Peugeot 206 CC 2003.5 Handleiding (in Dutch)
Page 101 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE101
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tus- sen twee verversingen eventueelolie bijvullen. (Maximum oliever-
bruik: 0,5 liter per 1 000 km).
De controle dient bij koude motor enhorizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van de olie-niveaumeter in het instrumentenpa-neel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A=maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merktekenuitkomen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en deemissieregelsystemenmogen in geen gevaladditieven aan de
motorolie worden toe-gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de con- structeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aanhet koelsysteem ten minste 1 uurnadat de motor gedraaid heeft,omdat de koelventilator nog kan(gaan) werken als de sleutel uit hetcontactslot is verwijderd en hetkoelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming.
08-12-2003
Page 102 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE
102
08-12-2003
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-leren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl,vooral bij stadsverkeer en veelkorte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onder-houdsschema. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Laat het niveau con- troleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolenproducten
Om de werking van belangrijkeorganen als de stuurbekrachti-ging en het remsysteem te opti-maliseren, selecteert en biedtPEUGEOT specifieke productenaan.
Vermijd het schoonmaken van de motor om de elektrische syste-men niet te beschadigen.
Page 103 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE103
LEKKE BAND Deze auto heeft geen reservewiel, in plaats daarvan is in het ge•soleerdeopbergvak
1, dat met een riem aan
de rechterzijde van de bagageruim-te gemonteerd is, een reparatieset(2 spuitbussen) aangebracht voorhet tijdelijk repareren van de band. Gebruik van spuitbusbandenreparatie (Zie ook de instructies op de spuit- bussen).
Verwijder de oorzaak van de lekke band voor zover mogelijk en laatde band eventueel leeglopen.
Draai het wiel tot het ventielevenwijdig met de grond staat.
Schud de spuitbus goed voorgebruik (verwarm de spuitbusenkele minuten met uw handenals het erg koud is).
Bevestig de aansluiting van despuitbus recht op het ventiel.
Trek het ventiel tegen de randvan het ventielgat, houd gelijktij-dig de spuitbus verticaal en spuithem leeg.
Houd de spuitbus 1 minuut stevigop het ventiel gedrukt.
Maak de aansluiting los en maakonmiddellijk een rit van ten min-ste 5 km.
Controleer daarna indien moge-lijk de bandenspanning.
Rijd dan direct rustignaar de
dichtstbijzijnde garage.
De spuitbussen dienenslechts voor tijdelijkereparatie (maximumsnelheid 80 km/h).
Na gebruik van de spuitbussenmoet de band vervangen wor-den. De spuitbussen staan onderdruk, stel ze daarom niet blootaan temperaturen boven 50 ¡C. Bewaar de spuitbussen in het ge•soleerde opbergvak.
08-12-2003
Page 104 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE
104
08-12-2003
WIEL VERWISSELEN
Zet de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, schakel de
eerste versnelling of de achteruitin (stand Pbij een automatische
transmissie) en zet het contact af.
Blokkeer het wiel kruislingstegenover het te verwisselen wielmet wielblok 2.
Gereedschap 1 - Wielsleutel bevestigd tegen het rechter binnenpaneel van debagageruimte.
2 - Wielblok in de hoes van de krik.
3 - Krik (in een hoes, die met tweeriemen aan het rechter zijpaneelin de bagageruimte is beves-tigd).
4 - Gereedschap om sierdoppen teverwijderen (in het rechter zijpa-neel van de bagageruimte). Wiel demonteren
Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
Draai de wielbouten iets los (verwijder bij autoÕs met lichtmetalen velgen eerst de sierdoppen van de wielbouten; zie hiervoor "Lichtmetalen velgen" op devolgende bladzijde).
Plaats de krik 3in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het te
verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over hetgehele oppervlak op de grond steunt.
Krik de auto op met 3.
Draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Page 105 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE105
Wiel monteren
Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel 1 enigszins vast.
Laat de krik 3zakken en verwijder deze dan.
Draai de wielbouten met de sleutel 1vast.
Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Stop het wielblok en de krik terug in de hoes en berg alles weer op in de baga-geruimte.Verwissel een wiel uit vei- ligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð met een aangetrokken handrem.
Ð als de 1 e
versnelling of de ach-
teruit is ingeschakeld (stand Pbij
een automatische transmissie).
Ð als de auto met het wielblok geblokkeerd is.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt(gebruik bokken). Na het verwisselen van het wiel:
Ð Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van hetreservewiel door een PEUGE-
OT-servicepunt controleren.
08-12-2003
Page 106 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE
106
08-12-2003
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromensierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los- gedraaid dienen de sierdoppen metbehulp van de gele sleutel
4te wor-
den verwijderd. Monteren van het reservewiel* Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg, is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Monteren van winterbanden Indien u uw auto voorziet van win- terbanden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij
uw PEUGEOT-dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming. Antidiefstalbouten Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereed-schap
4de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderenalvorens de bout los te draaien metbehulp van een van de twee dop-sleutels (in het dashboardkastje) ende wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauwkeu-rig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwedopsleutel verkrijgen.
Page 107 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE107
08-12-2003
Ð Trek de lip
Aomhoog en verwijder de beschermkap.
Ð Neem de stekker los.
Ð Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de defecte lamp.
Ð Let bij het monteren op de goed stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vastzit.
Ð Sluit de stekker weer aan.
Ð Plaats de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN Dim-/grootlicht H7 55 W Parkeerlicht W 5 W Draai de stekker met de lamphouder B een kwart omwen-
teling en trek deze los.
Vervang de lamp.
Opmerkingen
Ð Raak de lamp uitsluitend met een droge doek aan.
Ð Verwijder eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir als de lamp aan de rechterzijde vervangen moet worden.
Ð Aan de binnenzijde van de koplamp kan enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen branden.
Page 108 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE
108
08-12-2003
Richtingaanwijzers PY 21 W amberkleurig Draai de stekker met de lamphouder C
een kwart omwenteling en trek
deze los.
Vervang de lamp. Zijknipperlichten WY 5 W amberkleurig Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trek het geheellos. Houd de stekker vast en draai het glas een kwart omwenteling.
Vervang de lamp.
Automobiles PEUGEOT beveelt het gebruik vanH7-lampen van de onder-staande merken aan
Ð GE/TUNGSRAM
Ð PHILIPS
Ð OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinig dekoplampen nooit met een droge ofschurende doek en gebruik geenoplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek. De amberkleurige lampen moeten worden vervangen door lampenmet dezelfde kleur en eigenschap-pen
Page 109 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE
108
08-12-2003
Richtingaanwijzers PY 21 W amberkleurig Draai de stekker met de lamphouder C
een kwart omwenteling en trek
deze los.
Vervang de lamp. Zijknipperlichten WY 5 W amberkleurig Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trek het geheellos. Houd de stekker vast en draai het glas een kwart omwenteling.
Vervang de lamp.
Automobiles PEUGEOT beveelt het gebruik vanH7-lampen van de onder-staande merken aan
Ð GE/TUNGSRAM
Ð PHILIPS
Ð OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinig dekoplampen nooit met een droge ofschurende doek en gebruik geenoplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek. De amberkleurige lampen moeten worden vervangen door lampenmet dezelfde kleur en eigenschap-pen
Page 110 of 132
PRAKTISCHE INFORMATIE109
Achterlichten Maak de zijbekleding in de bagage- ruimte los.
Verwijder de vleugelmoer.
Verwijder de lichtunit.Druk op de nok
Aen neem de stek-
ker los.
Verwijder de isolatie.Duw de borglippen Bnaar buiten en
verwijder de lamphouder.
Vervang de defecte lamp(en).Controleer na het vervangen of de lamphouder en de achterlichtunitweer goed op hun plek zitten.
1. Richtingaanwijzer P 21 W.
2. Achteruitrijlicht P 21 W.
3. Rem-/achterlicht P 21/5 W.Mistlampen v——r H1 55 W Druk aan de onderzijde van het luik om het los te maken. Open het luik.Draai het afdekplaatje om het te ver- wijderen. Neem de stekker van de lamp los.Druk op de uiteinden van de beide borglippen om de lamp los temaken.
08-12-2003