kan de verplaatsbare vloerplaat niet in de laagste stand worden
gezet.
Hoogteverstelling:
â–º

T

rek de vloerplaat met behulp van de middelste
handgreep omhoog en naar u toe en gebruik
vervolgens de steunen aan de zijkant om de vloerplaat
te verplaatsen.
â–º

Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren om

deze in de gewenste stand te zetten.


Vastzetten in de opgetilde stand:
â–º T il de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot de
bagageafdekking.
â–º

Haal de vloerplaat langs de uittrekbare steunen en

laat de vloerplaat hierop rusten.
Opbergbak
â–º Til de mat van de bagageruimte zover mogelijk op
voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:


Een bandenreparatieset met gereedschapsset.



Een reservewiel met gereedschapsset.
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden zodra de
achterklep wordt geopend en gaat automatisch uit
zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt, hangt af
van de situatie:


Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.



In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.



Bij draaiende motor: onbeperkt.

Page 58 of 260

56
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting



Automatische verlichting / dagrijverlichting
of
Lichten uit (contact uit) / Dagrijverlichting (draaiende motor)
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Bij de uitvoeringen voorzien van koplampen met Full
LED-technologie wordt het bereik van de lichtbundel
van de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110
km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar grootlicht

â–º Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van
dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
"AUTO" staat, afhankelijk van de uitvoering, of als
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u
een lichtsignaal met het grootlicht geven door de
lichtschakelaar naar u toe te trekken.
Display
Het branden van het betreffende controlelampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde
verlichting is ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit waarschuwingslampje permanent branden,
wordt er een melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistlampen achter
Deze functie werkt alleen als het dimlicht is ingeschakeld.


â–º Draai de ring naar voren / naar achteren om deze
functies in of uit te schakelen.
Wanneer de lampen automatisch worden uitgeschakeld
("AUTO"), blijven de mistlamp en de parkeerlichten
branden.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.


â–º Draai de ring naar voren:
• een keer om de mistlampen vóór in te schakelen,


twee keer om het mistachterlicht in te schakelen.
â–º


Draai
in de tegengestelde richting voor uitschakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoering met stand "AUTO") of als het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistverlichting en de parkeerlichten branden.
â–º

Draai de ring naar achteren om de mistlampen

uit te schakelen; de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag alleen
worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval (de
regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de dimlichten
als de automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring (afhankelijk van de uitvoering) in
de stand 0 (lampen uit) of in de stand AUTO en
vervolgens in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd uit; hoe
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand van
de accu (overgang naar de eco-modus).
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een

Page 59 of 260

57
Verlichting en zicht
4Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag alleen
worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval (de
regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de dimlichten
als de automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring (afhankelijk van de uitvoering) in
de stand 0 (lampen uit) of in de stand AUTO en
vervolgens in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd uit; hoe
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand van
de accu (overgang naar de eco-modus).
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!


Reizen naar het buitenland Auto's met handmatige hoogteafstelling van de
koplampen:
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land
waar het verkeer aan de andere kant van de weg
rijdt, moeten de dimlichten worden afgesteld om
te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt
verblind. Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van de
auto gaan automatisch branden wanneer de motor
wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:
– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand " 0" of
" AUTO" bij voldoende omgevingslicht).


Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand "
AUTO" bij
weinig omgevingslicht of in stand "Parkeerlicht" of
"Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers

â–º Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld,
neemt het knippergeluid bij een snelheid van meer
dan 80 km/h automatisch toe.
Drie keer knipperen
â–º Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder
deze door de weerstand te drukken. De betreffende
richtingaanwijzers knipperen drie keer.

Page 60 of 260

58
Verlichting en zicht
Parkeerlichten
(Afhankelijk van de uitvoering)
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer.
â–º
Binnen één minuut na het afzetten van het contact

moet u de lichtschakelaar omhoog of omlaag zetten,
afhankelijk van de zijde van het verkeer (wanneer u
rechts parkeert, moet u de lichtschakelaar bijvoorbeeld
omlaag zetten om de verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
â–º

Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de

parkeerlichten uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van de
koplampen




Stel de hoogte van de koplampen af op basis van
de belading van uw auto om verblinding van andere
weggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Deze informatie is alleen bedoeld als richtlijn.
Afhankelijk van de uitvoering zijn mogelijk ongebruikte
posities vereist.
Automatische verstelling van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet de koplampen in de laagste stand.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED- technologie niet aan - gevaar van elektrocutie!
Automatische verlichting
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO" staat en de
regen- / zonnesensor weinig buitenlicht detecteert, dan
worden de kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten
en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder
dat de bestuurder iets hoeft te doen. Ze kunnen ook
gaan branden als er regen wordt waargenomen;
de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of nadat de
ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen- / lichtsensor gaat de verlichting van de auto branden en gaat dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden in combinatie met een geluidssignaal en / of
een melding.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regen- / lichtsensor midden aan de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen- / lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan beslaan en ervoor zorgen dat de regen- / lichtsensor niet
goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden moet
u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
" Follow me home"-verlichting
Automatisch
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, wordt het dimlicht bij weinig omgevingslicht
automatisch ingeschakeld zodra u het contact
uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen / uitschakelen
en de duur van de "follow me home"-verlichting
aanpassen in het menu Rijverlichting / Auto op het
touchscreen.
Handmatig

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 260 next >