PEUGEOT 207 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 255

i
43
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:

 Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ver-
verst wordt.

 Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luch tkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventila tieopening
in de bagageruimte vrij blijven.

 Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt a fgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

 Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

 Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij h et speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde l ucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

 Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systee m in perfecte
staat te houden.

 Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk .
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .

Page 42 of 255

44
VERWARMING/VENTILATIE
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen

Page 43 of 255

i
45
2. Luchtopbrengst
 Draai de knop in één van
de vier standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen. Voorruit, zijruiten en been-
ruimte.
Beenruimte (gesloten ventila-
tieroosters).
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.

 Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten,
aangegeven met "

Page 44 of 255

44
VERWARMING/VENTILATIE
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen

Page 45 of 255

i
45
2. Luchtopbrengst
 Draai de knop in één van
de vier standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen. Voorruit, zijruiten en been-
ruimte.
Beenruimte (gesloten ventila-
tieroosters).
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.

 Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten,
aangegeven met "

Page 46 of 255

i
46
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING

 Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een gering stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automa-
tisch wordt uitgeschakeld, wordt de
achterruitverwarming weer inge-
schakeld als de motor weer wordt
gestart.
Aan
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
Uit
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het
interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
Aan

 Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
Uit

 Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.

Page 47 of 255

i
46
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING

 Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een gering stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automa-
tisch wordt uitgeschakeld, wordt de
achterruitverwarming weer inge-
schakeld als de motor weer wordt
gestart.
Aan
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
Uit
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het
interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
Aan

 Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
Uit

 Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.

Page 48 of 255

i
i
47
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optima-
le niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde
te wijzigen. Het systeem compen-
seert automatisch en zo snel mo-
gelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
De bestuurder en voorpassa-
gier kunnen de temperatuur af-
zonderlijk naar wens instellen.
 Draai de knop 2 of 3 naar links om
de waarde te verkleinen en naar
rechts om de waarde te vergroten.
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desge-
wenst kunt u een andere waarde instel-
len, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer
dan 3 te laten bedragen.
4. Automatisch programma "zicht" In sommige gevallen kan het
automatische programma "com-fort" niet toereikend blijken om
de voorruit en zijruiten snel con-
dens- en ijsvrij te maken (vocht,
veel inzittenden, vorst...).

 Kies dan het automatisch program-
ma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de air-
conditioning en de luchtopbrengst en
zorgt voor een optimale luchttoevoer
naar de voorruit en zijruiten.
Automatische werking

 Druk op de toets "AUTO" .
Het symbool "AUTO" wordt
weergegeven.
2. Temperatuurregeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GES CHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling en
de luchtrecirculatie automatisch en op-
timaal aan de hand van de door u inge-
stelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald com-
fortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
1. Automatisch programma
"comfort" 3. Temperatuurregeling passagierszijde

Page 49 of 255

!
!
i
48

 Druk nogmaals op de toets "zicht" of
op de toets "AUTO" om dit program-
ma af te sluiten. Het verklikkerlampje
in de toets gaat uit en het symbool

"AUTO" wordt weergegeven.

 Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen. 6. Regeling luchtverdeling

 Druk deze toets herhaalde-
lijk in om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
 Druk op de toets "kleine
propeller" om de luchtop-
brengst te verkleinen.
8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Uitschakelen van het systeem

 Druk op de toets "kleine propeller"
tot het symbool van de ventilateur is
verdwenen.
Hierdoor worden alle functies van het
systeem uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er nog
wel een kleine luchtstroom gehand-
haafd.

 Druk nogmaals op de toets "grote
propeller" of "AUTO" om het sys-
teem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.

 Druk deze toets in om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het symbool
van de luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
5. Airconditioning AAN/UIT
Het is niet raadzaam om langdurig
met uitgeschakelde airconditioning
te rijden.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op be-
slaan van de ruiten en verminde-
ring van de luchtkwaliteit).
- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte,
- de voorruit en zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
- de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters,
- de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de been-
ruimte,
- de beenruimte.

 Druk op de toets "grote
propeller" om de luchtop-
brengst te vergroten.
Het symbool van de luchtopbrengst, de
ventilateur, wordt afhankelijk van de in-
gestelde waarde geleidelijk voller. Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af
te sluiten.

 Druk zodra de omstandigheden het
toelaten de toets nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht weer te ac-
tiveren en het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Voor een maximale afkoeling of
opwarming van het interieur kan
de temperatuurregeling op een
waarde lager dan 14 of hoger dan
28 worden ingesteld.

 Draai de knop 2 of 3 naar links
tot "LO" wordt weergegeven of
naar rechts tot "HI" wordt weer-
gegeven.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stel-
len, terwijl de overige functies automa-
tisch worden geregeld.

 Druk op de toets "AUTO" om de au-
tomatische werking van de aircondi-
tioning te hervatten.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

 Druk de toets nogmaals in om de
automatische werking van de air-
conditioning te hervatten. De aan-
duiding "A/C" wordt weergegeven.

Page 50 of 255

!
i
i
49
Voer om veiligheidsredenen han-
delingen met het geurelement uit-
sluitend uit bij stilstaande auto.
Haal geurelementen niet uit el-
kaar.
Probeer de parfumeur of de geu-
relementen niet bij te vullen. Gebruik
uitsluitend originele PEUGEOT-
geurelementen .
Vermijd elk contact met de huid en
met de ogen.
Houd de geurelementen buiten het
bereik van kinderen en huisdieren.
De geursterkte is mede afhankelijk
van de instellingen van de ventila-
tie en de airconditioning.
De parfumeur zorgt voor een aange-
name geur in de auto en kan met een
draaiknop naar wens worden ingesteld.
Het geurelement is in verschillende
geuren leverbaar.
Geurelement plaatsen

 Verwijder de dop van het element.

 Plaats het element in het dash-
board.

 Druk het element in en draai het een
kwart omwenteling. Functies

A. Regelknop.
Met behulp van deze knop kunt u de
ventilatie en de sterkte van de geur in-
stellen. Er zijn drie hoofdstanden moge-
lijk:

0. Ventilatie uit.

1. Ventilatie maximaal/ Geurversprei-
ding uit.

2. Ventilatie maximaal/Maximale geur-
sterkte.
B. Geurelement.
Het geurelement kan zeer eenvoudig
worden vervangen.
U kunt het geurelement op elk moment
verwisselen en buiten de auto bewaren,
dankzij de dop waarmee het element
kan worden afgesloten als het reeds is
gebruikt.
Bij het PEUGEOT-netwerk zijn verschil-
lende geuren leverbaar.
Geurelement verwijderen

 Draai het element een kwart om-
wenteling.

 Verwijder het element uit het dash-
board.

 Sluit het element af met de dop.
Gooi het originele element niet
weg, dit moet worden gebruikt om
het systeem af te sluiten als de geu-
relementen niet worden gebruikt.
Zet de knop voor een langere le-
vensduur van het geurelement in
de stand "0" of "1" zodra de sterk-
te van de geur in het interieur vol-
doende is.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 260 next >